Marie Unna hypotrichosis (
Hypotrichosis
4, HYPT4) is een zeldzame autosomaal
dominante vorm van
congenitale hypotrichose (
verminderde
haargroei). Er zijn circa 30 families met dit syndroom beschreven
in de literatuur. De afwijking wordt veroorzaakt door een mutatie in U2HR, onderdeel
van het HR gen op chromosoom 8p21.2, en dit kan in sommige laboratoria worden
bepaald (
OMIM:
146550
612841). Verschillende
U2HR mutaties worden gevonden bij de aangedane families. Naast familiair komt
het ook voor als de novo mutatie, spontane mutaties, zonder dat het in de familie
zit. Er is ook een variant die
Marie Unna hereditary hypotrichosis-2 (MUHH2) of
Hypotrichosis 5 (HYPT5) wordt genoemd, veroorzaakt door een heterozygote mutatie in
het EPS8L3 gen op chromosoom 1p13.e (
OMIM:
612841).
Klinisch beeld:Vanaf de geboorte al weinig
of dun haar op de hoofdhuid, ook de wenkbrauwen en wimpers zijn aangedaan. Op
de kinderleeftijd is er vaak weer haargroei, maar deze haren zijn dik en misvormd,
met knikken er in, kronkels, bochten en met schade aan het oppervlak. Met elektronenmicroscopie
kunnen longitudinale groeven worden gezien. Ook zijn de haren niet overal even
dik. Tegen de puberteit beginnen de haren progressief uit te vallen, aanvankelijk
in een patroon van alopecia androgenetica, later ontstaat totale alopecia. Ook
de lichaamsbeharing, inclusief okselbeharing en baard is minimaal, of afwezig.
Er zijn geen geassocieerde andere afwijkingen, alleen de haargroei is afwijkend.
|
|
Marie
Unna hypotrichosis |
Marie
Unna hypotrichosis |
|
|
Marie
Unna hypotrichosis |
Marie
Unna hypotrichosis |
DD:Andere (congenitale) hypotrichosen (hypotrichosis
simplex, hypotrichosis and deafness syndroom, hypotrichosis with keratosis pilaris,
loose anagen hair syndroom,
uncombable hair syndrome,
etc., zie onder
congenitale
hypotrichosis),
alopecia androgenetica,
ectodermale dysplasie.
Diagnostiek:Dermatoscopie, macrofoto’s om de deuken
en kronkelige haren in beeld te brengen, eventueel scanning elektronenmicroscopie.
En een consult klinische genetica, voor gendiagnostiek, familieonderzoek en
voor advisering. Er is een kans van 50% dat eventuele kinderen het ook krijgen,
omdat het autosomaal dominant overerft. Eventueel een biopt van de hoofdhuid,
daarin worden minder haarfollikels per mm gezien, en soms fibrose rond de haarfollikels.
Niet altijd bijdragend aan de diagnose, de voorkeur gaat uit naar DNA-diagnostiek
in plaats van het afnemen van een biopt.
Therapie:
Helaas is er geen behandeling mogelijk. Gezien de psychologische impact van
het verliezen van de haren kan het nodig zijn om begeleiding door een medisch
psycholoog aan te vragen.
Referenties
1. |
Srinivas SM, Hiremagalore R. Marie-unna hereditary
hypotrichosis. Int J Trichology 2014;6(4):182-184. |
2. |
Redler S, Kruse R, Eigelshoven S, Hanneken
S, Refke M, Wen Y, Zhang X, Cichon S, Betz RC, Nöthen MM. Marie
Unna hereditary hypotrichosis: identification of a U2HR mutation
in the family from the original 1925 report. J Am Acad Dermatol
2011;64(4):e45-50. |
3. |
Lee M, Lee G, Chung YJ, Kang MJ, Yu DS, Lee
YB. A novel loci of the HR gene in Marie - Unna hereditary hypotrichosis
using whole-exome sequencing. Indian J Dermatol Venereol Leprol
2020;86(3):321-324. |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.