Cryoglobulines zijn eiwitten (immunoglobulinen) die neerslaan in
(ontstold) plasma of serum na afkoeling tot 4-5 ºC en bij verwarming weer
verdwijnen. Er worden 3 types onderscheiden:
Type I: monocomponent
cryoglobulines bestaande uit 1 type monoclonaal immunoglobuline, b.v. IgM,
IgG, of IgA. Komt voor bij lymfoproliferatieve ziekten zoals Kahler (
multipel
myeloom),
morbus
Waldenström (macroglobulinaemie), en idiopathisch.
Type II: essential
mixed cryoglobulinemie, waarbij het cryoglobuline bestaat uit een
polyclonaal IgG (dat zowel gericht tegen een antigeen kan zijn als zelf een
antigeen) en een reumafactor-achtig monoclonaal IgM gericht tegen dit IgG.
Komt vooral voor bij chronische hepatitis C infectie, Epstein-Barr,
hepatitis B, HIV-infectie, en soms bij auto-immuunhepatitis en primaire
biliaire cirrhose.
Type III: mixed cryoglobulinemie, maar zowel het IgG
als het IgM zijn polyclonaal. Komt voor bij chronische inflammatoire
aandoeningen (subacute bacteriële endocarditis, lepra, kala-azar),
leukocytoclastische vasculitis,
chronische urticaria, koude urticaria, auto-immuunziekten (SLE,
reumatoïde arthritis e.a. collageenziekten), lymfoproliferatieve
aandoeningen (leukemie) e.a. maligniteiten, en leverziekten (vooral
hepatitis C).
Symptomen:De cryoglobulinen slaan neer in kleine
en middelgrote vaten van met name huid en nieren. Symptomen:
vasculitis
(palpable purpura), livedo reticularis, (koude-)urticaria,
Raynaud fenomeen, atypische ulceraties benen en acra, bloedneus, oog en
retina-microbloedingen, malaise, arthralgiën, lymfadenopathie,
hepatosplenomegalie, neuropathie, en hematurie en proteinurie t.g.v.
glomerulonefritis (vooral bij type II, en soms bij type III).
![Cryoglobulinemie vasculitis (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Cryoglobulinemie vasculitis](../../../afbeeldingen/cryoglobulinemie1z.jpg) |
![Cryoglobulinemie vasculitis (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Cryoglobulinemie vasculitis](../../../afbeeldingen/cryoglobulinemie2z.jpg) |
cryoglobulinemie, necrose |
cryoglobulinemie vasculitis |
![Cryoglobulinemie vasculitis (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Cryoglobulinemie vasculitis](../../../afbeeldingen/cryoglobulinemie3z.jpg) |
![Cryoglobulinemie vasculitis (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Cryoglobulinemie vasculitis](../../../afbeeldingen/cryoglobulinemie4z.jpg) |
cryoglobulinemie vasculitis |
cryoglobulinemie vasculitis |
Diagnostiek:Cryoglobulinen (bloed bij voorkeur nuchter afnemen, (lipiden
verstoren de test), niet laten afkoelen, direct in bak met warm water (37
ºC) naar lab brengen). Daar wordt gecentrifugeerd bij 37 ºC, het serum wordt
48-72 uur bij 4ºC geplaatst. Er wordt beoordeeld of cryglobulinen ontstaan.
Normaal: afwezig; bij < 250 mg/l geen symptomen, > 250 mg/l vaak symptomen,
tot 80 g/l is mogelijk. Een semikwantitatieve test is de cryocriet, waarbij
de hoeveelheid geprecipiteerd eiwit na centrifugeren in een 1 ml standaard
hematocriet buis wordt uitgedrukt in een percentage (tot 50% bij type I,
2-7% bij type II, 1-3% bij type III. Het neerslag kan m.b.v. specialistisch
labonderzoek verder worden geanalyseerd. Anti-HbC-Ag en HCV-RNA kunnen
bijvoorbeeld aangetroffen worden in het precipitaat. Verder: reumafactor (is
soms aanwezig), complement (verlaagd, met name C4), leuko's en trombo's
(pseudo-verhoogd in afgekoelde bloedmonsters). Op indicatie: nierbiopt
(proliferative glomerulonefritis, thrombi bestaande uit geprecipiteerde
cryoglobulinen, diffuse IgM depositie bij IF),
cryofibrinogeen,
koude-agglutininen en eventueel aanvullend onderzoek zoals vermeld onder
vasculitis.
Therapie:R/ Plasmaferese tegen
albumineoplossing.
R/ Prednison.
R/ Prednison + cyclofosfamide of
chloorambucil.
R/ Megadoses prednison (1000 mg methylprednisolon i.v.) 3
dagen gevolgd door prednison + cyclofosfamide.
R/ Antivirale therapie
(anti-hepatitis C) met interferon alfa 2b (3 x per week 3 miljoen units,
maandenlang) en ribavirin (1000-1200 mg/dag).
R/ Dialyse,
niertransplantatie bij nierinsufficiëntie.
R/ Plaquenil
(hydroxychloroquine) 1 dd 200-400 mg.
Referenties
1. |
Agnello V, Chung RT, Kaplan LM. A role for hepatitis C
virus infection in type II cryoglobulinemia. N Engl J Med 1992;327:1490. |
2. |
Misiani R, Bellavita P, Fenili D, et al. Hepatitis C virus infection
in patients with essential mixed cryoglobulinemia. Ann Intern Med
1992;117:573. |
3. |
Campise M, Tarantino A. Glomerulonephritis in mixed
cryoglobulinaemia: What treatment? Nephrol Dial Transplant 1999;14:281. |
4. |
Zuckerman E, Keren D, Slobodin G, et al. Treatment of refractory,
symptomatic, hepatitis C virus related mixed cryoglobulinemia with ribavirin
and interferon-alpha. J Rheumatol 2000;27:2172. |
5. |
Poynard T, Bedossa
P, Chevallier M, et al. A comparison of three interferon alfa-2b regimens
for the long-term treatment of chronic non-A, non-B hepatitis. N Engl J Med
1995;332:1457. |
6. |
Poynard T, Leroy V, Cohard M, et al. Meta-analysis
of interferon randomized trials in the treatment of viral hepatitis C:
Effects of dose and duration. Hepatology 1996;24:778. |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam UMC.