Synoniemen: (oral)
challenge, systemic challenge, incremental provocative test dosing
Algemene informatie Bij een orale provocatietest wordt het te
onderzoeken geneesmiddel onder adequate bewaking in opklimmende dosering aan
de patiënt gegeven. De orale provocatie is de gouden standaard in het
onderzoek naar een geneesmiddelenallergie. Het onderzoek brengt echter, soms
grote, risico's mee voor de patiënt afhankelijk van de oorspronkelijke
reactie die opnieuw kan optreden als het geneesmiddel inderdaad de
veroorzakende factor was. Daarom wordt een (orale) provocatietest altijd
voorafgegaan door epicutaan en intracutaan allergologisch onderzoek. Gezien
de risico's wordt aan eventueel voorhanden zijnde alternatieve medicatie de
voorkeur gegeven boven het uitvoeren van een orale provocatie.
Het doel
van een orale provocatietest kan tweeledig zijn:
1. het opnieuw opwekken
van oorspronkelijk ervaren klachten na gebruik van een geneesmiddel, m.a.w.
het bewijs leveren dat een bepaald geneesmiddel de oorzaak van de klachten
is.
2. het uitsluiten van de mogelijkheid dat een alternatief
geneesmiddel ook klachten veroorzaakt.
Een negatieve orale
provocatietest (waarbij er geen klachten optreden) wordt vaak door patienten
als een geruststelling ervaren.
Uitvoering van het allergologisch
onderzoek binnen 6 weken nadat de oorspronkelijke reactie plaatsgevonden
heeft is niet zinvol: het onderzoek zal frequent fout-negatief zijn. Wanneer
een reactie erg heftig is geweest geldt dat de heftigheid van de (eventuele)
reactie na provocatie omgekeerd evenredig is met de tijd die sinds de
oorspronkelijke reactie verstreken is. M.a.w. bij ernstige reacties het
onderzoek indien mogelijk uitstellen tot 6 maanden na de eerste klacht.
Indicaties
• |
aantonen dan wel uitsluiten van een vermoede
reactie op een geneesmiddel die de patient zou moeten gebruiken en waarvoor
geen vergelijkbaar/redelijk/aanvaardbaar alternatief beschikbaar is en
waarbij eerder epicutaan en intracutaan allergologisch onderzoek geen
positieve reacties aantoonde |
• |
uitsluiten van een geneesmiddel als oorzaak
voor de opgetreden klachten (met name belangrijk wanneer meerdere middelen
tegelijkertijd gebruikt worden). |
Contra-indicaties
• |
een bewezen
allergie voor het geneesmiddel |
• |
een ernstige reactie op het geneesmiddel: - type I allergische reactie met bijvoorbeeld urticaria, angio-oedeem of
een anafylactische shock, vooral indien de patiënt bovendien een
beta-blokker gebruikt of ernstig cardiaal gecompromiteerd is - een toxische
epidermale necrolyse (TEN) of een Stevens-Johnson syndroom - een
blaarvormende aandoening - vasculitis - geneesmiddel-geinduceerde
cytopenie |
• |
het gebruik van medicatie die de test kunnen beïnvloeden zoals
corticosteroïden (> 5 mg/dag) en antihistaminica (in de week voorafgaand aan
de provocatietest) |
Risico's en complicaties Het grootste risico
is het opnieuw optreden van de oorspronkelijke reactie. In het geval van een
eczemateuze reactie kunnen zowel het allergologisch onderzoek als de orale
provocatietest leiden tot een opvlamming van de oorspronkelijke
huidreacties. In geval van ernstiger reacties dient de provocatietest onder
adequate bewaking uitgevoerd te worden.
Voorzorgen
Patienten dienen vooraf mondeling en schriftelijk voorgelicht te worden over
de procedure en de eventuele risico's. Om het risico zo klein mogelijk te
maken wordt een (orale) provocatietest altijd voorafgegaan door negatieve
reacties op epicutaan en intracutaan allergologisch onderzoek. Een (orale)
provocatietest vindt alleen plaats onder gecontroleerde omstandigheden,
waarbij de patient niet alleen gelaten wordt en alle benodigdheden voor
adequate shockbehandeling ter plekke aanwezig zijn.
De testdosis van een
geneesmiddel is afhankelijk van de ernst van de oorspronkelijke reactie en
de conditie van de patient. Hoe ernstiger de aanvankelijke reactie, des te
lager de testdosis waarmee begonnen wordt (1/100-1/1000 van de
oorspronkelijke dosis).
Nazorg De uitkomst van de test
zal met de patient besproken moeten worden, en bij een positieve
provocatietest zal deze geinstrueerd moeten worden het gebruik van het
betreffende middel te vermijden. Ook zal een geneesmiddelenpaspoort
verstrekt moeten worden.
Procedure Ter uitsluiting van
aspecifieke reacties en ter geruststelling van de patient wordt begonnen met
een placebo. Dit kan eventueel enige malen herhaald worden.
De
aanvangsdosis is afhankelijk van het geneesmiddel en van de conditie van de
patient (0,1- 10% van de oorspronkelijke dosis, bij ernstige reacties
100-1000 maal minder (dan 0,1%)).
Wanneer er 15-30 minuten na inname
van een dosis geen reactie is opgetreden én de oorspronkelijke reactie acuut
optrad, kan de testdosis verhoogd worden (2-10x, afhankelijk van medicatie
en reactie). Bij ieder symptoom van een recidief reactie wordt de
provocatietest gestaakt. Wanneer zich symptomen voordoen die moeilijk te
interpreteren zijn, wordt de volgende dosis 15-30 minuten uitgesteld en kan
de laatste dosis nogmaals herhaald worden. Wanneer een dosis van 2x de
therapeutisch gebruikte dosering zonder klachten verdragen wordt is de
provocatietest negatief.
Was de oorspronkelijke reactie van het
vertraagde type, zoals bij een maculopapuleuze huiduitslag, dan worden de
testdoses met intervallen van 24-48 uur toegediend. De gehele procedure kan
dan enkele dagen tot weken duren.
Referenties
1. |
Hein UR, Chantraine-Hess S, Worm M et al.
Evaluation of systemic provocation tests in patients with suspected
allergic and pseudoallergic drug reactions. Acta Derm Venereol
(Stockh) 1999;79:139-42. |
2. |
Kauppinen K, Alanko K. Oral provocation:
uses. Seminars in Dermatology 1989;8:187-91. |
3. |
DeSwarte RD, Patterson R. Drug Allergy. In:
Patterson R, Grammer LC, Greenberger PA, Ed. Allergic disease. 5th
Edition. Lippincott-Raven Publischers, Philadelphia. 1997:317-412. |
4. |
Mellon MH, Schatz M, Patterson R. Drug
allergy. In: Lawlor GJ, Fischer Tj, ed. Manual of allergy and
immunology. Little, Brown and Company, Boston/Toronto, 1992. pp
242-71. |
Auteur(s):dr. M.M.H. Meinardi. Dermatoloog,
Maurits kliniek, Den Haag.