Urticariële dermatitis (urticarial dermatitis) is
een term die in 2006 geïntroduceerd is door Kossard et al. voor jeukende huidafwijkingen
bestaande uit erythemateuze papels en plaques die lijken op urticaria maar die
langer dan 24 uur blijven bestaan en waarbij soms ook eczeem-achtige afwijkingen
aanwezig zijn.
Daarbij hoort een histologisch beeld dat door de pathologen
wordt omschreven als een
dermal hypersensitivity reaction pattern
(DHR). Hierbij ziet men een normaal stratum corneum, minimale spongiose, en
een perivasculair lymfocytair infiltraat in de papillaire dermis met eosinofielen
en met of zonder neutrofielen. Dit DHR patroon is niet een specifiek histologisch
beeld, het kan worden gezien bij meerdere huidziekten waaronder geneesmiddelenreacties,
urticaria, eczeem, insektensteken, bulleus pemphigoid, contacteczeem, pruritic
urticarial papules and plaques of pregnancy, leukocytoclastische vasculitis,
scabies en bij (zeldzaam) paraneoplastische dermatitis geassocieerd met diverse
maligniteiten (o.a. m. Hodgkin, prostaatcarcinoom, B-cel lymfoom, coloncarcinoom,
pancreaskopcarcinoom).
Dermal hypersensitivity reaction: |
- normaal stratum corneum - minimale spongiose - perivasculair
lymfocytair infiltraat in de papillaire dermis met eosinofielen
en met of zonder neutrofielen |
De term
urticariële dermatitis is niet altijd
eenduidig. Het is eigenlijk een beschrijvende diagnose voor een niet-vluchtige
jeukende dermatitis met verheven gedeelten. Er zijn meerdere andere huidziekten
zoals atopisch eczeem, scabies en urticariële vasculitis die er ook zo uit kunnen
zien. Deze moeten eigenlijk eerst allemaal worden uitgesloten (zie de DD van
urticariële dermatitis) en dan blijft de diagnose urticariële dermatitis over.
Dit is dan toch wel een klinisch bruikbare term, voor een entiteit met een duidelijke
en herkenbare beschrijving, waarvoor vaak geen oorzaak gevonden kan worden,
en die symptomatisch behandeld moet worden.
Soms wordt er wel een oorzaak
gevonden voor urticariële dermatitis. Sinds de term is geïntroduceerd zijn er
casereports verschenen over urticarial dermatitis door rituximab, andere geneesmiddelen,
eikenprocessierups, pollen, acariasis (
Dermanyssus hirundinis),
Helicobacter pylori infectie, allergie voor textielkleurstoffen, etc.
Urticariële dermatitis is niet een geheel nieuwe diagnose, door andere auteurs
werden in het verleden voor ongeveer dezelfde entiteit, maar dan vooral bestaande
uit jeukende papels of noduli de begrippen
prurigo subacuta, idiopathic papular
dermatitis, en itchy red bumps disease gebruikt.
Klinisch beeld:
Jeukende huidafwijkingen bestaande uit erythemateuze papels en plaques die lijken
op urticaria maar die langer dan 24 uur blijven bestaan. Soms lichte schilfering
of eczeem-achtige afwijkingen. De jeuk kan zeer hevig zijn; pijn en branderige
sensaties komen ook voor. Chronisch beloop, weken, maanden, jaren bestaand.
Meestal op de romp, daarna op de armen en/of benen. Zeer zelden op andere plekken
zoals op het hoofd en in de nek, liezen, palmoplantair. Vaak zijn de laesies
kapotgekrabt. Het wordt vooral gezien op oudere leeftijd, vanaf rond de 60 jaar,
en komt iets vaker voor bij vrouwen dan bij mannen.
|
|
urticariële
dermatitis |
urticariële
dermatitis |
|
|
urticariële
dermatitis |
urticariële
dermatitis |
Diagnostiek:Biopt (HE en IF). Lab-onderzoek naar
oorzaken van jeuk en ter uitsluiting van andere diagnosen (Hb, leuko’s, diff,
trombocyten, CRP, kreat, eventueel aangevuld met glucose, ijzer, ferritine,
TYBC, ureum, urinezuur, ALAT, ASAT, GGT, AF, bilirubine, LDH, TSH). Directe
KOH-preparaten van verschillende locaties om scabies uit te sluiten. Zo nodig
contactallergologisch onderzoek. Zo nodig verwijzing naar internist voor uitsluiten
onderliggende interne ziekten of maligniteiten.
Therapie:Omdat vaak geen oorzaak te vinden is,
bestaat de behandeling uit symptoombestrijding. Lokale behandeling met corticosteroïden
is de eerste stap, maar werkt niet bij alle patiënten goed en is soms moeilijk
vol te houden voor langere tijd. Bij een deel van de patiënten helpen antihistaminica.
Lichttherapie met UVB is genoemd als optie maar het effect valt tegen en het
wordt in Nederland niet meer vergoed voor deze indicatie. Voorkomen van uitdroging
van de huid met indifferente therapie kan soms helpen. Bij veel klachten (de
jeuk kan zeer hevig zijn) en onvoldoende effect van lokale corticosteroïden
en antihistaminica starten met systemische immunosuppressiva zoals prednison,
ciclosporine, mycofenolaat mofetil, azathioprine, dapson, methotrexaat. Hydroxyureum
is ook genoemd, in een letter to the editor.
R/ lokale corticosteroïden
klasse II-IV.
R/ Protopic (tacrolimus) zalf of Elidel (pimecrolimus) crème.
R/ antihistaminica.
R/ prednison 1 dd 10-40 mg, dexamethason 1-6 mg per dag
in 1 of 2 giften.
R/ prednison stootkuur: 2 dagen 40 mg, 2 dagen 20 mg, 2
dagen 10 mg en daarna 10 mg om de dag voor 4-8 weken.
R/ kenacort A40 40
mg i.m. eens per 6-12 weken.
R/ ciclosporine 1-3 mg/kg. Bijvoorbeeld 2 dd
100 mg gedurende 2 weken, daarna afbouwen naar de laagste werkzame dosis (kan
soms heel laag zijn, bijvoorbeeld 2 dd 25-50 mg).
R/ mycofenolaat mofetil
2 dd 500-1000 mg.
R/ azathioprine 1 dd 50-150 mg
R/ dapson 1 dd 50-100
mg.
R/ methotrexaat 1 x per week 7.5-20 mg.
Referenties
1. |
Kossard S, Hamann I, Wilkinson B. Defining
urticarial dermatitis: a subset of dermal hypersensitivity reaction
pattern. Arch Dermatol 2006;142(1):29-34.
PDF |
2. |
Fung MA. The clinical and histopathologic
spectrum of "dermal hypersensitivity reactions," a nonspecific histologic
diagnosis that is not very useful in clinical practice, and the
concept of a "dermal hypersensitivity reaction pattern". J Am Acad
Dermatol 2002;47(6):898-907.
PDF |
3. |
Hannon GR, Wetter DA, Gibson LE. Urticarial
dermatitis: clinical features, diagnostic evaluation, and etiologic
associations in a series of 146 patients at Mayo Clinic (2006-2012).
J Am Acad Dermatol 2014;70(2):263-268.
PDF |
4. |
Mata DA, Lian JW, Krakowski A, Agarwala S,
Hafeez F. Histopathologic and immunophenotypic features of idiopathic
dermal hypersensitivity reaction/urticarial dermatitis: A clinicopathologic
study. J Cutan Pathol 2021;48(4):592-595.
PDF |
5. |
Rietschel RL. A Clinician's View of Urticarial
Dermatitis. Arch Dermatol 2006;142(7):927-947.
PDF |
6. |
Banan P, Butler G, Wu J. Retrospective chart
review in a cohort of patients with urticarial dermatitis. Australas
J Dermatol 2014;55(2):137-139.
PDF |
7. |
Chaptini C, Sidhu S. Mycophenolate mofetil
as a treatment for urticarial dermatitis. Australas J Dermatol 2014;55(4):275-278.
PDF |
8. |
Kim JM, Lim KM, Kim HS, Ko HC, Kim MB, Kim
BS. Urticarial Dermatitis: Clinical Characteristics of Itch and
Therapeutic Response to Cyclosporine. Ann Dermatol 2017;29(2):143-148. |
9. |
Byth LA. Urticarial dermatitis: a nosological
dilemma. Int J Dermatol 2019;58(10):e196-e198. |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.