MILIA (MILIUM, GERSTEKORREL) |
![]() |
Indeling van milia: | |
---|---|
Primaire milia | Ontstaan spontaan, vooral bij neonaten, maar soms ook bij kinderen
en volwassenen. Zitten meestal rond de neus (neonaten) of rond de ogen, op de wangen, voorhoofd, genitaliën. Gaan bij neonaten vanzelf over, bij oudere kinderen en volwassenen meestal niet. Gaan uit van (nog niet goed ontwikkelde) haartalgkliercomplexen met daarin vellusharen. |
Juveniele milia | Multipele milia in het kader van een syndroom zoals het Bazex-Dupre-Christol
syndroom, basaalcel
naevus syndroom, Gardner
syndroom, pachyonychia
congenita, Rombo syndroom,
en andere genetische afwijkingen / syndromen. Bij jonge kinderen, kunnen congenitaal zijn (vanaf de geboorte aanwezig) of later ontstaan. |
Milia en plaque | Multiple milia, gegroepeerd in 1 gebied, soms met ontstekingsverschijnselen. Voorkeurslokalisaties: op de oogleden, achter en rond het oor, of op de wangen. Komt voor bij kinderen en volwassenen (vooral bij vrouwen van middelbare leeftijd). Kan geassocieerd zijn met pseudoxanthoma elasticum, CDLE, lichen planus, hidradenitis. DD: chlooracne, vellushaarcysten, naevus comedonicus. |
Multiple eruptive milia | Uitbarsting van multipele milia, die in enkele weken verschijnen
over het hele lichaam. Vooral in het gezicht, de bovenarmen en het bovenlichaam. De oorzaak is onbekend. Veroorzaakt geen klachten, soms wat jeuk DD: eruptieve vellushaarcysten, milia-like calcinosis cutis, multipele syringomen |
Traumatische milia (secundaire milia) |
Gaan uit van de eccriene zweetklieren, inhoud bestaat uit hoornschilfers
(keratine). Ontstaan na beschadiging van de epidermis, doordat het acrosyringium geblokkeerd is geraakt tijdens het proces van re-epithelialisatie. Komt o.a. voor na brandwonden, na zonverbranding, na blaarziekten waaronder bulleus pemphigoid, lineaire IgA dermatose, porphyria cutanea tarda (op de handruggen en dorsum vingers), na cryotherapie, na dermabrasie, en na radiotherapie. |
Drug-induced | Kan ontstaan na lokale therapie met b.v. peeling cremes, 5-fluorouracil
crème, PDT, imiquimod, corticosteroïden, stikstof mosterd applicatie. Kan ook ontstaan bij geneesmiddelen die een drug induced acne veroorzaken of waarbij verval van de wand van de zweetklier of haarfollikel kan optreden (EGFR remmers). |
![]() |
ingescande coupe (zoom) |
1. | Berk DR, Bayliss SJ. Milia: a review and classification. J Am Acad Dermatol 2008;59(6):1050-1063. |
2. | Losada-Campa A, De La Torre-Fraga C, Cruces-Prado M. Milia en plaque. Br J Dermatol 1996;134(5):970-972. |
3. | Ratnavel RC, Handfield-Jones SE, Norris PG. Milia restricted to the eyelids. Clin Exp Dermatol 1995;20(2):153-154. |
4. | Akinduro OM, Burge SM. Congenital milia in the nasal groove. Br J Dermatol 1994;130(6):800. |
5. | Langley RG, Walsh NM, Ross JB. Multiple eruptive milia: report of a case, review of the literature, and a classification. J Am Acad Dermatol 1997;37(2 Pt 2):353-356. |
6. | Chappell JA, Burkemper NM, Semchyshyn N. Localized dyskeratotic plaque with milia associated with sorafenib. J Drugs Dermatol 2009;8(6):573-576. |
7. | Connelly T. Eruptive milia and rapid response to topical tretinoin. Arch Dermatol 2008;144(6):816-817. |
8. | Thami GP, Kaur S, Kanwar AJ. Surgical Pearl: Enucleation of milia with a disposable hypodermic needle. J Am Acad Dermatol 2002;47(4):602-603. |
9. | Sandhu K, Gupta S, Handa S. CO2 laser therapy for Milia en plaque. J Dermatolog Treat 2003;14(4):253-255. |
10. | Voth H, Reinhard G. Periocular milia en plaque successfully treated by erbium:YAG laser ablation. J Cosmet Laser Ther 2011;13(1):35-37. |
11. | van Lynden-van Nes AM, der Kinderen DJ. Milia en plaque successfully treated by dermabrasion. Dermatol Surg 2005;31(10):1359-1362. |
12. | Noto G, Dawber R. Milia en plaque: treatment with open spray cryosurgery. Acta Derm Venereol 2001;81(5):370-371. |
31-05-2023 (JRM) - www.huidziekten.nl |
![]() |
ICD10 | L72.0 | Epidermale cyste: milia |
ICD10 | L72.0 | Epidermal cyst: milia |
SNOMED | 254679001 | Milia |
DBC | 3 | Benigne tumoren |