Synoniemen
Plakproefonderzoek, patch-test.
Indicaties
• |
objectief vaststellen of er een type IV contactallergie bestaat
voor bepaalde allergenen |
Contraïndicaties
• |
bewezen anafylactische reactie op het te testen allergeen |
• |
eczeem op de testplaats (de rug) of een actief eczeem elders op
het lichaam (omdat anders veel meer positieve reacties verschijnen
dan waar de patiënt alleen maar allergisch voor is) |
• |
recent gebruik van geneesmiddelen die remmend werken op het
ontstaan van een type IV allergische reactie: - binnen drie dagen voor het onderzoek geen topicale
corticosteroiden op de testplaats - binnen 2 weken geen UV-expositie
(geldt voor zon en kunstmatige UV-bronnen) - binnen 1 week voor het onderzoek
geen systemische immunosuppressie en geen cytostatica (in
uitzonderingsgevallen maximaal 10 mg prednison oraal per dag of 1 mg/kg/dag
cyclosporine, waarbij de testuitslag onbetrouwbaarder zal zijn)
antihistaminica hebben op de reactie geen noemenswaardige invloed |
• |
terughoudendheid is geboden bij zwangeren en vrouwen die
borstvoeding geven: er bestaan onvoldoende gegevens over de
systemische concentratie en de daarbij behorende schadelijkheid van
de verschillende allergenen die bij het onderzoek gebruikt worden. |
• |
een relatieve contraïndicatie is een bekende overgevoeligheid
voor het te testen allergeen omdat herhaalde expositie de
allergische reactie kan versterken. |
Risico's en complicaties
Allergische reacties en irritatiereacties op de bij het onderzoek gebruikte
stoffen zijn inherent aan dit type onderzoek. Deze reacties zijn ten eerste
lokaal, op de opbrengplaats van de stof, maar kunnen in tweede instantie ook
een reactie elders op het lichaam uitlokken, zoals eczeem op de
oorspronkelijke plaatsen of eczeem op atopische plaatsen. Jeuk is daarbij de
meest voorkomende klacht. Zelden kan ter plaatse van de positieve reactie
een contact leukodermie optreden.
Het risico op een type I
allergische reactie met gegeneraliseerde urticaria of systemische effecten
is in het algemeen verwaarloosbaar klein, met uitzondering van sommige
stoffen. In die gevallen geldt minimaal 20 minuten observatietijd na
opplakken van het testmateriaal.
Soms treedt een positieve reactie op na
de gebruikelijke laatste aflezing van de test op 72 uur. Bij aminoglycosiden
en corticosteroïden is dat gebruikelijk, deze kunnen tot dag 6 of 7 nog
positief worden, maar ook bij andere stoffen blijkt dat op te kunnen treden.
De patiënt dient zich telefonisch met een late reactie te melden op
de polikliniek allergologie, na afspraak zal geprobeerd worden te
achterhalen om welke stof het ging. Soms zal een deel van het onderzoek
herhaald moeten worden.
Sommige stoffen blijken gemakkelijk een
contactallergie te kunnen veroorzaken en soms gebeurt dat mede door het
plakproefonderzoek.
Soms blijft een positieve allergische reactie op een
stof langdurig actief. De relevantie hiervan ligt mogelijk in een
verklaring waarom sommige contactallergische eczemen zo hardnekkig zijn.
Tenslotte is uit een studie gebleken dat het plakproefonderzoek een positief
effect kent op de dermatologisch-specifieke kwaliteit van leven. Het
gegeven dat een plakproefonderzoek verricht zal worden kan ook onterechte
verwachtingen scheppen in de zin van: "nu wordt de oorzaak gevonden". Bij
een niet-harde indicatie is de kans op een relevante uitslag van het
onderzoek vanzelfsprekend klein.
Voorzorgen Adequate medische zorg
dient voorhanden te zijn in geval van een (zij het bij dit type onderzoek
maar zeer zeldzaam optredende)
anafylactische reactie.
Nazorg Indien binnen 30 min.
na de test geen systemische effecten zijn opgetreden kan de patiënt naar
huis. De patiënt dient direkt kontakt met een arts op te nemen indien alsnog
klachten als dyspneu, licht gevoel in het hoofd of ernstige jeuk optreden.
Een positieve, allergische, reactie geneest spontaan in enkele weken.
Allergenen Bepaalde stoffen kunnen rechtstreeks
("as is") in contact met de huid gebracht worden. De meeste allergenen
moeten voor het onderzoek opgelost worden in water, vaseline, olijfolie of
alcohol.
Allergenen in waterige oplossing worden ondanks het verhoogde
risico op microbiële overgroei niet geconserveerd om geen verwarring te
krijgen met een eventuele allergische reactie op het conserveringsmiddel.
Allergenen in alcohol verliezen progressief hun werkzaamheid. Daarnaast
bestaat het risico van concentratieverhoging door verdamping. Allergenen
opgelost in vaseline hebben het voordeel van een langere houdbaarheid.
Het gebruik van gestandaardiseerde allergenen biedt het voordeel van een
lager risico voor de patiënt op systemische effecten aan de ene kant en
fout-negatieve reacties aan de andere kant. Bovendien maakt het een
onderlinge vergelijking waardevoller. Regelmatig zijn de benodigde
allergenen echter niet commercieel verkrijgbaar en moeten de benodigde
extracten gemaakt worden.
Procedure De patiënt heeft 3
afspraken gekregen voor het onderzoek.
1e afspraak
Inventariserend gesprek met de patiënt en dermatologische inspectie van de
huidafwijking. Hiermee worden de te testen allergenen geselecteerd als
aanvulling op de routinematig meegeteste Europese standaardreeks. Een
sterk behaarde rug wordt van tevoren geschoren en een vette rug wordt
tevoren ontvet met alcohol omdat anders het testmateriaal onvoldoende
gefixeerd kan worden. Onderscheid wordt gemaakt tussen een open en een
gesloten (occlusieve) methode, die respectievelijk gebruikt wordt voor
irriterende en niet-irriterende stoffen:
- irriterende stoffen worden in
zeer kleine hoeveelheid op de huid van de bovenzijde van de rug aangebracht
en afgeplakt met een pleister (Fixomull van Beiersdorf)
- niet-irriterende
stoffen worden in zeer kleine hoeveelheid in 1 cm
2 plastic testkamertjes
(Square Chambers van Van der Bend ) op een 20x30 cm klevende drager
(Varimate van EuroTec) op de bovenzijde van de rug geplakt
In
uitzonderingssituaties kan gebruik worden gemaakt van de laterale zijde van
de bovenarm; ander plaatsen op het lichaam geven een grotere kans op een
fout-negatieve reactie. Deze plakker met de afzonderlijke allergenen
dient 48 uur op zijn plaats te blijven en de patient wordt geïnstrueerd zich
zodanig te gedragen dat de plakker niet door transpireren of mechanische
oorzaken van zijn plaats zal komen. Het geheel van intake en op de rug
plakken duurt ongeveer 30-45 minuten, hierna gaat de patiënt naar huis. De
patiënt mag met de Varimate plakker wel kort douchen, maar overmatige
lichaamsbeweging en sterk zweten kunnen tot gevolg hebben dat de plakker
losraakt waardoor het onderzoek mislukt is. Wordt ook een Fixomull pleister
gebruikt dan mag de patiënt zich niet douchen.
2e afspraak ("48
uur")De plakker wordt van de rug verwijderd en de test voor de
eerste keer kwantitatief gescored. Om elke plaats waar een testkamertje zat
wordt een waterafwasbare fluorescerende inkt opgebracht die vervolgens moet
drogen.
Dit duurt totaal ongeveer 10 minuten, waarna de patiënt naar
huis gaat. Tot de volgende afspraak mag de patiënt de rug vanwege de
wateroplosbare inkt absoluut niet nat maken (dus ook niet overmatig zweten).
3e afspraak ("72 uur")De huidreactie wordt voor de tweede keer
kwantitatief gescored
op grond van alle beschikbare gegevens wordt de
eindconclusie (welke allergenen dienen voortaan vermeden te worden en wat
zijn eventuele alternatieven) besproken met de patiënt.
Dit duurt
totaal ongeveer 20 minuten, waarna de patiënt meestal een afspraak krijgt
voor een extra controle enkele weken later, deze controleafspraken zijn
altijd op woensdagochtend. De patiënt wordt geïnstrueerd kontakt op te nemen
met de polikliniek dermatologie als er een late reactie (na de tweede
aflezing) optreedt.
Kwantitatieve score van de
testresultaten Bij deze test wordt gezocht naar erytheem,
papels, vesikels en bullae 48 en 72 uur na applicatie van het antigeen. Een
reactie op aminoglycosiden en corticosteroïden wordt bovendien afgelezen 6 à
7 dagen na applicatie van het antigeen. Aflezen op dag 6 of 7 verhoogt de
opbrengst van positieve reacties met enkele %.
De
volgende gradering (volgens de International Contact Dermatitis Research
Group, de ICDRG) wordt toegepast:
geen reactie |
- |
alleen erytheem |
?+ (wordt normaliter niet als
allergische reactie beschouwd) |
erytheem en papels of
infiltratie |
+ |
erytheem en papels of
infiltratie én vesikels |
++ |
erytheem en papels of
infiltratie én vesikels confluerend tot bullae |
+++ |
toxische reactie |
IR |
niet afgelezen |
NR |
Het onderscheid tussen een + en een IR-reactie kan
moeilijk zijn. In dat geval wordt van aanvullende informatie gebruik
gemaakt, zoals een bekende irritatiepotentie van een stof of een atopische
aanleg van de patiënt. Zo nodig kan het onderzoek met deze stof herhaald
worden: irritatiereacties zijn minder reproduceerbaar dan contactallergische
reacties.
Er is geen éénduidige relatie tussen de testuitslagen en de
ernst van de te verwachten reactie op expositie in de praktijk.
![Plakproef type IV allergie met pleister reactie (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Plakproef type IV allergie](../../afbeeldingen/allergologisch-onderzoek-1z.jpg) |
plakproef
type IV allergie |
Fout-positieve resultaten kunnen oa. het gevolg zijn van:
• |
te lange
contactduur |
• |
technische fouten bij de toediening, verwisseling van
allergenen |
• |
alleen aflezen op dag 2 |
• |
een irritatiereactie
geïnterpreteerd als een allergische reactie.
Irritatiereacties kunnen ontstaan door het vehiculum, een versterkte
penetratie van het allergeen, een ongelijkmatige verdeling van het allergeen
in het vehiculum, een te hoge testconcentratie, een rand- of drukeffect |
• |
pleisterreacties |
• |
naburige sterk positieve reacties (tot een exited skin
syndrome of angry back aan toe) of een actief eczeem elders |
• |
bij atopici
worden regelmatig reacties gevonden op de metalen nikkel, kobalt en chroom,
alsmede op de trias perubalsem, fragrance-mix en houtteer terwijl expositie
hieraan in de praktijk geen huidreactie blijkt op te leveren. |
• |
reactie op
degradatieproducten of verontreinigingen |
• |
overwaardering van de
reactiesterkte |
• |
pustuleuze of folliculaire reacties |
• |
urticariële
reacties |
Fout-negatieve resultaten kunnen oa. het gevolg zijn
van:
• |
een immuuncompromiterende ziekte van de patiënt (hyporeactiviteit
van de huid, oa. bij kanker, virale infecties, Whipple, mycosis fungoides,
sarcoidose) of UV-expositie of geneesmiddelen die leiden tot
immunosuppresie. Daarnaast bestaan wisselingen in gevoeligheid bij
normale individuen. |
• |
(moeilijk interpreteerbare) invloed menstruatie |
• |
een foto-allergie |
• |
technische fouten bij de toediening,
verwisseling van allergenen |
• |
testen op de onderrug minder gevoelig dan op de bovenrug |
• |
het voortijdig losraken van de testpleister |
• |
onjuiste aflezing, onjuist afleestijdstip (sommige allergenen geven vooral
pas na 6 à 7 dagen een positieve reacties) |
• |
het onvoldoende kunnen
passeren van de epidermale barrière van het allergeen |
• |
een te lage testconcentratie van het allergeen |
Bij het epicutaan allergologisch
onderzoek worden de verschillende allergenen in zodanige concentratie en
oplosmiddel getest dat bij voor die stof allergische patiënten er een
positieve reactie ontstaat en bij voor die stof niet allergische patiënten
geen reactie. Hoewel het al of niet hebben van een allergie voor de patiënt
een alles of niets fenomeen is, kan er bij het plakproefonderzoek een
gradueel verloop gevonden worden van zeer lichte huidreacties (een licht
erytheem) tot een sterke huidreactie (met blaarvorming) op een bepaalde
concentratie van het allergeen.
De in cosmetica en andere
eindprodukten gebruikte concentraties van de verschillende ingrediënten zijn
vaak (veel) te laag om met het plakproefonderzoek (een éénmalige applicatie
op de rug onder 48 uur occlusie) een positieve reactie te kunnen geven. Een
duidelijk betere testmethode voor het aantonen van een allergie voor
dergelijke produkten is de
ROAT. Omdat
een ROAT uitgaat van het complete produkt, dient bij een positieve ROAT
alsnog een plakproefonderzoek met de afzonderlijke ingrediënten (opgelost in
de juiste vehiculae en in de juiste concentraties) uitgevoerd te worden.
Een
angry back is een hevige reactie op de
contactallergenen, zodanig dat alles positief wordt, waardoor geen
conclusies kunnen worden getrokken. Zelfs blaren kunnen ontstaan. Een angry
back komt vooral voor als getest wordt bij een patiënt die nog een actief
eczeem heeft.
![Angry back (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Angry back](../../afbeeldingen/angry-back-contactallergie-1z.jpg) |
![Angry back (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Angry back](../../afbeeldingen/angry-back-contactallergie-2z.jpg) |
angry back |
contactallergie |
Referenties
1. |
Le TKM, Valk PGM van der, Schalkwijk J et al.
Br J Dermatol 1995;133:236-240. |
2. |
Long-lasting allergic patch test reaction.
Contact Dermatitis 1999;41:35-39. |
3. |
Rajagopalan R, Anderson R. Impact of patch
testing on dermatologic-specific quility of life in patients with
allergic contact dermatitis Am J Contact Dermatitis 1997;8:215-221. |
4. |
Valyasevi MA, Maddox DE, Li JTC. Systemic
reactions to allergy skin tests. Ann Allergy Asthma Immunol
1999;83:132-136. |
5. |
Koehler AM, Maibach HI. Skin hyporeactivity
in relation to patch testing. Contact Dermatitis 2000;42:1-4. |
6. |
Hindsén M, Bruze M, Christensen OB.
Individual variation in nickel patch test reactivity. Am J Contact
Dermatitis 1999;10:62-67. |
7. |
Lindelöf B. Regional variation in patch test
response to nickel-sensitive patients. Contact Dermatitis
1992;26:202-203. |
8. |
Magnusson B, Hersle K. Patch test methods II.
Regional variation of patch test responses. Acta Derm Venereol
1965;45:257-261. |
9. |
Rohold AE et al. Nickel patch test reactivity
and the menstrual cycle. Acta Derm Venereol 1994;74:383-385. |
10. |
Alexander S. Patch testing and menstruation.
Lancet 1988;2:751. |
11. |
Kemmett D. Premenstrual exacerbation of
atopic dermatitis. Br J Dermatol 1989;120:715. |
12. |
Sjövall P. Ultraviolet radiation and allergic
contact dermatitis. An experimental and clinical study. Thesis,
Malmö, 1988. |
13. |
Bruynzeel DP. Epicutaan testen; strikken en
valkuilen. Ned T Dermatol Venereol 2001;11:56-57. |
14. |
De Groot AC. Richtlijnen voor het verrichten
van epicutaan allergologisch onderzoek in de perifere
dermatologische praktijk. Ned T Dermatol Venereol 1996;6:8-15. |
15. |
Koehler AM, Maibach HI. Skin hyporeactivity
in relation to patch testing. Contact Dermatitis 2000;42:1-4. |
16. |
Jonker MJ, Bruynzeel DP. The outcome of an
additional patch-test reading on days 6 or 7. Contact Dermatitis
2000;42:330-335. |
17. |
Geier J, Gefeller O, Wiechmann K, Fuchs T.
Patch test reactions at D4, D5 and D6. Contact Dermatitis
1999;40:119-126. |
18. |
Mancuso G, Berdondini RM, Cavrini G.
Long-lasting allergic patch test reactions: a study of patients with
positive standard patch tests. Contact Dermatitis 1999;40:35-39. |
19. |
Kanerva L, et al. Contact leukoderma caused
by patch testing with dental acrylics. Am J Contact Dermat
1998;9:196-198. |
Auteur(s):dr. M.M.H. Meinardi. Dermatoloog,
Maurits kliniek, Den Haag.