Korte omschrijving van de test Het allergologisch onderzoek
op een geneesmiddel-allergie bestaat uit:
• |
in vivo huidtests (voor een type I en IV allergische reactie) en
(orale) provocatie |
• |
zo nodig aangevuld door in vitro onderzoek: IgE-RAST en ELISA-bepaling
van antilichamen (voor een type I-allergische reactie), lymfocytenprovocatietest
en macrofaag-inhibitietest (voor een type IV-allergische reactie), complementactivatie
en immuuncomplexen (voor een type III-allergie). |
Indicaties
• |
patiënten die mogelijk een allergische reactie hebben doorgemaakt
op het geneesmiddel en die in de toekomst geen of onvoldoende gebruik
kunnen maken van niet-kruisreagerende alternatieven. |
Contraindicaties
• |
een bewezen allergie voor het geneesmiddel |
• |
gelijktijdig gebruikte of onvoldoende tijdig gestopte geneesmiddelen
die kunnen interfereren met de test (zie de afzonderlijke protocollen) |
• |
een relatieve contraindicatie bestaat bij hen die mogelijk als gevolg
van het geneesmiddel een anafylactische reactie of een Stevens-Johnson
syndroom of een blaarvormende huidafwijking hadden. |
• |
preventief testen is niet zinvol. Door de test en door het te geven
geneesmiddel kan de patiënt alsnog allergisch worden. |
Complicaties De complicaties van de afzonderlijke testmethoden
gelden.
Voorzorgen Adequate medische zorg dient
voorhanden te zijn in geval van een
anafylactische
reactie.
NazorgIndien binnen 20 minuten na de
test geen systemische effecten zijn opgetreden kan de patiënt naar huis. De
patiënt dient direkt kontakt met een arts op te nemen indien alsnog klachten
als dyspneu, licht gevoel in het hoofd of ernstige jeuk optreden.
Allergenen
Voor het onderzoek wordt zoveel mogelijk gebruik
gemaakt van gestandaardiseerde allergenen.
In geval van medicatie in tablet-,
capsule- of poedervorm kan zowel voor een percutane als een epicutane test gebruik
worden gemaakt van het poeder. Voor een intracutane test dient de stof zo mogelijk
in een verdunningsreeks met water getest te worden; meerdere stoffen lossen
echter slecht in water op.
In geval van medicatie in gel- of suspensievorm:
zowel voor percutane als intracutane test onverdund product te gebruikten. Intracutane
testen indien mogelijk in verdunningsreeks.
In geval van intraveneuze of
intramusculaire medicatie: priktest met onverdunde medicatie.
Indien geen
verdenking bestaat op een IgE gemedieerde allergie: intracutaan testen met 1:1000,
1:100 en 1:10 van de laagste concentratie zoals deze aan patiënt wordt toegediend,
elke keer met 20 min. pauze er tussen.
Indien wel een verdenking op een IgE
gemedieerde allergie bestaat: intracutaan testen met 1:100000, 1:10000, 1:1000,
1:100, 1:10 van de laagste concentratie zoals deze aan patiënt wordt toegediend
met 20 min. pauze er tussen.
In geval van cytostatica geeft een huidtest
een grote kans op huidnecrose.
Een alternatief voor een huidtest kan gebruik
worden gemaakt - zonder huidtesten vooraf - van een proefdoseerschema opgesteld
met een verdunningsreeks, in overleg met de apotheek, en dit wordt onder bewaking
van pols en tensie met adrenaline, Tavegyl en dexamethason bij de hand aan patiënt
toegediend.
Aan de hand van het klinisch beloop wordt een beslissing genomen
over het wel of niet toedienen van het cytostaticum in therapeutische doseringen.
Procedure
Het onderzoek naar een geneesmiddel-allergie bestaat
uit 3 achtereenvolgende stappen:1.
Plakproefonderzoek aflezen
na 20 min., 48 en 72 uur.
• |
per patch 30 μl. |
• |
plakproeven binnen 6 weken na een rash zijn vaak fout-negatief. |
• |
hoger risico op systemische reaktie naarmate huidafwijking korter
geleden was |
• |
bij fixed drug eruptions dient getest te worden op de voormalige
plaats van de lesie |
Indien negatief:
2.
Intradermaal
onderzoek, eerst percutaan, indien negatief dan intracutaan, aflezen na
20 min., 48 en 72 uur:
De gebruikelijke voorzorgen voor een intradermaal
onderzoek gelden.
Indien negatief:
3.
Orale provocatie met geleidelijk
opklimmende doses en onder nauwkeurige bewaking van de verdachte stof.
(Ook
deze test is niet 100% bewijzend voor een allergie!)
Fout-positieve
en fout-negatieve resultaten De orale provocatie geldt als gouden
standaard, de huidtesten kunnen fout-negatieve en fout-positieve reakties geven.
Een fout-negatieve reactie zal optreden wanneer de allergische reactie gericht
is op een metaboliet in plaats van op het geneesmiddel zelf.
Fout-positieve
reacties kunnen ontstaan door
histamine-vrijmakende
geneesmiddelen.
Adviezen in geval van een geneesmiddel-allergie:
Op geleide van het onderzoek wordt een geneesmiddelpaspoort uitgereikt.
Auteur(s):dr. M.M.H. Meinardi. Dermatoloog,
Maurits kliniek, Den Haag.