ECTHYMA CONTAGIOSUM (ORF) | ICD10: B08.0 |
Orf (ecthyma contagiosum) | Orf (ecthyma contagiosum) |
Orf (ecthyma contagiosum) | ecthyma (streptokokken) |
Ecthyma bij schaap en geit vanuit het perspectief van de dierenarts: |
---|
(Auteurs: D.P. Dercksen en P. Vellema, Specialisten kleine herkauwers
gezondheid, Gezondheidsdienst voor Dieren, Postbus 9, 7400 AA Deventer) Ecthyma is een besmettelijke aandoening van huid en slijmvliezen van schaap en geit en komt wereldwijd voor op plaatsen waar schapen en geiten worden gehouden. De aandoening wordt veroorzaakt door een virus dat behoort tot het genus Parapoxvirus. Hoewel in principe dieren van elke leeftijd kunnen worden aangetast, doen de grootste problemen zich voor bij lammeren. De meeste klinische infecties worden gezien in de lammerperiode, die bij schapen en geiten over het algemeen tussen december en april plaatsvindt. Ecthyma als klinisch beeld kan eveneens voorkomen bij mensen en bij een aantal andere diersoorten (o.a. herten), waarbij niet volledig duidelijk is of het hier om hetzelfde virus of om verwante virussen gaat. Enkele andere namen die voor deze afwijking wel gebruikt worden zijn zere bekjes, bekschurft, orf, ecthyma contagiosum, infectieuze pustuleuze dermatitis, 'scabby mouth' en 'Lippen- und Fussgrind'. Het ecthymavirus is zeer resistent. Bij lage temperatuur blijven droge korsten jarenlang infectieus. Bij hogere temperatuur en luchtvochtigheid gaat de besmettelijkheid snel verloren. Dieren besmetten elkaar door direct contact of indirect door contact met virusbevattend materiaal. Meestal verspreidt de infectie zich snel door het koppel. Een uitbraak duurt in de regel 6 tot 8 weken. Herinfectie van een koppel kan plaatsvinden na contact met virusbevattend korstmateriaal. Waarschijnlijk spelen bij een nieuwe uitbraak virusdragers een belangrijkere rol dan het achtergebleven virusbevattend korstmateriaal. Er is een vaccin beschikbaar tegen orf, maar dit biedt geen volledige bescherming en de dieren zouden dan elke 6-8 maanden moeten worden ingeënt. Klinische verschijnselen bij dieren Het ecthymavirus vermenigvuldigt zich in de actief delende cellen van huid en slijmvlies wanneer, na het optreden van een beschadiging, wondherstel optreedt. Na infectie ontstaan insluitlichaampjes in de geïnfecteerde cellen. Wanneer virusbevattend materiaal in huidscarificaties (krasjes in de huid) wordt gesmeerd, ontstaat na enkele dagen een rode zwelling. Na 5 à 6 dagen vormen zich blaasjes en pustels die openbarsten. Het door de ontstane zweertjes geproduceerde wondvocht droogt in tot korsten. Deze korsten zitten vrij vast aan de onderlaag en wanneer ze worden verwijderd blijft een verheven, rood, vochtig woekerend oppervlak achter dat gemakkelijk bloedt. Het geheel doet wratachtig aan. Bijkomende bacteriële infecties kunnen het beeld verergeren. Bij een infectie van het mondslijmvlies worden geen korsten gevormd, maar verhevenheden die omgeven zijn door een bloedrijke zone. Later kan op deze plaatsen weefselversterf optreden. Bij een niet-gecompliceerde aantasting van de huid treedt binnen 4 weken restloze genezing op. Na een bijkomende bacteriële infectie duurt het herstel veel langer. Na het doormaken van een infectie wordt een gemakkelijk te doorbreken weerstand opgebouwd. Sommige dieren worden virusdrager. De ecthymalaesies komen bij schapen meestal voor op de onbewolde huid. De huid rondom de mondopening, maar ook het slijmvlies van lippen en tandvlees is vaak aangedaan. In principe kunnen de laesies overal ontstaan waar wondjes kunnen voorkomen. Soms wordt gesproken van verschillende vormen van ecthyma: de lippenvorm (labiale vorm), de geslachtsvorm (genitale vorm) en de klauw- of voetvorm (pedale vorm). De laatste jaren worden nogal eens gevallen van ecthyma gezien waarbij uitwendig geen of bijna geen verschijnselen worden waargenomen. In de mondholte, maar tevens in de slokdarm en op het pensslijmvlies kunnen dan laesies worden aangetroffen. De dieren kunnen soms enkele dagen tot meer dan een week bijna geen voedsel opnemen. Bij oudere dieren levert dat in de regel geen echt grote problemen op, maar bij lammeren wordt bij die vorm nogal eens sterfte gezien. Dieren met deze vorm van ecthyma hebben soms een dikke kop, veroorzaakt door de stuwing die het gevolg is van de ontsteking in het keelgebied. Bij het openen van de bek kunnen in zulke gevallen zweertjes, bloed, slijm en voedselresten worden gezien. Door het ontstaan van ecthyma aan uier en tepel wordt de kans op het optreden van mastitis bij zogende ooien of geiten vergroot. Over het algemeen zijn de klinische verschijnselen zo duidelijk dat er geen verder onderzoek nodig is om de diagnose te stellen. In geval van twijfel kan door middel van elektronenmicroscopisch onderzoek parapoxvirus worden aangetoond. Vroeger werd in geval van twijfel nog wel eens een huidscarificatie gemaakt bij een lam zonder verschijnselen. Wanneer na insmeren met korstmateriaal van een schaap verdacht van ecthyma na een aantal dagen een typische ecthyma laesie ontstond, was daarmee de diagnose gesteld. Vergelijkbare ziektebeelden bij dieren Bij de inwendige vorm van ecthyma wordt soms in een vroeg stadium gedacht aan mond- en klauwzeer. Wanneer alleen afwijkingen in de tussenklauwspleet aanwezig zijn, wordt soms ten onrechte de diagnose rotkreupel (een infectie waarbij Dichelobacter nodosus en Fusobacterium necroforum een rol spelen) gesteld. De met woekeringen gepaard gaande aandoeningen aan de ondervoet worden wel eens omschreven als 'strawberry footrot'. Uit dergelijke afwijkingen wordt behalve het ecthymavirus meestal ook de bacterie Dermatophilus congolensis geïsoleerd. Andere afwijkingen die op ecthyma lijken zijn ulceratieve dermatosis (ook een virusinfectie), schapenpokken en een door Staphylococcus aureus veroorzaakte huidontsteking ('facial dermatitis'). |
1. | Schimmer B, Sprenger HG, Wismans PJ, van genderen PJJ. Drie patiënten met orf (ecthyma contagiosum). Ned Tijdschr Geneeskd 2004;148(16):788-791. |
2. | Peterkin GAG. The occurrence in humans of contagious pustular dermatitis of sheep (‘orf’). Br J Dermatol 1937;49:492-497. |
3. | Groves RW, Wilson-Jones E, MacDonald DM. Human orf and milkers’ nodule: a clinicopathologic study. J Am Acad Dermatol 1991;25:706-711. |
4. | Torfason EG, Gunadottir S. Polymerase chain reaction for laboratory diagnosis of orf virus infections. J Clin Virol 2002;24:79-84. |
5. | Gourreau JM, Mornet M, Gressin R, Fraisse JC, Gourvil J, Lesouple C. Orf: recontamination 8 months after the original infection. Review of the literature apropos of a case. Ann Dermatol Venereol 1986;113:1065-1076. |
6. | Ghislain PD, Dinet Y, Delescluse J. Orf in urban surroundings and religious practices: a study over a 3-year period. Ann Dermatol Venereol 2001;128:889-892. |
7. | Ferrando MF, Leaute-Labreze C, Fleury H, Taieb A. Orf and erythema multiforme in a child. Pediatr Dermatol 1997;14:154-155. |
8. | Geerinck K, Lukito G, Snoeck R, Vos R de, Clercq E de, Vanrenterghem Y, et al. A case of human orf in an immunocompromised patient treated successfully with cidofovir cream. J Med Virol 2001;64:543-539. |
9. | Erbagci Z, Erbagci I, Almila Tuncel A. Rapid improvement of human orf (ecthyma contagiosum) with topical imiquimod cream: report of four complicated cases. J Dermatolog Treat. 2005;16(5-6):353-356. |
10. | Rørdam OM, Grimstad Ø, Spigset O, Ryggen K. Giant orf with prolonged recovery in a patient with psoriatic arthritis treated with etanercept. Acta Derm Venereol 2013;934):487-488. |
04-08-2024 (JRM) - www.huidziekten.nl |
ICD10 | B08.0 | Overige orthopoxvirusinfecties: orf (ecthyma contagiosum) |
ICD10 | B08.0 | Other orthopoxvirus infections: orf (ecthyma contagiosum) |
ICD11 | 1E75 | Orf |
SNOMED | 74050005 | Orf virus disease |
DBC | 4 | Dermatosen door micro-organismen |