Het is al langer bekend dat
Mycoplasma pneumonia een
oorzaak kan zijn van
erythema exsudativum multiforme
(
EEM). Er zijn redenen om deze entiteit een aparte
naam te geven:
Mycoplasma pneumoniae-induced rash and mucositis
(
MIRM). Argumenten om de term MIRM te gebruiken in
plaats van EEM major veroorzaakt door M. pneumonia zijn dat het gaat om een
specifieke rash en mucositis in het kader van een
Mycoplasma pneumonia
infectie, die vaak milder verloopt dan de
klassieke EEM, met minder
cutane laesies, die een andere behandeling nodig heeft, en waarbij ook andere
extrapulmonale klachten kunnen voorkomen. Kenmerkend voor MIRM is de
mucosale betrokkenheid, met vesikels, bullae en ulceraties
in de orale en urogenitale regio, en betrokkenheid van de ogen (conjunctivitis,
ulceraties, pseudomembraneuze littekens).
De diagnose MIRM wordt de laatste
jaren vaker gesteld, omdat er meer bekendheid is sinds een publicatie van Canavan
et al. in 2015, en omdat de diagnostiek verbeterd is met gevoelige PCR testen.
Maar de diagnose wordt ook nog vaak gemist. Het is verstandig om bij EEM met
mucosale afwijkingen (EEM major), en bij SJS/TEN standaard diagnostiek (PCR
en/of serologie) naar
Mycoplasma pneumonia te doen.
Ook andere
virale infecties zoals
Chlamydophila (
Chlamydia)
pneumoniae,
Influenza B, enterovirus/rhinovirus, humaan metapneumovirus, en humaan
parainfluenzavirus kunnen een vergelijkbaar beeld veroorzaken. Daarom is door
sommige auteurs de term
reactive infectious mucocutaneous eruption
(
RIME) geopperd als overkoepelend begrip. Mycoplasma
pneumoniae-induced rash and mucositis komt echter het meest voor.
Mycoplasma pneumoniae is een pathogene bacterie die longontsteking
kan veroorzaken, vooral bij kinderen > 5 jaar en jong volwassen. Circa 4-8%
van de community-acquired pneumonia wordt veroorzaakt door
Mycoplasma pneumoniae.
Soms zijn er pieken in besmettingen en loopt dit percentage op naar 20-40%.
Er kunnen ook
extrapulmonale manifestaties zijn zoals
hemolytische anemie door koude agglutininen, artritis, pericarditis, trombose,
longembolie, vasculitis, neurologische complicaties, rhabdomyolysis, en
mucocutane afwijkingen (bij circa 22-25%). MIRM wordt
vooral gezien bij kinderen, in de eerste publicaties was de gemiddelde leeftijd
12 jaar, in latere publicaties 16 jaar met een spreiding tussen 4 en 46 jaar.
Het komt iets vaker voor bij mannen (3:2).
In het verleden werden al
associaties beschreven tussen
M. pneumoniae infectie en diverse huidreacties
zoals erythema multiforme, SJS/TEN, urticaria, erythema nodosum en gedissemineerde
exanthemen. Achteraf gezien passen veel van deze reacties in het concept van
MIRM. Het is zeker ook voorgekomen dat reacties waarop voor 2015 de diagnose
erythema major e.c.i. werd gesteld achteraf gezien mucocutane reacties na
M. pneumoniae infectie waren.
Klinisch beeld
Circa een week (1-3 weken) voor het ontstaan van MIRM zijn er prodromale symptomen
van een luchtweginfectie zoals koorts, malaise, hoesten, hoofdpijn, keelpijn,
verkoudheidsklachten, otitis media; circa 10% krijgt een pneumonie. Circa 7%
van de kinderen met een actieve M. pneumoniae pneumonie ontwikkelt MIRM. Er
ontstaan vesikels, bullae, erosies en ulceraties vooral op de orale mucosa (94%),
met name de lippen. Ook de ogen zijn vaak (82%) aangedaan (rode ogen, conjunctivitis,
fotofobie, oedeem oogleden, ulceraties ooglidrand, conjunctivale pseudomembranen,
en in zeldzame gevallen schade aan de cornea), en de urogenitale regio (63%).
Ook de anale mucosa en het perianale gebied kunnen aangedaan zijn. De mucosale
laesies zijn vaak ulceratief, met hemorrhagische korsten, en pijnlijk, waardoor
eten bemoeilijkt wordt. Ook in de neus kunnen ulceraties en hemorrhagische korsten
ontstaan, en soms ontstaan neusbloedingen. Intra en perianale ulcera kunnen
pijn bij defecatie veroorzaken. In circa de helft van de gevallen zijn er ook
cutane laesies, minder dan bij erythema multiforme en vooral acraal, minder
vaak op de romp.
Ontbreken de huidafwijkingen dan wordt het MIRM sine rash genoemd. De
cutane laesies zijn vooral vesiculobulleuze laesies en/of target laesies, maar
ook papels, macula, of een morbilliforme eruptie. Uiteindelijk ontstaan ook
blaren, erosies en ulceraties in de aangedane gebieden. De loslating van de
huid is meestal beperkt, niet meer dan 10% van het lichaamsoppervlak. De aandoening
verloopt milder dan SJS/TEN, met minder ziekenhuisopnamen, minder IC opnamen,
en minder morbiditeit en mortaliteit. Wel kan er blijvende schade aan de ogen
worden aangericht, met littekens en verklevingen van de conjunctiva, verlies
van wimpers, ulceratie van de cornea, en in het ergste geval blindheid. Daarom
is het belangrijk in een vroeg stadium de oogarts in consult te vragen. Soms
worden tijdelijke amnionvlies transplantaties verricht om de cornea te beschermen.
Blijvende schade aan de cornea komt bij kinderen met MIRM gelukkig weinig voor,
bij MIRM op jong-volwassen en oudere leeftijd kan het wel ontstaan. De cutane
laesies kunnen postinflammatoire hyper- of hypopigmentatie achterlaten.
De pathogenese is niet precies bekend. Een mogelijk mechanisme is antistofvorming,
gevolgd door immuuncomplexdeposities en complementactivatie. Een andere theorie
is dat antistoffen gericht tegen Mycoplasma P1-adhesiemoleculen kruisreageren
met antigenen op keratinocyten. Dit is een ander proces dan bij erythema multiforme
en SJS/TEN, waarbij een vertraagde overgevoeligheidsreactie en Fas ligand-gemedieerde
toxiciteit een rol spelen.
DD:
Erythema multiforme
major,
SJS/TEN,
DRESS, drug hypersensitivity syndrome,
staphylococcal scalded
skin syndrome,
herpes,
hand-foot-and-mouth disease, Coxsackie virus e.a. enterovirus
infecties, SARS-CoV-2,
Kawasaki disease,
SLE,
plasma cell stomatitis (
mucous membrane plasmocytosis),
ziekte
van Behçet.
Diagnostiek:Inventariseren van klachten
van doorgemaakte luchtweginfectie (anamnese). Zo nodig X-thorax. Biopt, bij
verdenking op blaarziekten (pemphigus vulgaris, mucosaal pemphigoid) ook een
IF-biopt. Serologisch onderzoek naar antistoffen (IgM) tegen M. pneumoniae,
en een PCR op een swab van de oropharynx. Ook kunnen koude agglutininen worden
bepaald, maar deze test wordt nog maar zelden verricht. Verder een algemeen
bloedbeeld (Hb, Leuko’s, diff, BSE, CRP). Consult oogarts, KNO-arts, kinderarts,
en zo nodig uroloog, MDL-arts.
PA:Histologisch is
er apoptose van keratinocyten en een mild perivasculair infiltraat in de dermis.
Het beeld is moeilijk te onderscheiden van erythema multiforme, SJS, en TEN.
Bij geneesmiddelen geïnduceerde TEN zijn er meer necrotische keratinocyten,
een dichter infiltraat, pigmentincontinentie, extravasatie van erytrocyten,
en parakeratose.
Diagnostische criteria voor MIRM (Canavan et al.): |
- Aantonen van (doorgemaakte) infectie /pneumonie met M.
pneumoniae - Koorts, hoesten, aanwijzingen
voor pneumonie bij auscultatie van de longen of op X-thorax
- Verhoogd IgM tegen M. pneumoniae, of positieve PCR op swabs
van oropharynx - Huidloslating op < 10% van het lichaamsoppervlak
- Betrokkenheid van minimaal 2 mucosale regio’s (mond, ogen, urogenitaal,
anus) - Weinig of geen vesiculobulleuze laesies of verspreide
atypische target lesions |
Therapie:Antibiotica gericht op
M. pneumoniae
pneumonie (azitromycine, claritromycine, erytromycine, doxycycline, levofloxacine),
in combinatie met prednison 0.5-1 mg/kg, of ciclosporine 3-5 mg/kg. Het advies
is om net als bij EEM en SJS/TEN gedurende 3 dagen de prednison hoog te doseren
(1 mg/kg/dag), en daarna te evalueren of kan worden afgebouwd. In ernstige gevallen
kan een opname nodig zijn met intraveneuze behandeling en ook nog het toevoegen
van intraveneuze immunoglobulinen (IvIg). Verder ondersteunende behandeling,
mondspoelingen, pijnstilling, i.v. vocht, parenterale voeding als eten niet
mogelijk is. Bij zeer uitgebreide huidloslating kan overplaatsing naar een brandwondencentrum
nodig zijn, maar meestal is MIRM niet zo uitgebreid. Indien SJS/TEN ook nog
in de DD staat geen antibiotica, pijnstillers, of andere geneesmiddelen geven
die in de afgelopen 8 weken zijn voorgeschreven.
R/ azitromycine, volwassenen
en kinderen >45 kg 1 dd 500 mg gedurende 3 dagen, kinderen <45 kg 10 mg/kg/dag
gedurende 3 dagen + prednisolon oraal of methylprednisolon i.v. 0.5-1 mg/kg/dag
tot aan stabilisatie van het ziektebeeld (meestal 7-10 dagen).
R/ in ernstige
gevallen stootkuren prednison in hoge dosis gedurende 3 dagen, bijvoorbeeld
methylprednisolon 15-30 mg/kg/dag (max. 1 g) i.v. gedurende 3 dagen, of dexamethason
1.5 mg/kg/dag gedurende 3 dagen, en daarna zo nodig doorgaan met prednisolon
0.5-1 mg/kg/dag.
R/ azitromycine, volwassenen en kinderen >45 kg 1 dd
500 mg gedurende 3 dagen, kinderen <45 kg 10 mg/kg/dag gedurende 3 dagen
+ ciclosporine 3-5 mg/kg/dag verdeeld over 2 doses gedurende 7-10 dagen.
R/ IvIg (intraveneuze immunoglobulinen) 2 g/kg verdeeld over 2 dagen (1 g/kg
per dag), in ernstige gevallen toevoegen aan bovenstaande behandeling.
R/ Dermovate (clobetasolpropionaat 0.05%) zalf op de lippen en op cutane
laesies.
R/ clobetasol mondspoeling.
R/ chloorhexidine mondspoeling.
R/ mucositis cocktail (hydrocortison 200 mg, lidocaïne 400 mg, nystatine 100.000
E/ml 30 ml, propyleenglycol 10 ml, hydroxypropylmethylcellulose 2 g, gedestilleerd
water ad 500 ml), flacon à 100 ml.
R/ kunsttranen, dexamethason oogdruppels,
moxifloxacine oogdruppels.
Referenties:
1. |
Canavan TN, Mathes EF, Frieden I, Shinkai
K. Mycoplasma pneumoniae-induced rash and mucositis as a syndrome
distinct from Stevens-Johnson syndrome and erythema multiforme:
a systematic review. J Am Acad Dermatol 2015;72(2):239-245. |
2. |
Ramien ML. Reactive infectious mucocutaneous
eruption: Mycoplasma pneumoniae-induced rash and mucositis and other
parainfectious eruptions. Clin Exp Dermatol 2021;46(3):420-429. |
3. |
Haseeb A, Elhusseiny AM, ElSheikh RH, Tahboub
MA, Kwan JT, Saeed HN. Ocular involvement in Mycoplasma induced
rash and mucositis: A systematic review of the literature. Ocul
Surf 2023;28:1-10. |
4. |
Santos RP, Silva M, Vieira AP, Brito C. Mycoplasma
pneumoniae-induced rash and mucositis: a recently described entity.
BMJ Case Rep 2017 Aug 22;2017. |
5. |
Meyer Sauteur PM, Theiler M, Buettcher M,
Seiler M, Weibel L, Berger C. Frequency and Clinical Presentation
of Mucocutaneous Disease Due to Mycoplasma pneumoniae Infection
in Children With Community-Acquired Pneumonia. JAMA Dermatol 2020;156(2):144-150. |
6. |
Lofgren D, Lenkeit C. Mycoplasma Pneumoniae-Induced
Rash and Mucositis: A Systematic Review of the Literature. Spartan
Med Res J 2021;6(2):25284. |
7. |
Mazori DR, Nagarajan S, Glick SA. Recurrent
reactive infectious mucocutaneous eruption (RIME): Insights from
a child with three episodes. Pediatr Dermatol 2020;37(3):545-547. |
8. |
Li C, Deng J. Mycoplasma pneumoniae-induced
rash and mucositis. IDCases 2024 May 11;36:e01973. |
9. |
Frantz GF, McAninch SA. Mycoplasma pneumoniae-Induced
Rash and Mucositis (MIRM). 2024 Apr 28. In: StatPearls [Internet].
Treasure Island (FL): StatPearls Publishing; 2024 Jan. |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.