Frequentie reacties op ionogene radiocontrastvloeistoffen: 4-8% met ernstige
reacties in 1 van de 1000 toedieningen en zelden (1:300 tot 1:100000) een fataal
aflopende anafylactische shock. Frequentie non-ionogene radiocontrastvloeistoffen:
lager. Er is een verhoogd risico bij atopici. Reakties op radiocontrastmiddelen
worden maar zelden veroorzaakt door een jodium-allergie. Meestal zijn een niet-immunologische
release van mestcelmediatoren of een direkte aktivatie van het complementsysteem
verantwoordelijk (pseudo-allergische of anafylactoïde reakties). Zelden andere
beelden, waaronder één beschrijving van een tromboflebitis migrans. Urticaria
en angio-oedeem worden in lage frequentie gezien op technetium-99 zwavelcolloïd
en technetium-99 albumine. Technetium-99 methyleen difosfonaat kan een vertraagd
type jeukende eczemateuze huidreaktie geven 4-24 uur na inspuiting.
Adviezen:
Het nut van voorbehandeling met corticosteroïden en H1 en 2-blockers is onduidelijk.
Wel is er een meta-analyse van dergelijke regimes bij toedienen van radiocontrast
middelen (Wittbrodt & Spinler. Ann. Pharmacotherapy 1994; 28:236-41). Zij
komen tot de conclusie dat difenhydramine (antihistaminicum) 50 mg i.m./p.o.
1 uur tevoren, in combinatie met prednison 50 mg p.o. 13, 7 en 1 uur tevoren
het beste schema is, al dan niet gecombineerd met cimetidine en/of efedrine.
(zie ook Greenberger et al. Arch Int Med 1985;145:2197-2200). Difenhydramine
kan vervangen worden door clemastine 2 mg i.v. kort voor de procedure (is zelfs
sterker) en cimetidine door ranitidine (50 mg i.v.).
Referenties
1. |
Amon U. Pathophysiologic and immunologic
mechanisms of contrast medium-induced anaphylactoid immediate hypersensitivity
- an overview. Aktuelle Radiologie 1997;7:145-148. |
2. |
Mediaceja WVL, Fernandez ALA, Cabanes GA,
et al. Premedication for the prevention of adverse reactions to
ionic iodized contrast media. Revista Alergica Mexico 1995;42:45-48 |
Auteur(s):dr. M.M.H. Meinardi. Dermatoloog, Maurits
kliniek, Den Haag.