Lichen planopilaris (follicular lichen planus, lichen
follicularis, lichen planopilaris atrophicans) is een variant van
lichen planus waarbij een perifolliculair infiltraat
de haarfollikels aantast en uiteindelijk vernietigt. Lichen planopilaris zit
meestal op het behaarde hoofd en is de belangrijkste oorzaak van
cicatriciële alopecia. Waarschijnlijk
wordt ook de
pseudopelade van Brocq, een eindstadium
van alopecia cicatricialis waarbij niet meer is vast te stellen wat de oorzaak
is geweest, grotendeels veroorzaakt door lichen planopilaris.
Lichen
planopilaris van het behaarde hoofd kent 3 varianten:
1.
Klassieke
lichen planopilaris2.
Frontal fibrosing alopecia
3.
Lassueur Graham-Little Piccardi syndrome
Lichen planopilaris komt vooral voor bij vrouwen, in de leeftijd 40-60 jaar.
Lichen planopilaris bij kinderen is zeldzaam. Het kan snel voortschrijden en
is moeilijk te behandelen. Er zijn niet veel goede studies naar de behandeling
ervan.
Klassieke lichen planopilarisDe klassieke
lichen planopilaris zit meestal boven op het hoofd, op de kruin (vertex). Het
begint centraal en breidt uit naar de randen. In het acute stadium (aan de randen)
kan men multipele rood-bruine hyperkeratotische papeltjes en een paars erytheem
rond de follikels zien (vooral met de dermatoscoop). Centraal ontstaat een cicatriciële
alopecia, een gave hoofdhuid waarin geen haarfollikels meer aanwezig zijn. Soms
staan er nog enkele haren. Ook plukjes (tufts) en pusteltjes kunnen sporadisch
voorkomen (DD: folliculitis decalvans, tufted folliculitis). De haren aan de
randen zijn er makkelijk uit te trekken als het proces nog actief is. Uitval
van de wenkbrauwen, okselhaar en schaamhaar kan voorkomen. Verder kunnen er
klachten zijn van jeuk of een brandend gevoel. Een deel van de patiënten (20-50%)
heeft ook gewone
lichen planus laesies op het
lichaam, mucosa, of
lichen planus nagels.
De snelheid van de progressie varieert, het beloop is onvoorspelbaar.
|
|
|
klassieke
lichen planopilaris |
klassieke
lichen planopilaris |
klassieke
lichen planopilaris |
|
|
|
lichen
planopilaris |
lichen
planopilaris |
lichen
planopilaris |
DD:seborroisch
eczeem,
alopecia areata,
discoide lupus erythematosus,
pseudopelade van Brocq,
central
centrifugal cicatricial alopecia,
folliculitis decalvans,
cicatriciële alopecia nno.
Diagnostiek:De diagnose wordt gesteld op het klinisch
beeld en vaak ook een biopt. Bij bloedonderzoek wordt bij circa 10% ANA's gevonden,
en soms schildklierziekten (ziekte van Hashimoto). Routine bloedonderzoek is
echter niet zinvol omdat er geen consequenties aan verbonden worden.
Trichoscopie:Bij een actieve LPP perifolliculaire (tubulaire) schilfering,
tubulaire omhulsels / keratose, (perifolliculair) livide verkleuring/erytheem en
verlengde lineaire, vaak concentrisch gelegen bloedvaten
rondom de follikel.
Bij een inactieve LPP staan tekenen van fibrose
op de voorgrond: irregulaire grote witte dots, witte gebieden,
melkrode gebieden en tufting (5-7 haren).
|
|
|
tufting |
erytheem |
tubulaire omhulsels / keratose |
Histologie:Een biopt (3 mm) moet exact een haarfollikel
bevatten en gestanst worden in de richting van hoe de haar uitgroeit (meestal
schuin). In het ideale geval 2 biopten met de instructie aan de PA om er 1 transversaal
op te snijden. Of een groot (6 mm) biopt. In de inflammatoire fase is er een
lichenoïde grensvlak dermatitis met hypergranulose, hyperkeratose, acanthose
en aantasting van de basale keratinocyten met vorming van Civatte bodies. Het
infiltraat is lymfohistiocytair, bandvormig en perifolliculair gelegen, vooral
rond het bovenste gedeelte van de follikel (infundibulum en isthmus), tot in
de buitenste haarwortelschede. Zelden epidermale aantasting tussen follikels.
In de late fase concentrische lamellaire fibrose rond follikels (onion-skin-aspect
in horizontale coupes, waardoor het ontstekingsinfiltraat naar opzij wordt verdrongen)
en fibrous tracts (fibreuze strengen daar waar eerst follikels hebben gezeten),
en geen ontstekingsinfiltraat meer.
Therapie:De
behandeling is moeizaam. Eenmaal ontstaan verlies van haarfollikels is onomkeerbaar.
Therapie kan hooguit een preventief, stabiliserend of vertragend effect hebben.
Er zijn geen goede gerandomiseerde studies, en het effect is moeilijk objectief
te meten. Prednison en ciclosporine lijken iets te doen (expert opinions) maar
hoge doses zijn nodig en het werkt slechts tijdelijk. Van Plaquenil worden wisselende
resultaten beschreven, het is in ieder geval qua bijwerkingen milder dan hoge
doses prednisolon. Retinoiden worden bij lichen planus genoemd maar doen niet
veel bij lichen planopilaris. Ook thalidomide is geprobeerd zonder succes. Er
zijn case reports over enig effect van methotrexaat, tetracyclinen, tacrolimus
(te vet) en pimecrolimus. Biologicals zijn nog niet in beeld.
R/ Dermovate
scalplotion (clobetasol propionaat) 1-2 dd gedurende 1 maand, daarna 1 dd om
de dag gedurende 3 maanden.
R/ tacrolimus 1 mg/ml lotion. Wordt niet vergoed (niet geregistreerd in
Nederland). De apotheek van de patiënt kan dit bestellen bij Infinity Pharma
Oldenzaal. Een recept is nodig.
R/ intralesionale corticosteroïden (triamcinolon acetonide 10 mg/ml; 1-3 ml)
1 x per maand.
R/ Plaquenil (hydroxychloroquin) 2 dd 200 mg gedurende 6 maanden.
R/ methotrexaat 15 mg per week gedurende 6 maanden.
R/ Cellcept (mycophenolate mofetil) 2 g per dag gedurende 2-8 maanden.
R/ ciclosporine 3-5 mg/kg gedurende 3-5 maanden.
R/ Actos (pioglitazon) 1 dd 15 mg. Effect beschreven in case series, geen RCT's.
R/ tetracyclinen (doxycycline, minocycline).
R/ thalidomide.
R/ systemische
corticosteroïden 1 mg/kg 15 dagen, daarna afbouwen. Alleen in ernstige en snel
progressieve gevallen.
Referenties
1. |
Hoekzema R. Cicatriciële alopecie. Klinische
en histologische diagnostiek. Nederlands Tijdschrift voor Dermatologie
en Venereologie 2018;28(3):10-13. |
2. |
Errichetti E, Figini M, Croatto M, Stinco
G. Therapeutic management of classic lichen planopilaris: a systematic
review. Clin Cosmet Investig Dermatol 2018;11:91-102.
PDF |
3. |
Naeini FF, Saber M, Asilian A, Hosseini SM.
Clinical efficacy and safety of methotrexate versus hydroxychloroquine
in preventing lichen planopilaris progress: a randomized clinical
trial. Int J Prev Med 2017;8:37. |
4. |
Mesinkovska NA, Tellez A, Dawes D, Piliang
M, Bergfeld W. The use of oral pioglitazone in the treatment of
lichen planopilaris. J Am Acad Dermatol 2015;72(2):355-356. |
5. |
Dikrama PK. Trichoscopie. Nederlands Tijdschrift voor Dermatologie
en Venereologie 2018;28:14-17. |
Frontal fibrosing alopecia (frontale fibroserende
alopecia, FFA, lichen planopilaris type FFA) is een cicatriciële alopecia met
een progressief karakter, die voor het eerst is beschreven door Kossard in 1994.
Patiënten zijn doorgaans oudere, postmenopauzale vrouwen die zich presenteren
met een symmetrische recessie van de frontale en temporale haargrens. Geheel
of gedeeltelijke uitval van de wenkbrauwen is klassiek en is soms het eerste
symptoom. Er kunnen ook papeltjes in het gelaat aanwezig zijn. Dit is voor
het eerst beschreven door Abbas in 2007, onder de naam
facial
papules in frontal fibrosing alopecia. Jeuk en pijn rond de aangedane haren kan voorkomen. Het gebied
van de alopecia is meestal bleek en contrasteert met de gevlekte, vaak door
zon beschadigde huid van het voorhoofd. Er ontstaat een kale band die met een
snelheid van gemiddeld 0.9 mm per maand voortschrijdt totdat er alleen bovenop
het hoofd een pluk haar overblijft (clown alopecia). In de haargrens zijn frequent
perifolliculaire erythematosquameuze papeltjes aanwezig. Zelden tot nooit worden
huid-, slijmvlies- of nagelafwijkingen gevonden in tegenstelling tot bij patiënten
met lichen planopilaris. FFA wordt beschouwd als een variant van lichen planopilaris,
vooral vanwege het histologisch beeld dat niet te onderscheiden is van lichen
planopilaris. Bij een deel van de patiënten is het gecombineerd met
alopecia
androgenetica (female pattern hair loss). De etiologie is onbekend, er
speelt zeker een hormonale factor omdat het vrijwel alleen bij
postmenopauzale vrouwen voorkomt, maar er is ook een inflammatoire component
met lymfohistiocytaire infiltraten rond de haarfollikels.
|
|
frontal
fibrosing alopecia |
frontal
fibrosing alopecia |
|
|
frontal
fibrosing alopecia |
frontal
fibrosing alopecia |
Trichoscopie:Afwezigheid van folliculaire openingen, homogene ivoorkleurige achtergrond, minimale perifolliculaire schilfering en erytheem, lonely hairs nabij de haargrens, perifolliculaire bruin tot bruin-livide gebieden (bij donkere huidtypen),
in de wenkbrauwen multipele regulair gedistribueerde rode, grijze, of grijs-bruine dots.
|
|
|
lonely
hairs |
perifolliculaire schilfering |
homogene achtergrond |
Histologie:Histologisch is er perifolliculaire
fibrose met lymfohistiocytaire infiltraten in een lichenoïd reactiepatroon
met vacuolaire degeneratie van de basale laag van het follikelepitheel,
vooral infundibulum en isthmus, en aanwezigheid van apoptotische
keratinocyten in de follikelwand. Uiteindelijk worden de haarfollikels
vervangen door verticale fibrotische strengen ('streaks'), zoals ook wordt
gezien bij andere vormen van cicatriciële alopecie. Een biopt van een
uitgedoofd gebied toont destructie van de haarfollikels met perifolliculaire
fibrose, zonder ontstekingsinfiltraat.
DD:
Alopecia areata,
alopecia androgenetica,
tractie-alopecie,
cicatriciële alopecia nno, familiair
voorkomende hogere haargrens.
Therapie:Het is erg
moeilijk om een advies te geven over de juiste behandeling van frontal fibrosing
alopecia. Er zijn geen prospectieve randomized controlled trials uitgevoerd,
en de kans dat die studies er komen is klein, omdat het beeld toch vrij zeldzaam
is (alhoewel de incidentie wel toeneemt). De therapeutische opties zijn dus gebaseerd
op case series en op wat experts schrijven in reviews. Het is ook niet zeker
of de opties die bij lichen planopilaris worden genoemd ook werken bij frontal
fibrosing alopecia, en omgekeerd. Men is het er over eens dat de schade die
eenmaal is aangericht aan haarzakjes bij frontal fibrosing alopecia irreversibel
is. Het belangrijkste doel van de therapie is dan ook stabiliseren van de alopecia.
Als het beeld stabiel is, of redelijk stabiel dan kan een haartransplantatie
worden overwogen.
R/ lokale corticosteroïden, bijvoorbeeld Topicorte
lotion 3 x per week.
R/ Protopic (tacrolimus) 0.1%
zalf.
R/ tacrolimus 1 mg/ml lotion. Wordt niet vergoed (niet
geregistreerd in Nederland). De apotheek van de patiënt kan dit bestellen
bij Infinity Pharma Oldenzaal. Een recept is nodig.
R/ Topicorte lotion 3 x per week in combinatie met Protopic of Elidel op de
overige dagen.
R/ systemische corticosteroïden 0.5-1 mg/kg
15 dagen, daarna afbouwen. Alleen in ernstige en snel progressieve gevallen.
R/ Plaquenil (hydroxychloroquin)
1 dd 200-400 mg gedurende minimaal 6 maanden.
R/ Plaquenil (hydroxychloroquin) 1 dd 200 in combinatie met Topicorte 3 x
per week en Protopic op de overige dagen.
R/ finasteride 1 dd 2.5 mg of dutasteride 1 dd 0.5
mg gedurende 12 maanden (bij postmenopauzale vrouwen). In Nederland is men
huiverig om deze middelen voor te schrijven bij vrouwen, maar in andere
Europese landen en in de VS wordt het wel toegepast, in volgorde zelfs nog
voor plaquenil (Dina et al. JAAD 2021; Pindado-Ortega C. et al JAAD 2021).
R/ intralesionale corticosteroïden (onpraktisch).
R/ isotretinoïne 1 dd 20 mg of acitretine 1 dd 20 mg.
R/ isotretinoïne 1 dd 20 mg + lokaal Protopic (tacrolimus) 0.1%.
R/
finasteride 1 dd 2.5 mg + lokaal Protopic (tacrolimus) 0.1%.
R/ methotrexaat 15-25 mg.
R/ anti-inflammatoire tetracyclinen (tetracycline 2 dd 500 mg, doxycycline 1
dd 100-200 mg, minocycline 1 dd 100 mg) worden genoemd als optie, maar het effect
valt tegen.
R/ ciclosporine 3-4
mg/kg,
kortdurend, bijvoorbeeld: een korte kuur van 2 maanden gevolgd door hydroxychloroquin
1 dd 200 mg voor onbepaalde tijd.
R/ mycophenolate mofetil.
R/ pioglitazon 1 dd 15 mg.
Hulp bij het maken van een keuze:Het effect van lokale
corticosteroïden en tacrolimus is gering. Ze kunnen wel worden gebruikt in combinatie
met systemische medicatie, bijvoorbeeld Plaquenil 1 dd 200 mg + 3 x per week
Topicorte en Protopic of Elidel op de overige dagen. Intralesionale corticosteroïden
hebben een beter effect maar de uitvoering ervan is onpraktisch en er is risico
op atrofie. Systemische immunosuppressiva worden zelden gebruikt vanwege de
bijwerkingen, en omdat het langdurig voorgeschreven moet worden. Prednison is
daarvoor niet geschikt, het kan wel kortdurend worden gebruikt. Ciclosporine,
mycophenolate mofetil, en methotrexaat kunnen wel voor langere tijd worden gebruikt
zonder grote problemen, maar het is zware therapie in verhouding tot wat het
oplevert (hooguit stabilisatie). Plaquenil kan jarenlang worden gebruikt, vooral
in een lage dosis (1 dd 200 mg).
In een recente review in de JAAD (Dina et
al.) werden de beste resultaten beschreven van hydroxychloroquin (stabilisatie
bij 72%) en bij finasteride / dutasteride (70%). Tevens werd een stappenplan
geadviseerd: probeer eerst lokale corticosteroiden of Protopic; bij snelle progressie
een korte kuur prednison; daarna plaquenil 400 mg (maar bij postmenopauzale
vrouwen daarvoor eerst nog finasteride 1 dd 2.5 mg of dutasteride 1 dd 0.5 mg
proberen). Daarna isotretinoïne 1 dd 20 mg of acitretine 1 dd 20 mg. Daarna
methotrexaat 15-25 mg.
Haartransplantatie:Vanwege
de kans op progressie wordt geadviseerd om daarvoor de meest recente techniek
te gebruiken waarbij uit het centrum van een haarfollikel een zeer smalle haargraft
wordt afgenomen, zodanig dat een groot deel van de haarfollikels dit overleeft
en opnieuw als donorsite kan worden gebruikt (methode van het Hair Science Institute).
Dit soort transplantaties zijn zeer arbeidsintensief en daarom kostbaar (ca
4000-8000 euro per keer), maar de impact van deze vorm van kaalheid bij vrouwen
is erg groot, en sommige vrouwen kunnen het zich veroorloven en hebben het er
voor over.
Referenties
1. |
Kossard S. Postmenopausal frontal fibrosing
alopecia in a pattern distribution. Arch Dermatol 1994;130:770-774. |
2. |
Kossard S, Lee MS, Wilkinson B. Postmenopausal
frontal fibrosing alopecia: a frontal variant of lichen planopilaris.
J Am Acad Dermatol 1997;36:59-66. |
3. |
Moreno-Ramirez D, Camacho Martinez F. Frontal
fibrosing alopecia: a survey in 16 patients. J Eur Acad Dermatol
Venerol 2005;19:700-705. |
4. |
To D, Beecker J. Frontal Fibrosing Alopecia:
Update and Review of Challenges and Successes. J Cutan Med Surg
2018;22(2):182-189. |
5. |
Iorizzo M, Tosti A. Frontal Fibrosing Alopecia:
An Update on Pathogenesis, Diagnosis, and Treatment. Am J Clin Dermatol
2019;20(3):379-390. |
6. |
Moreno-Arrones OM, Saceda-Corralo D, Fonda-Pascual
P, Rodrigues-Barata AR, Buendía-Castaño D, Alegre-Sánchez A, Pindado-Ortega
C, Molins M, Perosanz D, Segurado-Miravalles G, Jaén P, Vañó-Galván
S. Frontal fibrosing alopecia: clinical and prognostic classification.
J Eur Acad Dermatol Venereol 2017;31(10):1739-1745. |
7. |
Rakowska A, Gradzińska A, Olszewska M, Rudnicka
L. Efficacy of Isotretinoin and Acitretin in Treatment of Frontal
Fibrosing Alopecia: Retrospective Analysis of 54 Cases. J Drugs
Dermatol 2017;16(10):988-992. |
8. |
Fertig R, Tosti A. Frontal fibrosing alopecia
treatment options. Intractable Rare Dis Res 2016;5(4):314-315. |
9. |
Murad A, Bergfeld W. 5-alpha-reductase inhibitor
treatment for frontal fibrosing alopecia: an evidence-based treatment
update. J Eur Acad Dermatol Venereol 2018;32(8):1385-1390. |
10. |
Dina Y, Aguh C. Algorithmic approach to the treatment of frontal fibrosing alopecia: A systematic review. J Am Acad Dermatol 2021;85(2):508-510. |
11. |
Hoekzema R. Frontal fibrosing alopecia. Voordracht
voorjaarscongres alopecia vereniging, 21 april 2018.
PDF |
12. |
Gamret AC, Potluri VS, Krishnamurthy K, Fertig RM. Frontal fibrosing alopecia: efficacy of treatment modalities. Int J Womens Health 2019;11:273-285. |
13. |
Rokni GR, Emadi SN, Dabbaghzade A, Jahantigh N, Beyzaee AM, Sharma A, Rudnicka L, Goldust M. Evaluating the combined efficacy of oral isotretinoin and topical tacrolimus versus oral finasteride and topical tacrolimus in frontal fibrosing alopecia-A randomized controlled trial. J Cosmet Dermatol 2023;22(2):613-619. |
14. |
Dikrama PK. Trichoscopie. Nederlands Tijdschrift voor Dermatologie
en Venereologie 2018;28(3):14-17. |
15. |
Pindado-Ortega C, Saceda-Corralo D, Moreno-Arrones ÓM, Rodrigues-Barata AR, Hermosa-Gelbard Á, Jaén-Olasolo P, Vañó-Galván S. Effectiveness of dutasteride in a large series of patients with frontal fibrosing alopecia in real clinical practice. J Am Acad Dermatol 2021;84(5):1285-1294. |
Het
Lassueur Graham-Little Piccardi syndroom (lichen
planopilaris type Graham-Little) wordt gekarakteriseerd door het trias van multifocale
cicatriciële alopecie van de hoofdhuid, niet-verlittekende alopecie van de axillae
of mons pubis en keratotische folliculaire papels (folliculaire lichen planus)
op de romp of extremiteiten. Het is voor het eerst beschreven door Piccardi
in 1913, later door Graham-Little en Lassueur in 1915. De symptomen kunnen gelijktijdig
ontstaan, maar het komt ook voor dat er eerst cicatriciële alopecia van de hoofdhuid
is en later de folliculaire papeltjes met hoornpluggen op de romp.
|
|
LPP
type Graham-Little |
LPP type Graham-Little |
Therapie:R/ Dermovate scalplotion (clobetasol propionaat)
1- 2 dd gedurende 1 maand, daarna 1 dd om de dag gedurende 3 maanden.
R/ intralesionale corticosteroïden (triamcinolon acetonide 10 mg/ml; 1- 3 ml)
1 x per maand.
R/ systemische corticosteroïden 1 mg/kg 15 dagen, daarna afbouwen. Alleen in
ernstige en snel progressieve gevallen.
R/ ciclosporine 3-5 mg/kg gedurende 3-5 maanden.
R/ in uitgebluste stadia haartransplantatie (eerst proefbehandeling).