MALARIA home ICD10: B54

Malaria is een infectieziekte veroorzaakt door de ééncellige malariaparasiet Plasmodium, een protozo. De parasiet wordt verspreid door twee gastheerlichamen: een mug (Anopheles spp.) en een gewervelde (de mens). Zowel in de mug als in de mens doorloopt de parasiet diverse stadia. Bij een beet van een geïnfecteerde mug worden sporozoïten naar de mens overgebracht, die via de bloedbaan leverparenchymcellen bereiken. Na de ontwikkeling tot weefselschizont barsten de levercellen open en komen miljoenen merozoïeten vrij in de bloedbaan, die onmiddellijk de erytrocyten binnendringen. Ook in de erytrocyt ontwikkelen zich verschillende stadia, waarbij de erytrocyt kan zwellen en openbarsten.

De infectieziekte malaria komt voornamelijk voor in Zuidoost-Azië, Afrika ten zuiden van de Sahara en delen van Zuid- en Midden-Amerika (in gebieden beneden de ca. 2200 m hoogte). Er zijn vijf soorten malariaparasieten die de mens kunnen infecteren, met vijf verschillende soorten klinische presentaties.

Klinisch beeld:
De symptomen bij malaria worden veroorzaakt door de vernietiging van de erytrocyten, het vrijkomen van stoffen uit erytrocyten en parasieten, de reacties van het lichaam hierop en verstopping van kleine bloedvaatjes in diverse organen door opgezwollen erytrocyten. Malaria veroorzaakt door Plasmodium falciparum, ook wel malaria tropica genoemd, verloopt het hevigst en kan levensbedreigend zijn. De ziekte presenteert zich met een grillig griepachtig beeld waarbij ook maag-darmklachten kunnen optreden. Er is meestal sprake van hoge koorts, die zowel aanvalsgewijs als continu kan optreden. Overweeg bij iemand met koorts na een reis in de tropen, altijd de diagnose malaria.

Plasmodium vivax en Plasmodium ovale veroorzaken de malariavorm malaria tertiana (derdedaagse koorts), waarbij na enige tijd koortspieken om de 48 uur optreden. De Plasmodium malariae veroorzaakt de malaria quartana (vierdedaagse koorts), waarbij na enige tijd koortspieken om de 72 uur optreden. In het algemeen zijn deze vormen van malaria niet direct levensbedreigend. De Plasmodium vivax en Plasmodium ovale kunnen wel in de lever achterblijven en maanden tot zelfs jaren na de oorspronkelijke besmetting alsnog een malaria-aanval veroorzaken. Plasmodium knowlesi veroorzaakt malaria knowlesi, die alleen in Zuidoost-Azië voorkomt en net als malaria tropica een ernstig beloop kan hebben. Deze parasiet is al langer bekend, maar recent is duidelijk geworden dat besmettingen op grotere schaal voorkomen dan vroeger werd gedacht.

Preventie en profylaxe:
Bij de malariabestrijding staat preventie centraal. Dat betekent primair voorkómen dat men geprikt wordt en secundair zorgen voor directe eliminatie van de parasiet door preventieve medicatie indien men toch besmet wordt. Mocht de malaria zich toch openbaren dan moet de actieve parasiet worden bestreden. Vooral bij malaria tropica en knowlesi moet tijdig worden behandeld om complicaties te voorkomen, zoals anemie, icterus, nierinsufficiëntie, shock en cerebrale malaria. Het is van groot belang dat men zich in risicogebieden beschermt tegen muggenbeten. Dit geldt in het bijzonder voor zwangeren en kinderen. Een malaria-infectie vormt tijdens de zwangerschap een groot risico voor moeder en kind. Morbiditeit en mortaliteit nemen toe, evenals de incidentie van spontane abortus en intra-uteriene vruchtdood. Naast bescherming tegen muggenbeten moet men profylactisch geneesmiddelen gebruiken die malaria voorkómen. De mate van resistentie verschilt per gebied. De recentste adviezen voor profylaxe kunnen nagevraagd worden bij de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) of bij een gespecialiseerde tropenafdeling van een (academisch) ziekenhuis. Ook wanneer iemand is geboren in een endemisch gebied, maar langer dan één jaar buiten dit gebied woont, is malariaprofylaxe aangewezen.

De volgende middelen worden gebruikt ter profylaxe van malaria: proguanil, chloroquine (in combinatie met proguanil), mefloquine, atovaquon (in combinatie met proguanil) en doxycycline.

Therapie:
Voor de keuze van de behandeling van malaria is de bepaling van de soort malaria, dus de soort Plasmodium, belangrijk. Ook of er sprake is van een ernstige of niet-ernstige infectie, met name bij malaria tropica. De behandelrichtlijnen veranderen regelmatig, vooral met betrekking tot malaria tropica, vanwege de ontwikkeling van resistentie. Vraag bij onvoldoende ervaring met de behandeling altijd advies aan een arts met ervaring in de behandeling van malaria tropica.
Er wordt gesproken van ernstige malaria tropica bij één of meer van volgende punten: parasitemie van > 2% geïnfecteerde erytrocyten én schizonten in het bloedbeeld, parasitemie van > 5% geïnfecteerde erytrocyten, bij een brakende patiënt, neurologische symptomen of orgaanfalen (nierinsufficiëntie, shock, coma, convulsies, etc.). Bij twijfel: behandelen als ernstige malaria tropica.
Bij een niet-ernstige malaria tropica wordt meestal gekozen uit: artemether-lumefantrine, atovaquon-proguanil, mefloquine of een combinatie van kinine met clindamycine óf doxycycline. Overleg bij ernstige malaria tropica met een gespecialiseerd centrum. Artesunaat (i.v.) wordt toegepast, om daarna over te gaan op een orale behandeling. Erytroferese kan overwogen worden bij een parasitemie graad van > 10%. Bij zwangeren wordt gestart met kinine (i.v.), waarna overgegaan wordt op een orale behandeling.
Bij malaria tertiana en quartana wordt vooral chloroquine toegepast, met als alternatief mefloquine.
In situaties waarin de patiënt niet binnen twee dagen een medische voorziening kan bereiken (bv. in een afgelegen gebied), wordt voor eigen gebruik een noodbehandeling meegegeven. Dit wordt aangeraden voor reizigers die langer dan een maand in gebieden verblijven, waar sprake is van veel resistentie van malaria tropica.

Bron: Farmacotherapeutisch Kompas


Referenties
1. Farmacotherapeutisch Kompas.

31-05-2023 (JRM) - www.huidziekten.nl W3C-html-4.01-valid



Diagnosecodes:
ICD10 B54 Niet gespecificeerde malaria
ICD10 B54 Unspecified malaria
SNOMED 61462000 Malaria
DBC 4 Dermatosen door micro-organismen