PROTOCOL TESTEN OP GENEESMIDDELEN ALLERGIE ICD10: n.v.t.

Korte omschrijving van de test
Het allergologisch onderzoek op een geneesmiddel-allergie bestaat uit:
in vivo huidtests (voor een type I en IV allergische reactie) en (orale) provocatie
zo nodig aangevuld door in vitro onderzoek: IgE-RAST en ELISA-bepaling van antilichamen (voor een type I-allergische reactie), lymfocytenprovocatietest en macrofaag-inhibitietest (voor een type IV-allergische reactie), complementactivatie en immuuncomplexen (voor een type III-allergie).

Indicaties
patiënten die mogelijk een allergische reactie hebben doorgemaakt op het geneesmiddel en die in de toekomst geen of onvoldoende gebruik kunnen maken van niet-kruisreagerende alternatieven.

Contraindicaties
een bewezen allergie voor het geneesmiddel
gelijktijdig gebruikte of onvoldoende tijdig gestopte geneesmiddelen die kunnen interfereren met de test (zie de afzonderlijke protocollen)
een relatieve contraindicatie bestaat bij hen die mogelijk als gevolg van het geneesmiddel een anafylactische reactie of een Stevens-Johnson syndroom of een blaarvormende huidafwijking hadden.
preventief testen is niet zinvol. Door de test en door het te geven geneesmiddel kan de patiënt alsnog allergisch worden.

Complicaties
De complicaties van de afzonderlijke testmethoden gelden.

Voorzorgen
Adequate medische zorg dient voorhanden te zijn in geval van een anafylactische reactie.

Nazorg
Indien binnen 20 minuten na de test geen systemische effecten zijn opgetreden kan de patiënt naar huis. De patiënt dient direkt kontakt met een arts op te nemen indien alsnog klachten als dyspneu, licht gevoel in het hoofd of ernstige jeuk optreden.

Allergenen
Voor het onderzoek wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van gestandaardiseerde allergenen.
In geval van medicatie in tablet-, capsule- of poedervorm kan zowel voor een percutane als een epicutane test gebruik worden gemaakt van het poeder. Voor een intracutane test dient de stof zo mogelijk in een verdunningsreeks met water getest te worden; meerdere stoffen lossen echter slecht in water op.
In geval van medicatie in gel- of suspensievorm: zowel voor percutane als intracutane test onverdund product te gebruikten. Intracutane testen indien mogelijk in verdunningsreeks.
In geval van intraveneuze of intramusculaire medicatie: priktest met onverdunde medicatie.
Indien geen verdenking bestaat op een IgE gemedieerde allergie: intracutaan testen met 1:1000, 1:100 en 1:10 van de laagste concentratie zoals deze aan patiënt wordt toegediend, elke keer met 20 min. pauze er tussen.
Indien wel een verdenking op een IgE gemedieerde allergie bestaat: intracutaan testen met 1:100000, 1:10000, 1:1000, 1:100, 1:10 van de laagste concentratie zoals deze aan patiënt wordt toegediend met 20 min. pauze er tussen.
In geval van cytostatica geeft een huidtest een grote kans op huidnecrose.
Een alternatief voor een huidtest kan gebruik worden gemaakt - zonder huidtesten vooraf - van een proefdoseerschema opgesteld met een verdunningsreeks, in overleg met de apotheek, en dit wordt onder bewaking van pols en tensie met adrenaline, Tavegyl en dexamethason bij de hand aan patiënt toegediend.
Aan de hand van het klinisch beloop wordt een beslissing genomen over het wel of niet toedienen van het cytostaticum in therapeutische doseringen.
Procedure

Het onderzoek naar een geneesmiddel-allergie bestaat uit 3 achtereenvolgende stappen:

1. Plakproefonderzoek aflezen na 20 min., 48 en 72 uur.
per patch 30 μl.
plakproeven binnen 6 weken na een rash zijn vaak fout-negatief.
hoger risico op systemische reaktie naarmate huidafwijking korter geleden was
bij fixed drug eruptions dient getest te worden op de voormalige plaats van de lesie

Indien negatief:
2. Intradermaal onderzoek, eerst percutaan, indien negatief dan intracutaan, aflezen na 20 min., 48 en 72 uur:
De gebruikelijke voorzorgen voor een intradermaal onderzoek gelden.

Indien negatief:
3. Orale provocatie met geleidelijk opklimmende doses en onder nauwkeurige bewaking van de verdachte stof.
(Ook deze test is niet 100% bewijzend voor een allergie!)

Fout-positieve en fout-negatieve resultaten
De orale provocatie geldt als gouden standaard, de huidtesten kunnen fout-negatieve en fout-positieve reakties geven.
Een fout-negatieve reactie zal optreden wanneer de allergische reactie gericht is op een metaboliet in plaats van op het geneesmiddel zelf.
Fout-positieve reacties kunnen ontstaan door histamine-vrijmakende geneesmiddelen.

Adviezen in geval van een geneesmiddel-allergie:
Op geleide van het onderzoek wordt een geneesmiddelpaspoort uitgereikt.


Auteur(s):
dr. M.M.H. Meinardi. Dermatoloog, Maurits kliniek, Den Haag.

31-12-2012 (MMM) - www.huidziekten.nl W3C-html-4.01-valid