Keratosis actinica (keratosis solaris)

 

Moet beschouwd worden als een plaveiselcelcarcinoom in situ. Soms vormt dit de basis van een cornu cutaneum. Oppervlakkig in de cutis bestaat vaak, gescheiden door een smal laagje normaal subepidermaal bindweefsel, de typische seniele (actinische) degeneratie, ook wel dyselastose genoemd (wat grijs-blauwig gekleurd, verbrokkeld collageen), soms met haardsgewijs een aanzienlijk chronisch ontstekingsinfiltraat dat v.n. bestaat uit lymfocyten die soms met plasmacellen vermengd zijn.

De epidermis toont forse hyperkeratose, orthokeratose afgewisseld met kolommen parakeratose, soms enige papillomatose of atrofie; in andere gevallen onregelmatige acanthose. Deze veranderingen kunnen naast elkaar voorkomen in één coupe. Afhankelijk van het overheersende beeld spreekt men van de volgende vormen:

 

a. De hypertrophische vorm: aanzienlijke acanthose met onregelmatige, niet-infiltratieve uitgroei in de cutis. Het stratum Malpighii toont anaplastische veranderingen: onregelmatige opbouw (verlies aan polariteit), atypische (polymorfie, pleomorfie) kernvormen (grote irregulaire nuclei), en hyperchromasie. Mid-epidermaal worden dyskeratotische cellen gezien (premature keratinisatie): homogeen eosinofiel cytoplasma met of zonder kern. De nuclei van de basale laag lijken sterk opeengepakt. Deze laag van atypische cellen kan gescheiden zijn van het erboven gelegen normale, orthokeratotische epitheel door een spleet, waarin zich acantholytische cellen bevinden. Het epitheel rond het intra-epidermale deel van de zweetklier afvoergang en van de haarfollikel wordt normaliter geleverd door celdelingen in de dieper gelegen cellen van deze huidadnexen. Door hun diepere ligging ondergaan ze niet de actinische beschadiging en groeien zij uit (veroveren terrein) over de 'inferieure' actinisch wel beschadigde oppervlakkiger elementen. De splijting is de grens tussen deze verschillende populaties. Soms groeit de anaplastische basale laag horizontaal uit en volgt zij de epidermale adnexen.

 

b. De Bowenoide vorm toont de afwijkingen van M. Bowen, doch bij deze vorm is de basale laag anaplastisch in tegenstelling tot hetgeen men bij M. Bowen ziet.

 

c. De atrophische vorm toont een versmalde, vlakke epidermis (meestal nauwelijks hyperkeratose) met in de basale laag de atypie zoals bij de hypertrofische vorm voorkomt.

 

d. De lichenoïde vorm (lichenoid keratosis) wordt gekenmerkt door een bandvormig (lichenoid) subepidermaal infiltraat. Voorts ziet men atypie, irregulaire acanthose en hyperkeratose, liquefacte degeneratie van de basale cel laag, en meerdere Civatte bodies (keratinocyten met eosinofiel homogeen cytoplasma). Moeilijk te onderscheiden van benigne lichenoide keratose en lichen planus.


nieuwe zoekactie

 

 

Trefwoorden: