WerkingsmechanismeSulfasalazine (= salazosulfapyridine) wordt
in het colon door bacteriële enzymen gesplitst in sulfapyridine en
mesalazine (5-amino salicylzuur). Mesalazine is verantwoordelijk voor de
therapeutische werking bij inflammatoire darmziekten. Het werkingsmechanisme
daarbij is nog onduidelijk; het berust waarschijnlijk op een direct lokaal
effect op de mucosa van het colon, waardoor het arachidonzuurmetabolisme
wordt beïnvloed, hetgeen o.a. leidt tot remming van de
prostaglandinesynthese. Aan het sulfonamide sulfapyridine wordt nauwelijks
of geen werking toegekend, maar wel het merendeel van de bijwerkingen. Bij
de inflammatoire darmziekten kan dus sulfasalazine zonodig (bij
bijwerkingen) vervangen worden door het duurdere
mesalazine
of olsalazine.
Bij reumatoïde artritis is waarschijnlijk
sulfapyridine en/of sulfasalazine verantwoordelijk voor de werking, maar
zeker niet mesalazine. Bij de inflammatoire (neutrofiele) dermatosen is het
niet altijd goed onderzocht welke van de 2 componenten (sulfapyridine of
mesalazine) verantwoordelijk is voor het veronderstelde effect, dus is het
advies om in principe sulfasalazine te geven tenzij nadrukkelijk is
gedocumenteerd dat mesalazine ook werkt.
Toedieningsvormen-
sulfasalazine tablet 500 mg
- sulfasalazine tablet, maagsapresistent 500
mg
- sulfasalazine (Salazopyrine) zetpil 500 mg
- sulfasalazine 100
mg/ml suspensie FNA
(bevat als conserveermiddel
methylparahydroxybenzoaat en 189 mg/ml saccharose)
Indicaties
sulfasalazine en mesalazine
• |
Reumatische aandoeningen (RA, arthritis
psoriatica, enthesitis, spondylitis ankylopoetica, e.a.) (S)
 |
• |
Inflammatoire darmziekten (Ziekte van Crohn, colitis ulcerosa)
(S+M)
 |
• |
Pyoderma gangrenosum (S+M)
 |
• |
Metastatische (cutane) ziekte van Crohn (S+M)
 |
• |
Behçet's syndroom (S+M)
 |
• |
Psoriasis vulgaris (S)
(wordt echter weinig toegepast) |
• |
Lineaire IgA dermatose / chronic
bullous disease of childhood (S)
 |
• |
Mucosaal pemphigoid (S)
 |
• |
Discoide lupus erythematosus (S)
 |
• |
Erythema elevatum diutinum (S)
 |
• |
Dermatitis herpetiformis (S)
 |
• |
Herpes gestationes (pemphigoid gestationes) (S)
 |
• |
Chronische idiopathische urticaria en vertraagde druk urticaria
(S)
 |
• |
Subcorneale pustuleuze dermatose (Sneddon-Wilkinson) (S)
 |
• |
Restgroep (niet goed gedocumenteerd): eosinofiele fasciitis,
alopecia areata, sclerodermie, m. Reiter, psoriasis pustulosa, psoriasis
unguium, lichen planus, aften, pemphigus, en vasculitis. (S)
 |
DoseringColitis ulcerosa en enteritis regionalis:
Volwassenen: Oraal: begindosering: 500-1500 mg viermaal per dag gedurende 3
weken; vervolgens onderhoudsdosering: 250-500 mg viermaal per dag gedurende
3-6 maanden. Kinderen vanaf 2 jaar: actieve fase: 40-60 mg/kg
lichaamsgewicht per dag in 3-6 doses Onderhoudsdosering: 30 mg/kg per dag in
4 doses.
Proctitis: Rectaal: 500 mg driemaal per dag.
Reumatoïde
artritis: 2 dd 1000 mg tweemaal per dag. Bij voorkeur starten met een
insluipschema: eerste week: 500 mg 's middags; tweede week: 500 mg 's
morgens en 's middags; derde week: 500 mg 's morgens en 1000 mg 's middags;
vierde week en verder: 1000 mg 's morgens en 's middags. Bij onvoldoende
resultaat na 2 maanden eventueel verhogen, max. 3000 mg per dag. De
maagsapresistente tablet in zijn geheel, zonder te breken, met wat water
innemen. Het kan 2-3 maanden duren voordat de werking merkbaar wordt.
Pyoderma gangrenosum: 3 dd 500-1500 mg. Ook beginnen met een insluipschema
zoals bij reumatoïde artritis om langzaam te wennen aan de medicatie, en om
te voorkomen dat patiënten voortijdig afhaken vanwege de bijwerkingen.
Voorbeeld van een insluipschema bij pyoderma gangrenosum:
Week |
ochtend |
middag |
avond |
dag 1, 2, 3 |
1 tablet |
|
1 tablet |
dag 4, 5, 6 |
1 tablet |
1 tablet |
1 tablet |
dag 7, 8, 9 |
1 tablet |
1 tablet |
2 tabletten |
dag 10,11,12 |
1 tablet |
2 tabletten |
2 tabletten |
daarna |
2 tabletten |
2 tabletten |
2 tabletten |
Verhoog aldus de dosering
geleidelijk naar 3 dd 1 gram en continueer dat minimaal 4 weken alvorens een
conclusie te trekken over de effectiviteit. De dosis kan zonodig verhoogd
worden tot maximaal 3 dd 1.5 g.
Bij ernstige of snel progressieve ulcera
is het raadzaam om direct prednison (1 mg/kg/dag) of ciclosporine (4
mg/kg/dg) te starten, en dit weer geleidelijk af te bouwen zodra de
sulfasalazine op sterkte is en minimaal 4 weken is gegeven.
Overige
dermatologische indicaties: in het algemeen is er weinig systematisch
onderzoek gedaan naar het gebruik van sulfasalazine bij de inflammatoire
neutrofiele dermatosen, laat staan naar de dosering. Voor de meeste
indicaties is de range 2-3 dd 500-1000 mg.
Bij zogenaamde langzame
acetyleerders dient lager te worden gedoseerd. Dit is echter niet a-priori
bekend (zie voor meer achtergrondinformatie onder
farmacogenetica).
Contra-indicaties
• |
Overgevoeligheid voor sulfapreparaten of
salicylaten. Kruisovergevoeligheid kan bestaan met andere sulfonamiden en
met chemisch verwante stoffen zoals thiazidediuretica,
sulfonylureumderivaten en acetazolamide. |
• |
Overgevoeligheid voor
methylparahydroxybenzoaat (bij gebruik van de suspensie) |
• |
Porfyrie |
• |
Kinderen jonger dan 2 jaar |
• |
Ernstige lever- en/of
nierfunctiestoornissen |
• |
G6PD-deficiëntie |
Zwangerschap en lactatieSulfasalazine kan
(zeker in doseringen tot 2 g), voor zover bekend zonder gevaar voor de
vrucht, overeenkomstig het voorschrift worden gebruikt tijdens zwangerschap.
Sulfasalazine kan in doseringen tot 2 gram tijdens de lactatieperiode worden
toegediend. De concentratie sulfapyridine in de moedermelk is ongeveer de
helft van die in het serum van de moeder. Mesalazine gaat in kleine
hoeveelheden over in de moedermelk.
Bijwerkingen
• |
misselijkheid, anorexie, braken, buikpijn |
• |
hoofdpijn |
• |
reversibele oligospermie (kan leiden tot tijdelijke infertiliteit; herstelt
binnen 8 weken na staken) |
Minder frequent:
• |
erytheem, pruritus, urticaria, koorts (drug fever), drug
hypersensitivity syndrome, DRESS |
• |
hemolytische anemie en cyanose, methemoglobinemie |
• |
duizeligheid |
• |
gewrichtspijn |
• |
droge hoest |
• |
hematurie, proteïnurie en kristalurie |
• |
de huid en alkalische urine kunnen geel/oranje verkleuren |
• |
bij patiënten met astma kan een
astma aanval uitgelokt worden |
Zelden:
• |
nefrotisch syndroom |
• |
leukopenie, megaloblastaire anemie, trombocytopenie, agranulocytose |
• |
LE-syndroom |
• |
toxische epidermale necrolyse,
Stevens-Johnson-syndroom |
• |
toxische hepatitis, acute pancreatitis
|
• |
perifere neuropathie |
• |
fibroserende alveolitis |
• |
aseptische meningitis (vooral na behandeling voor reumatoïde artritis),
convulsies |
• |
depressie ? |
Het risico van bijwerkingen is
groter bij een dosering > 4 g/dag. De gastro-intestinale bijwerkingen treden
vooral op in het begin van de behandeling en komen minder voor bij
insluipend doseren. Bij de zgn. langzame acetyleerders komen relatief meer
bijverschijnselen voor, meestal gerelateerd aan een te hoge totale
serumspiegel van sulfapyridine (> 50 microg/ml), en wordt een lagere
dosering aanbevolen.
Interacties Antibiotica, die de darmflora
beïnvloeden, remmen de omzetting van sulfasalazine. Salicylaten, ijzer en
cholestyramine kunnen de resorptie van sulfasalazine in de darm verminderen.
Sulfasalazine kan de resorptie van digoxine verlagen en beïnvloedt de
resorptie en het metabolisme van foliumzuur (cave: foliumzuurdeficiëntie).
Overige maatregelen en voorzorgen
• |
Voorzichtigheid is geboden
bij lever- of nierfunctiestoornissen. |
• |
Voorzichtigheid is geboden
bij astmapatiënten, aangezien die kunnen reageren met een astma-aanval of
collaps. |
• |
Gebruik bij porfyrie kan een acute aanval uitlokken. |
• |
Vóór het starten van de behandeling en regelmatig gedurende de eerste 3
maanden dient een volledig bloedbeeldbepaling te worden uitgevoerd. Lever-
en nierfunctie moeten voor en tijdens de behandeling regelmatig worden
gecontroleerd. |
• |
Bij lichte allergische reacties kan worden geprobeerd
desensibilisatie toe te passen. |
OverdoseringSymptomen: met name
gastro-intestinale klachten. Hoofdpijn, duizeligheid. Soms methemoglobinemie
of sulfhemoglobinemie.
• |
Staak de medicatie direct |
• |
Controleer Hb en methemoglobine |
• |
Geef extra vocht i.v. om de
eliminatie te versnellen |
• |
Geef zonodig natriumwaterstofcarbonaat om
kristalurie te voorkomen |
Controles
Voor starten sulfasalazine:
• |
G6PD
deficiëntie uitsluiten |
• |
bloedbeeld (BSE, Hb, leukocyten,
leukocytendifferentiatie, trombocyten, erytrocyten, MCV) |
• |
serumkreatinine, ureum, natrium, kalium, urinezuur |
• |
ASAT, ALAT, AF,
γ-GT |
• |
urine onderzoek kwalitatief (eiwit, hemoglobine) +
sediment (kristalurie?) |
Na 2 weken:
• |
bloedbeeld (BSE, Hb,
leukocyten, leukocytendifferentiatie, trombocyten, erytrocyten, MCV) |
• |
serumkreatinine, ureum, natrium, kalium, urinezuur |
• |
ASAT, ALAT,
AF, γ-GT |
• |
urine onderzoek kwalitatief (eiwit, hemoglobine) +
sediment (kristalurie?) |
Na 4 weken en 1 keer per maand gedurende de
eerste 3 maanden (daarna op indicatie):
• |
bloedbeeld (BSE, Hb,
leukocyten, leukocytendifferentiatie, trombocyten, erytrocyten, MCV) |
• |
serumkreatinine, ureum, natrium, kalium, urinezuur |
• |
ASAT, ALAT,
AF, γ-GT |
Referenties
1. |
Nurmohamed MT, Dijkmans
BA. Efficacy, tolerability and cost effectiveness of disease-modifying
antirheumatic drugs and biologic agents in rheumatoid arthritis. Drugs
2005;65:661-694. |
2. |
Fortun PJ, Hawkey CJ. Nonsteroidal
antiinflammatory drugs and the small intestine. Curr Opin Gastroenterol
2005;21:169-175. |
3. |
Juillerat P, Mottet C, Froehlich F, Felley C,
Vader JP, Burnand B, Gonvers JJ, Michetti P. Extraintestinal manifestations
of Crohn's disease. Digestion 2005;71:31-36. |
4. |
Kyle S, Chandler D,
Griffiths CE, et al. British Society for Rheumatology Standards Guidelines
Audit Working Group (SGAWG). Guideline for anti-TNF-alpha therapy in
psoriatic arthritis. Rheumatology (Oxford) 2005;44:390-397. |
5. |
Lebwohl M, Heymann WR, Berth-Jones J, Coulson
I. Treatment of skin disease - Comprehensive therapeutic strategies.
Mosby, New York, 2002. |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam UMC.