HEPATITIS B home ICD10: B16.9

Hepatitis B is een infectie van de lever, veroorzaakt door het hepatitis B-virus. In Nederland wordt dit virus vooral overgedragen door seksueel contact. Het dringt via de slijmvliezen van de geslachtsorganen het lichaam binnen en verspreidt zich dan via de bloedbaan naar de lever. Daar nestelt het virus zich in de levercellen en veroorzaakt een ontsteking. De omvang van de klachten is wisselend. Soms zijn er helemaal geen klachten, maar op de lange termijn kan er blijvende schade aan de lever optreden. De hepatitis en leverschade wordt niet veroorzaakt door het virus zelf, maar door de afweerreactie op het virus. Vaak is het lichaam het virus binnen een half jaar de baas en de infectie is dan voorbij. Dit kan met behulp van bloedonderzoek worden aangetoond. Het virus is dan verdwenen uit het bloed en het lichaam heeft antistoffen aangemaakt. Iemand is dan niet meer besmettelijk en bovendien beschermd tegen een eventuele nieuwe besmetting met het hepatitis B-virus. Soms kan het lichaam het virus niet aan. Er ontstaat dan een chronische hepatitis B-infectie. Iemand met een chronische infectie (ook wel ‘drager’ genoemd) is nog wel besmettelijk voor anderen. De kans dat iemand ‘drager’ wordt, is groter als de infectie op jonge leeftijd wordt opgelopen. Hoe langer je als drager geïnfecteerd bent met het virus, hoe groter ook de kans dat er blijvende schade optreedt in de lever. Er kan ten slotte zelfs leverkanker ontstaan.

Hepatitis B is erg besmettelijk. Het virus bevindt zich in het bloed, maar ook in andere lichaamsvloeistoffen, zoals sperma, speeksel en vaginaal vocht.

Een hepatitis B-infectie kan worden overgedragen door sexueel contact of door bloed-bloed contact

Seksueel contact
Het gaat dan vooral om onbeschermd seksueel contact met penetratie (penis in vagina en penis in anus). Overdracht vindt plaats door contact van sperma en vaginaal vocht met slijmvliezen van de partner. Beschadigingen van het slijmvlies die vaak met het blote oog niet te zien zijn, vergroten de kans op infectie. Daarom geeft anaal seksueel contact het grootste risico om hepatitis op te lopen. Slijmvliezen rond en in de anus kunnen namelijk gemakkelijker beschadigd raken.
Slijmvliesbeschadigingen kunnen ook het gevolg zijn van andere soa’s. Zo verhoogt het hebben van een soa het risico op het oplopen van hepatitis B. Het risico op hepatitis B tijdens seksueel contact is groter tijdens de menstruatie. Bij onbeschermde orale seks (pijpen en beffen) is er maar een klein risico op hepatitis B-overdracht. Hoewel het hepatitis B-virus ook in speeksel voorkomt, raakt iemand niet door tongzoenen besmet.

Bloed-bloedcontact
Besmetting kan via besmet bloed plaatsvinden. Bijvoorbeeld door het gezamenlijk gebruiken van naalden en andere attributen zoals rietjes voor drugsgebruik, het gebruik van besmette instrumenten of toediening van besmette bloedproducten in ziekenhuizen en het zich per ongeluk prikken aan een besmette naald door medisch personeel. Infectie komt ook voor via niet hygiënische accupunctuur, tatoeage en piercing of door het gemeenschappelijk gebruik van scheermesjes en tandenborstels. Tijdens de geboorte
Als de moeder het hepatitis B-virus in het bloed heeft, is de kans groot dat zij het virus tijdens de zwangerschap of bij de bevalling doorgeeft aan haar kind.

Overige vormen van overdracht
Overdracht van het hepatitis B-virus komt ook voor tussen gezinsleden in een gezamenlijk huishouden of onder personen in een instelling. Deze vorm van overdracht is mogelijk door gemeenschappelijk gebruik van scheermesjes en tandenborstels en wellicht ook door ongemerkt bloed-bloedcontact. Ook kan iemand de infectie oplopen als hij gebeten wordt door iemand met hepatitis B.

Klinisch beeld:
Meestal verloopt een infectie met hepatitis B zonder symptomen en dus onopgemerkt. Een minderheid van de geïnfecteerden krijgt wél klachten. Veel voorkomende klachten zijn vermoeidheid, verhoging, spier- en gewrichtspijn, lusteloosheid, misselijkheid, pijn in de bovenbuik. Ook huidafwijkingen en gewrichtsontstekingen komen voor. Deze klachten worden in een aantal gevallen gevolgd door een periode van geelzucht: het geel zien van het oogwit en de huid, in combinatie met donkere urine (als oude thee), en soms ook ontkleurde ontlasting (stopverfkleurig). Klachten ontstaan gemiddeld twee tot drie maanden na het moment van de infectie. De klachten duren van enkele weken tot maximaal zes maanden. Ook als alle andere klachten al zijn verdwenen kan iemand nog maandenlang moe blijven. Bij chronische actieve hepatitis B veroorzaakt het hepatitis B-virus een langdurige (chronische) ontsteking in de lever. Deze chronische infectie kan op den duur ernstige gevolgen hebben, omdat er littekenweefsel in de lever ontstaat (levercirrose). Bij levercirrose functioneert de lever minder goed, waardoor er uiteenlopende klachten kunnen ontstaan. Ook is er een verhoogd risico op leverkanker.

Diagnostiek:
De belangrijkste bloedtesten zijn HBsAg, HBeAg, anti-HBc, anti-HBs, anti-HBe, HBV-DNA:

Test: Uitleg:
HBsAg Test op hepatitis B surface antigeen. Het is een deel van het oppervlak van het virus. Als dit aanwezig is (HBsAg positief), betekent dit dat iemand besmet is met het hepatitis B-virus. Het virus kan dan ook op anderen worden overgedragen.
HBeAg Test op hepatitis B e antigeen: een deel van de kern (core) van het virus. Dit is aanwezig bij een acute hepatitis B en in de meeste gevallen van een chronische actieve hepatitis.
anti-HBc Test op antistoffen tegen het hepatitis core antigeen. Iedereen die ooit in contact is geweest met het hepatitis B-virus heeft deze antistoffen in het bloed, ook als hij/zij allang genezen is.
anti-HBs Test op de antistoffen tegen hepatitis B surface antigeen (HBsAg). Het aanwezig zijn van anti-HBs samen met het anti-HBc in combinatie met het afwezig zijn van het HBsAg duidt op een genezen hepatitis B infectie. Na een vaccinatie is alleen het anti-HBs aantoonbaar.
anti-HBe Test op de antistoffen tegen het hepatitis B e antigeen. Het anti-HBe is aanwezig bij een inactieve chronische infectie, maar kan ook aanwezig zijn bij een actieve mutantvirus infectie.
HBV-DNA Test op het erfelijke materiaal van het hepatitis B virus (DNA). Het erfelijke materiaal is aantoonbaar in het bloed als het virus zich vermenigvuldigt. Er is sprake is van een actieve (chronische) infectie.
Kwantitatieve HBsAg Het kwantitatief meten van de HBsAg waarde in serum heeft een toegevoegde waarde bij het monitoren tijdens therapie en kan behulpzaam zijn bij het identificeren van de activiteit van de infectie bij een chronische hepatitis B.


Therapie:
Bij acute hepatitis B worden geen geneesmiddelen gegeven. De ziekte gaat meestal binnen een half jaar vanzelf weer over. Het advies is om zoveel mogelijk rust te nemen. Het gebruik van alcohol en voedingsmiddelen die slecht worden verdragen (zoals vet en koffie) wordt afgeraden. Bij de chronische hepatitis B worden wel medicijnen voorgeschreven. Bij 40 procent van de geïnfecteerden wordt het virus hierdoor geremd. In 10 procent van de gevallen verdwijnt het virus uit het bloed.
R/ tenofovirdisoproxil 1 dd 245 mg.
R/ tenofoviralafenamide 1 dd 25 mg.
R/ entecavir 1 dd 0.5-1 mg.

In Nederland worden groepen met een verhoogd risico op hepatitis B gratis gevaccineerd. Dit zijn bijvoorbeeld prostituees, druggebruikers en mannen die seks hebben met mannen. Het vaccin dat hiervoor wordt gebruikt is veilig en effectief.
De vaccinatie bestaat uit drie injecties waarbij de tweede een maand na de eerste vaccinatie wordt gegeven en de derde vijf maanden na de tweede vaccinatie. Iemand die is gevaccineerd, is langdurig beschermd tegen hepatitis B. Ook is het mogelijk om antistoffen tegen hepatitis B toe te dienen als iemand met het virus in aanraking is geweest, zoals bij een prikaccident of na onbeschermd seksueel contact met iemand die met hepatitis B is geïnfecteerd. Dat is alleen zinvol kort na de mogelijke infectie, liefst binnen 24 uur (tot maximaal zeven dagen). Baby’s van moeders met hepatitis B krijgen meteen na de geboorte antistoffen toegediend. Vervolgens krijgen ze tegelijk met de DKTP- prik een volledige inenting tegen hepatitis B. Als bekend is dat de vader drager is van het virus en de moeder niet, wordt eveneens een volledige vaccinatie van de baby aangeraden. Het toedienen van antistoffen na de geboorte is dan niet nodig.

Screening op hepatitis B voor het starten van immunosuppressiva
Bij sommige immunosuppressiva en chemotherapie kan een actieve (acute) hepatitis B infectie heftiger verlopen door toename van het aantal virusdeeltjes en de immuunrespons die daar op volgt. Ook kan, bij een drager van het hepatitis B virus reactivatie optreden. Dit gebeurt niet bij alle immunosuppressiva. Bij sommige immunosuppressiva zoals methotrexaat gebeurt het nooit of zelden en bij andere vaak. Prednison kan ook toename van het aantal virusdeeltjes veroorzaken, maar toch zien we in de praktijk, in de Nederlandse setting, zelden of nooit een HBV-hepatitis door prednison. In andere landen waar hepatitis B zeer veel voorkomt kan dat anders zijn. Het is moeilijk om precies aan te geven bij welke medicatie gescreend moet worden en wat dan precies bepaald moet worden. Internationale en nationale richtlijnen en experts spreken elkaar tegen.

Voor het screenen is het meestal voldoende om HBsAg en anti-HBc te bepalen, en ALAT. Als HBsAg of anti-HBc positief zijn, vul dan het lab aan met anti-HBs, ASAT, AF, en gamma-GT en overleg met de hepatoloog. Als HBsAg positief is, dan is het virus aanwezig. Meestal adviseert de hepatoloog dan om te behandelen met tenofovir of entecavir en pas na 2 weken te starten met de immunosuppressiva. Als HBsAg negatief is en anti-HBc positief, dan is er een infectie doorgemaakt. Het virus bevindt zich dan nog steeds in de levercellen en bij sommige geneesmiddelen kan reactivatie optreden. Dan wordt HBsAg weer positief. Als een middel wordt voorgeschreven dat vaak reactivatie veroorzaakt, bepaal dan elke 3-6 maanden HBsAg en ALAT en ASAT. Het bepalen van HBV-DNA is niet zo zinvol. Het virus blijft aanwezig in de lever dus HBV-DNA is aantoonbaar, maar belangrijker is of er leverschade ontstaat en dat wordt bepaald met de leverenzymen. ASAT en AF en gamma-GT worden vooral bepaald om andere oorzaken van leverschade uit te sluiten zoals toxiciteit of (intrahepatische) cholestase. Bepaal HBV-DNA, HBeAg en anti-HBe alleen als de hepatoloog dit adviseert. Anti-HBs is positief als iemand een infectie heeft gehad of is gevaccineerd. Als alleen anti-HBs positief is, dan is er gevaccineerd.



HEPATITIS A home ICD10: B15.9

Deze vorm van hepatitis wordt veroorzaakt door het hepatitis A-virus. Dit virus komt via de mond en het maagdarmkanaal in de lever terecht en veroorzaakt daar een ontsteking. De klachten van een hepatitis A-infectie zijn dezelfde als bij hepatitis B. Bij kinderen verloopt de infectie meestal onopgemerkt. Hepatitis A geneest spontaan binnen enkele weken, meestal zonder problemen. Hepatitis A leidt niet tot levercirrose of leverkanker. Hepatitis A is in sommige gevallen seksueel overdraagbaar.



HEPATITIS C home ICD10: B17.1

Hepatitis C is de benaming voor een leverontsteking door infectie met het hepatitis C-virus. Overdracht gebeurt voornamelijk via contact met besmet bloed, bijvoorbeeld bij drugsgebruikers, die elkaars attributen gebruiken, zoals rietjes of spuiten. De laatste jaren wordt bij een bepaalde groep geïnfecteerden seksuele overdracht van hepatitis C steeds vaker gezien, namelijk bij hiv-positieve homomannen. Het is nog niet helemaal duidelijk hoe het virus tijdens het seksuele contact precies wordt overgedragen. Dat moet nog verder worden onderzocht. Een infectie met Hepatitis C verloopt meestal onopgemerkt. Soms geeft het klachten van vermoeidheid en geelzucht. Zonder behandeling wordt de infectie bij het grootste deel van de geïnfecteerden chronisch. Dit kan uiteindelijk leiden tot complicaties, zoals levercirrose en leverkanker (zoals bij hepatitis B).


patientenfolder

Referenties
1. SOA AIDS Nederland


Auteur(s):
dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam UMC.

14-12-2023 (JRM) - www.huidziekten.nl W3C-html-4.01-valid



Diagnosecodes:
ICD10 B16.9 Acute hepatitis B zonder Delta-agens en zonder coma hepaticum
ICD10 B16.9 Acute hepatitis B without delta-agent and without hepatic coma
SNOMED 76795007 Acute type B viral hepatitis
DBC 28 spacer Geen dermatologische diagnose

ICD10 B15.9 Hepatitis A zonder coma hepaticum
ICD10 B15.9 Hepatitis A without hepatic coma
SNOMED 25102003 Acute type A viral hepatitis
DBC 28 spacer Geen dermatologische diagnose

ICD10 B17.1 Acute hepatitis C
ICD10 B17.1 Acute hepatitis C
SNOMED 235866006 Acute hepatitis C
DBC 28 spacer Geen dermatologische diagnose