ACNE MEDICAMENTOSA (ACNE DOOR GENEESMIDDELEN) home ICD10: L70.8

Acne medicamentosa is een acneïforme eruptie, veroorzaakt door geneesmiddelen. Sommige vormen lijken globaal op acne, andere zijn er niet van te onderscheiden. Net als bij gewone acne ligt het aangrijpingspunt in het infundibulaire epitheel van de talgklierfollikel. De pathogenese kan hetzelfde zijn, zoals bij hormonaal geinduceerde acne (steroïd acne, bodybuilders acne), of het gevolg zijn van cytotoxiciteit van het geneesmiddel, dat in talg wordt uitgescheiden en het folliculaire epitheel beschadigt met een ruptuur als gevolg. Hierdoor komt de inhoud van de follikel in de dermis terecht, waarna een inflammatoire reactie ontstaat.
Een acneïforme uitslag bestaat meestal uit monomorfe papels en pustels in hetzelfde ontwikkelingsstadium, die vrij plotseling binnen enkele dagen of weken ontstaan na introductie van de oorzakelijke medicatie. Meestal in het gelaat, de romp, armen, billen. De uitslag kan op alle leeftijden voorkomen. Soms treden koorts en malaise op. Comedonen zijn primair afwezig maar secundaire comedonen kunnen ontstaan door inkapseling van het primaire abces. De uitslag trekt vrij snel weg na het stoppen van de oorzakelijke medicatie.

Diverse geneesmiddelen kunnen een acne medicamentosa induceren:
- Corticosteroïden, corticotrophine (ACTH) (steroïd acne), anabole steroïden, testosteron.
- Hormonen: androgenen (bij vrouwen), OAC met veel ethinylestradiol (50 mcg) en levonorgestrol (250 mcg) zoals Stederil-D, Neogynon, Depo-provera. Deze OAC's zin inmiddels in Nederland teruggetrokken van de markt i.v.m. het tromboserisico. Alternatief: sub-50 pillen zoals Microgynon-30, Stediril-30). Ook anticonceptiva zoals Implanon, Nuva ring, en de Mirena spiraal kunnen een acne medicamentosa of acne tarda veroorzaken.
- Halogenen: bromide, chloride, jodide, halothane. Zie ook iododerma en bromoderma.
- Epidermale groeifactor receptor remmers (EGFR-inhibitoren), zoals gefitinib, erlotinib.
- Anti-epileptica: hydantoïne derivaten, phenobarbital, trimethadione.
- Tuberculostatica: isoniazide, rifampicine, ethionamide, ethambutol.
- Diversen: amineptine, ciclosporine, cyanocobalamine, dantrolene, goud- en lithiumzouten, maprotiline, psoralenen, quinine, quinidine, vitamine B1, B6 en B12,carbamazepine, cefalexine, cefradine, cefazoline, chloramphenicol, cotrimoxazol, dactinomycine, diltiazem, furosemide, naproxen, norfloxacine, piperazine, pyrimethamine, streptomycine, en tetracycline.


Acneïforme dermatosen door EGRF remmers
Bij circa 80% van patiënten die epidermale groeifactor receptor remmers (EGFR-inhibitoren) gebruiken ontstaat een acneïforme eruptie, bij circa 10% neemt het een ernstige vorm (graad III) aan. EGFR remmers bestaan in de vorm van parenteraal toegediende monoklonale antistoffen (cetuximab, panitumumab, zalutumumab), en als orale tyrosinekinase-inhibitoren specifiek voor EGFR (gefitinib, erlotinib) of niet-specifiek voor EGFR (lapatinib, vandetanib). De EGFR-inhibitoren veroorzaken karakteristieke huidafwijkingen. Binnen 2 weken na het starten treedt een acneïforme eruptie op, bestaande uit folliculaire papels en steriele pustels zonder voorafgaande comedonen / meeëters, in de huidgebieden die rijk zijn aan talgklieren, met name het gelaat (neus, wangen, voorhoofd), de nek, de scalp, de schouders, de borst en de bovenrug. Jeuk en branderigheid komen voor. De uitslag bereikt een maximum na drie weken en dooft dan geleidelijk uit, met soms mildere recidieven bij elk volgend infuus. Zonblootstelling is een uitlokkende factor. Andere huidafwijkingen kunnen zijn xerosis, eczeem, kloven, nagelwal ontsteking (unguis incarnatus met granuloma pyogenicum-achtige hypergranulatie), lange gekrulde wimpers, stugge wenkbrauwen, haarverlies op de scalp, traag groeien van de baard, hyperpigmentatie, droge slijmvliezen, aften, conjunctivitis, en vervellingen aan de handpalmen en voetzolen (hand - foot syndrome, palmoplantar erythrodysesthesia syndrome).

Acneiforme eruptie door EGFR remmer Acneiforme eruptie door EGFR remmer
aneïforme eruptie EGFR-inh aneïforme eruptie EGFR-inh

Acneiforme eruptie door EGFR remmer Acneiforme eruptie door EGFR remmer
aneïforme eruptie EGFR-inh aneïforme eruptie EGFR-inh


Acneïforme eruptie door mTOR-inhibitoren
mTOR (mammalian target of rapamycin) inhibitoren zoals rapamycine (sirolimus), temsirolimus, everolimus, deforolimus worden gebruikt in de transplantatiegeneeskunde. Bij niertransplantatiepatiënten die behandeld worden met sirolimus treedt een acneïforme eruptie op bij bijna de helft van de patiënten. De huiduitslag lijkt op EGFR inhibitor acne, inclusief aantasting van de scalp, nagelwalontsteking en hypertrichosis. Andere symptomen kunnen zijn afteuze stomatitis (60%), epistaxis (60%), chronisch oedeem van de onderste ledematen (53%), ridging van de nagels (33%), onycholyse (31%), chronische gingivitis (20%), angio-oedeem (15%) en hidradenitis suppurativa (12%).

Medicamenteuze acneïforme erupties

Therapie:
Stoppen van de veroorzakende medicatie. Bij oncologische of transplantatie patiënten is dit niet mogelijk en rest symptoombestrijding. Algemene maatregelen zijn zonprotectie en het voorkomen van uitdroging van de huid (hydraterende crèmes, badolie, overvette zeep). Milde gevallen van acneïforme uitslag kunnen behandeld worden met metronidazolcrème of -gel of topische anti-acnebehandelingen zoals erytromycine of clindamycine lotion. Keratolytica zoals benzoylperoxide, retinoïden, adapaleen, tazaroteen, en tacrolimus en pimecrolimus zijn niet werkzaam en te irriterend. Lokale steroïden kunnen een acne of rosacea uitlokken. Jeuk kan worden bestreden met mentholcrème en een antihistaminicum. Vanaf matig ernstige reacties (graad II) bestaat de behandeling uit orale tetracyclines gedurende 3 maanden. Voor ernstige reacties (graad III) kan de dagdosis tijdelijk verdubbeld worden.

R/ Sunscreens.
R/ metronidazolcrème of -gel.
R/ erytromycine of clindamycine lotion.
R/ minocycline 1 dd 100 mg, doxycycline 1 dd 100 mg, tetracycline 4 dd 250-500 mg.
R/ Bij superinfectie fusidine crème of oraal cefuroximaxetil of flucloxacilline.


Referenties
1. Segaert S. Medicamenteuze acneïforme erupties. Ned Tijdschr Dermatol Venereol 2010;20:154-158. PDF
2. Santiago F, Goncalo M, Reis JD, Figueiredo A. Adverse cutaneous reactions to epidermal growth factor receptor inhibitors: a study of 14 patients. An Bras Dermatol [online] 2011(86);3:483-490. PDF


Auteur(s):
dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam UMC.

31-05-2023 (JRM) - www.huidziekten.nl W3C-html-4.01-valid



Diagnosecodes:
ICD10 L70.8 Overige gespecificeerde vormen van acne: acne medicamentosa
ICD10 L70.8 Other acne, specified: drug-induced acne
SNOMED 238995004 Acneiform drug eruption
DBC 1 Acneïforme dermatosen