MARIE UNNA TYPE CONGENITALE HYPOTRICHOSIS home ICD10: Q84.0

Marie Unna hypotrichosis (Hypotrichosis 4, HYPT4) is een zeldzame autosomaal dominante vorm van congenitale hypotrichose (verminderde haargroei). Er zijn circa 30 families met dit syndroom beschreven in de literatuur. De afwijking wordt veroorzaakt door een mutatie in U2HR, onderdeel van het HR gen op chromosoom 8p21.2, en dit kan in sommige laboratoria worden bepaald (OMIM: 146550 612841). Verschillende U2HR mutaties worden gevonden bij de aangedane families. Naast familiair komt het ook voor als de novo mutatie, spontane mutaties, zonder dat het in de familie zit. Er is ook een variant die Marie Unna hereditary hypotrichosis-2 (MUHH2) of Hypotrichosis 5 (HYPT5) wordt genoemd, veroorzaakt door een heterozygote mutatie in het EPS8L3 gen op chromosoom 1p13.e (OMIM: 612841).

Klinisch beeld:
Vanaf de geboorte al weinig of dun haar op de hoofdhuid, ook de wenkbrauwen en wimpers zijn aangedaan. Op de kinderleeftijd is er vaak weer haargroei, maar deze haren zijn dik en misvormd, met knikken er in, kronkels, bochten en met schade aan het oppervlak. Met elektronenmicroscopie kunnen longitudinale groeven worden gezien. Ook zijn de haren niet overal even dik. Tegen de puberteit beginnen de haren progressief uit te vallen, aanvankelijk in een patroon van alopecia androgenetica, later ontstaat totale alopecia. Ook de lichaamsbeharing, inclusief okselbeharing en baard is minimaal, of afwezig. Er zijn geen geassocieerde andere afwijkingen, alleen de haargroei is afwijkend.

Marie Unna type congenitale hypotrichosis Marie Unna type congenitale hypotrichosis
Marie Unna hypotrichosis Marie Unna hypotrichosis

Marie Unna type congenitale hypotrichosis Marie Unna type congenitale hypotrichosis
Marie Unna hypotrichosis Marie Unna hypotrichosis


DD:
Andere (congenitale) hypotrichosen (hypotrichosis simplex, hypotrichosis and deafness syndroom, hypotrichosis with keratosis pilaris, loose anagen hair syndroom, uncombable hair syndrome, etc., zie onder congenitale hypotrichosis), alopecia androgenetica, ectodermale dysplasie.

Diagnostiek:
Dermatoscopie, macrofoto’s om de deuken en kronkelige haren in beeld te brengen, eventueel scanning elektronenmicroscopie. En een consult klinische genetica, voor gendiagnostiek, familieonderzoek en voor advisering. Er is een kans van 50% dat eventuele kinderen het ook krijgen, omdat het autosomaal dominant overerft. Eventueel een biopt van de hoofdhuid, daarin worden minder haarfollikels per mm gezien, en soms fibrose rond de haarfollikels. Niet altijd bijdragend aan de diagnose, de voorkeur gaat uit naar DNA-diagnostiek in plaats van het afnemen van een biopt.

Therapie:
Helaas is er geen behandeling mogelijk. Gezien de psychologische impact van het verliezen van de haren kan het nodig zijn om begeleiding door een medisch psycholoog aan te vragen.


Referenties
1. Srinivas SM, Hiremagalore R. Marie-unna hereditary hypotrichosis. Int J Trichology 2014;6(4):182-184.
2. Redler S, Kruse R, Eigelshoven S, Hanneken S, Refke M, Wen Y, Zhang X, Cichon S, Betz RC, Nöthen MM. Marie Unna hereditary hypotrichosis: identification of a U2HR mutation in the family from the original 1925 report. J Am Acad Dermatol 2011;64(4):e45-50.
3. Lee M, Lee G, Chung YJ, Kang MJ, Yu DS, Lee YB. A novel loci of the HR gene in Marie - Unna hereditary hypotrichosis using whole-exome sequencing. Indian J Dermatol Venereol Leprol 2020;86(3):321-324.


Auteur(s):
dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam UMC.

18-07-2024 (JRM) - www.huidziekten.nl W3C-html-4.01-valid



Diagnosecodes:
ICD10 Q84.0 Congenitale alopecia: Marie Unna syndroom
ICD10 Q84.0 Congenital alopecia: Marie Unna syndroom
ICD11 EC21.2 Hereditary alopecia or hypotrichosis
SNOMED 254234005 Marie Unna syndroom
DBC 12 Haar- en nagelafwijkingen