DERMATOMYOSITIS, POLYMYOSITIS, EN INCLUSION BODY MYOSITIS home ICD10: M33.1

Dermatomyositis (DM), polymyositis (PM) en sporadische ‘inclusion body’-myositis (sIBM), ook wel idiopathische inflammatoire myopathieën of idiopathische myositiden genoemd, vormen een heterogene groep van ontstekingen van dwarsgestreepte spieren die meestal leiden tot krachtsverlies. De incidentie van de inflammatoire myopathieën is ca 2.5-7.8 per 100.000, daarbinnen is de klassieke dermatomyositis het meest frequent (1-6:100.000). Het komt vaker voor bij vrouwen (2:1) en bij donkere huid. De leeftijd ligt meestal tussen 40 en 60 jaar, bij de juveniele dermatomyositis tussen 4 en 14 jaar. Bij de meeste vormen ontstaat een geleidelijk toenemende (weken tot maanden) proximale (schoudergordel, bekkengordel) en vaak symmetrische spierzwakte, zich uitend in moeilijk opstaan, traplopen, tillen, haarkammen, vallen (bij inclusion-body myositis). De fijne motoriek van distale spieren en gelaatsmusculatuur treedt alleen in ernstige laatste fasen op, de oogspieren doen nooit mee, slikmusculatuur en nekspieren wel (dysfagie, hoofd overeind houden is vermoeiend). Verder vermoeidheid, spierpijn, spieratrofie. De sensibiliteit blijft intact, peesreflexen kunnen gestoord zijn. Bij dermatomyositis en polymyositis is de spierzwakte overwegend proximaal gelokaliseerd in de ledematen en bij sIBM ook distaal. Patiënten met DM en PM reageren vaak goed op een vorm van behandeling, maar er zijn ook moeilijk behandelbare varianten. Voor sIBM bestaat nog geen medicamenteuze behandeling.

Sommige dermatomyositis patiënten hebben alleen huidafwijkingen. Dit wordt dermatomyositis sine myositis genoemd, of amyopathische dermatomyositis. Dit is gedefinieerd als het hebben van de typische huidafwijkingen gedurende 6 maanden of langer zonder aanwezigheid van spierzwakte, verhoogde CK-waarden, of afwijkingen in EMG’s of een spierbiopt. Er is ook een subgroep met geringe of subklinische spierafwijkingen (geen objectiveerbare spierzwakte, licht verhoogde spier enzymen, geringe afwijkingen in EMG’s of spierbiopt). Dit wordt hypomyopathische dermatomyositis genoemd. Beide groepen samen worden samengevat als clinically amyopathic DM (CADM). Er zijn ook patiënten die geen huidafwijkingen hebben maar wel myositis.

Vroeger werd geen onderscheid gemaakt tussen deze inflammatoire (idiopathische) progressieve (proximale) myopathieën, nu worden dermatomyositis, polymyositis en inclusion body myositis beschouwd als aparte entiteiten. De verschillen staan in onderstaande tabel samengevat:

Dermatomyositis: Polymyositis: Inclusion-body myositis:
Beginleeftijd: volwassen / kinderen > 18 jaar > 50 jaar
Man/vrouw: vrouwen > mannen 1 : 3
Associatie met
connective tissue diseases:
ja (vooral sclerodermie en MCTD) ja (SLE, RA, Sjögren, niet met sclerodermie) ja (tot 15%)
overlap syndroom: ja (sclerodermie/MCTD) nee nee
auto-immuunziekte: niet vaak vaak* niet vaak
maligniteiten: mogelijk, niet bij kinderen nee nee
virale infecties: niet bewezen ja (HIV, HTLV-I, mogelijk andere) niet bewezen
parasieten of bacteriën: nee ja** nee
Drug-induced myotoxicity***: ja ja nee
Familiair: nee nee soms

* Geassocieerde (auto-immuun-) ziekten: m Crohn, vasculitis, primaire biliaire cirrhose, coeliakie, graft vs host disease, discoïde LE, spondylitis ankylopoetica, m. Behçet, myasthenia gravis, dermatitis herpetiformis, m. Hashimoto, Kawasaki disease, auto-immuun trombocytopenie, IgA-deficiëntie, hereditaire complement deficiëntie, voorts granulomateuze ziekten, sarcoidosis, agammaglobulinemie, gammopathie, hyper-eosinofiel syndroom, Lyme disease, acne fulminans, psoriasis.
** Protozoa, cestodes, nematodes, tropische infecties, bacteriën.
*** Penicillamine (dermatomyositis, polymyositis), zidovudine (polymyositis), tryptofaan (dermatomyositis achtig beeld). Andere geneesmiddelen kunnen een niet-inflammatoire myopathie veroorzaken.



DERMATOMYOSITIS home ICD10: M33.1

Dermatomyositis (DM) is een ontsteking met vooral lymfocytaire infiltratie in huid, in dwarsgestreepte spieren, en soms in andere organen, die aanleiding geeft tot huidafwijkingen en krachtsverlies. Er zijn aanwijzingen voor een stoornis van het immuunsysteem. De huidafwijkingen bij dermatomyositis treden meestal eerder op dan de spierafwijkingen. Dermatomyositis begint vaak met een karakteristiek oedeem en livide (blauw-paarse) verkleuring rond de ogen (bovenoogleden; heliotroop); voorts een erythemateus, later schilferend en met atrofie, hypo- en/of hyperpigmentatie gepaard gaand maculopapulair exantheem in gelaat (voorhoofd, kaken, nek) en op het bovenlichaam (in hals/coeur gebied vaak V-vormig, 'Shawl sign'), ook elders, zoals de strekzijde v.d. extremiteiten, de knokkels (Gottron's sign), knieën, ellebogen, malleoli. Wordt erger door zonlicht. De huidafwijkingen kunnen jeuken of branderig aanvoelen. Vaak gedilateerde en getromboseerde capillaire loops in de nagelriemen, irregulaire verdikte nagelriemen en cuticulae, ruwe, groezelig aandoende huid vingertoppen. Ruwe, groezelige huid van de vingers, met hyperkeratose, wordt ook gezien bij het antisynthetase syndroom; dit wordt mechanic hands genoemd. Er bestaat ook een zeldzame variant waarbij er ook huidafwijkingen zijn die sterk lijken op pityriasis rubra pilaris: Wong type dermatomyositis. Een andere zeldzame variant is de anti-MDA5-associated dermatomyositis, waarbij vaak cutane ulcera voorkomen en een snel progressieve interstitiële longziekte kan ontstaan.

Binnen de groep dermatomyositis bestaan verschillende subtypes, vaak geassocieerd met specifieke antistoffen (anti-Mi2, -MDA5, -NXP2, -TIF1, en -SAE) die van elkaar verschillen qua huidmanifestaties, systemische betrokkenheid, en risico op onderliggende maligniteiten.

Huidafwijkingen bij dermatomyositis:
1. Het teken van Gottron: symmetrisch gelokaliseerde erythemateuze of livide, soms atrofische maculae, met of zonder oedeem, aan interfalangeale of metacarpofalangeale gewrichten, ellebogen, knieën en mediale malleoli.
2. Gottron-papels: symmetrisch gelokaliseerde, livide niet-schilferende papels aan de dorsale zijden van de interfalangeale en/of metacarpofalangeale gewrichten, dorsale zijde ellebogen, knieën of mediale malleoli.
3. Heliotroop erytheem (rood-violetachtige verkleuring van de bovenoogleden of het periorbitale weefsel met of zonder oedeem.
4. Erytheem symmetrisch gelokaliseerd aan de dorsale zijde van de handen, vingers, strekzijde armen en benen, schouders en nek (shawl sign), coeur, gelaat en voorhoofd.
5. Poikiloderma atrophicans vasculare (erytheem, teleangiëctasieën, hypo- en hyperpigmentatie en atrofie van de schouders, rug, lumbale streek en coeur).

Verder kunnen voorkomen: periunguaal erytheem, teleangiëctasieën, rafelige nagelriemen met scheurtjes en loshangende velletjes (monteurs handen, mechanics hands), pigmentatie van het gelaat, de nek en op andere plaatsen, calcificaties van huid of spier, sclerodactylie, gezwollen handen, ulcus aan de vingertop(pen), ulcus aan de strekzijde van gewrichten, livedo reticularis, fenomeen van Raynaud, erytrodermie, urticaria, hypertrichosis, folliculaire hyperkeratosis, neusseptumperforaties, panniculitis, acanthosis nigricans, bullae, alopecia, dermatitis van het hoofd en lipoatrofie. Zie ook de tabel huidafwijkingen bij dermatomyositis.

Dermatomyositis Dermatomyositis Dermatomyositis
periunguaal erytheem teleangiëctasieën rafelige nagelriemen

Dermatomyositis Dermatomyositis Dermatomyositis
periunguaal erytheem periunguaal erytheem ulcus aan de vingertop

Dermatomyositis Dermatomyositis Dermatomyositis
ulcera bij gewrichten ulcera dermatomyositis

Dermatomyositis Dermatomyositis Dermatomyositis
Gottron sign heliotrope rash shawl sign

Dermatomyositis Dermatomyositis Dermatomyositis
shawl sign shawl sign poikiloderma vasc. atrophicans


Huid manifestaties bij dermatomyositis:
Specificiteit: Afwijking: Beschrijving: Opmerkingen:
Pathognomonisch Gottron papels Paarsrode papels of plaques, soms subtiel schilferend, boven MCP en ICP gewrichten hand Genezing met hyper- of hypopigmentatie, atrofie, littekens
Gottron sign Erythemateuze maculae boven knokkels, ellebogen, knieen, enkels Soms licht schilferende laesies
Heliotrope rash Periorbitaal erytheem en oedeem, vaak op de bovenste oogleden Soms ook op de wangen en de neus
Karakteristiek Nagelriem afwijkingen Periunguaal erytheem, teleangiëctasieën, dystrofie cuticula, rafelige nagelriemen, splinterbloedingen nagelriem Nagelriem capillairoscopie wordt gebruikt voor diagnostiek en monitoring
Shawl sign Paarsrode of erythemateuze maculae of plaques in de hals, nek, schouders, bovenrug. Soms bovenarmen Soms ook poikiloderma in dezelfde gebieden
V sign       V-vormige erythemateuze maculae of plaques laag in de hals en hoog op de borst Soms ook enige atrofie
Holster sign Symmetrische poikiloderma op de heupen en laterale dijen Soms reticulair, livedoid of lineair
Hoofdhuid afwijkingen Atrophische, erythemateuze, soms jeukende schilferende plaques Lijkt op psoriasis of pityriasis capitis / seborroïsch eczeem
Compatibel Poikiloderma Hypo- of hyperpigmentatie, teleangiëctasieën, en atrofie op het coeur en de bovenarmen Synoniemen: poikiloderma atrophicans vasculare, poikilodermatomyositis
Periorbitaal oedeem en zwelling gelaat Oedeem met of zonder erytheem  
Minder vaak Vesiculobullous, necrotic, or ulcerative lesions Variabel beeld, diverse afwijkingen Vaak ook cutane vasculitis
Ulceratie is geassocieerd met anti-MDA5
Cutane vasculitis Variabel beeld, petechieën, palpabele purpura, livedo reticularis, ulceratie Komt vooral voor bij juveniele dermatomyositis
Calcinosis cutis Oppervlakkige witte harde papels of noduli, vooral boven bot, of in gebieden met inflammatie Zeldzaam (4%) bij adulte dermatomyositis
Zeldzaam Mechanic’s hands Hyperkeratotische schilferende ruwe huid met kloofjes aan de vingers en/of handpalmen Vooral bij anti-MDA5 dermatomyositis en bij antisynthetase syndroom
Flagellate erythema Lineaire erythemateuze maculae en plaques op de romp, vooral op de rug Meestal geen MSAs (myositis specifieke antistoffen), soms anti-Mi2
Deck chair fenomeen Erythemateuze eruptie met uitsparing van de buikplooien Kan het eerste sympotoom zijn van een klassieke dermatomyositis
Folliculaire hyperkeratose
(Wong-type DM)
Folliculaire hyperkeratotische papels, vooral op de strekzijden extremiteiten, lijkt op pityriasis rubra pilaris PA toont folliculaire hyperkeratose met destructie van follikels, en een grensvlak dermatitis
Panniculitis Pijnlijke geïndureerde nodi op billen, dijen, buik, armen Geassocieerd met anti-MDA5
Mucinosis Variabel beeld, vaak plaques in een reticulair patroon  
Erytrodermie Gegeneraliseerd erytheem Geassocieerd met maligniteiten
Orale mucosa afwijkingen Teleangiëctasieën gingiva, erosies, ulcera, leukoplakie Plaques op palatum bij anti-TIF1
Niet specifiek Raynaud fenomeen Episodische vasospasmen vingers en tenen door koude, met trifasische verkleuring Vooral bij antisynthetase syndroom
DeWane ME, et al. J Am Acad Dermatol 2020;82(2):267-281.


Dermatomyositis- en myositis-specifieke antilichamen:
Antilichaam: Antigeen: Incidentie: Klinisch beeld: Geassocieerde
maligniteiten:
Anti-Mi2 Nucleair DNA helicase, betrokken bij transcriptie Adult DM 4-35% Klassiek dermatomyositis beeld, gelaat doet mee, shawl sign, poikiloderma, flagellate erythema; proximale, symmetrische spierzwakte, sterk verhoogd CK; goed te behandelen Geen
    JDM 4-10% Komt vaker voor bij Spaanse populatie, bij oudere kinderen, beeld lijkt op dat bij volwassenen Geen
Anti-TIF1
(anti-p155/140)
Tumor suppressor eiwit Adult DM 18-23% Ernstige fotosensitieve huidafwijkingen, palmaire hyperkeratose, psoriatiforme plaques, ovale plaques palatum, atrofische gehypopigmenteerde plaques met teleangiëctasieën; vaak hypomyopathische DM; betrokkenheid tractus digestivus Sterke associatie met maligniteiten
    JDM 18-35% Vaker bij blanke populatie, begint of jonge leeftijd, ernstige therapieresistente huidafwijkingen, ulceraties, spierzwakte, lipodystrofie, chronisch beloop Geen
Anti-MDA5
(CADM140)
RNA-specifiek helicase, betrokken bij afweer tegen virussen Adult DM 10-30% Klinisch amyopathische DM, interstitiële longziekte, (soms snel progressief); cutane ulceratie, pijnlijke palmaire papels, panniculitis; vaak bij Aziaten Geen
    JDM 7-50% Ulceraties huid en mucosa; interstitiële longziekte; minder spierbetrokkenheid; artritis Geen
Anti-NXP2 Nucleair eiwit betrokken bij regulatie van transcriptie Adult DM 2- 25% Klassiek dermatomyositis beeld; perifeer oedeem; zelden calcinosis en ulceratie Verhoogd risico op maligniteiten
    JDM 20-25% Calcinosis cutis; disabling myopathy; GI bleeding related to vasculopathy geen
DeWane ME, et al. J Am Acad Dermatol 2020;82(2):267-281.


Verschijnselen van skeletmusculatuur
Verschijnselen van de musculatuur zijn niet altijd aanwezig en kunnen gedurende het beloop afwezig blijven (amyopathische DM). Overwegend symmetrische, proximale zwakte, spierpijn vooral bij inspanning en snelle progressie (in weken of maanden) passen bij DM. Slikstoornissen wijzend op zwakte van de farynxmusculatuur en/of de oesophagusmusculatuur zijn bij DM gerapporteerd en bij groepen patiënten met DM en PM.

Histologie:
Spierfasciebiopt: perivasculair infiltraat in inter-fasciculaire septa, perifasciculaire atrofie, endotheel hyperplasie, fibrine thrombi, afsluiting, necrotische vezels door micro-infarct.
Huidbiopt: basaal discrete vacuolaire veranderingen en af en toe apoptotische keratinocyten. Soms hyperkeratose, soms atrofie van de epidermis. Ondergelegen dermis toont in de bovenste helft van de reticulaire en ook papillaire dermis opvallende toename van mucine tussen de collageenvezels. Verder een perivasculair infiltraat van CD4+ lymfocyten. Soms milde endotheel schade, verminderde of gedilateerde capillairen.

Histologie dermatomyositis
ingescande coupe (zoom)

Bron hoge resolutie PA-foto: Kevin Kwee en Afdeling Pathologie MUMC. Klik op de afbeelding om in te zoomen.


Verschijnselen van andere organen
ECG-afwijkingen, hartaandoeningen, kortademigheid t.g.v. interstitiële longfibrose en spierzwakte, verhoogd risico op maligniteiten. Er is geen evidence over de diagnostiek die dient te worden verricht naar een primaire tumor wanneer DM is gediagnosticeerd. In de Daniël den Hoedkliniek (Rotterdam) wordt het volgende schema aangehouden (zie tabel).

Screenen op maligniteiten:
Volledige anamnese waarbij onder meer gericht wordt gevraagd naar:
anorexie en gewichtsverlies;
anaal/vaginaal bloedverlies;
defecatiepatroon;
nachtzweet, koorts;
roken;
familieanamnese (uitvragen op voorkomen van mamma- en ovariumtumoren en
colorectale tumoren).
    
Gedegen lichamelijk onderzoek met speciale aandacht voor:
palpabele lymfeklieren;
palpatie borsten;
rectaal toucher;
gynaecologisch onderzoek.
    
Aanvullend onderzoek:
laboratoriumonderzoek, inclusief hematomorfologie;
CT-thorax;
mammografie;
afhankelijk van bevindingen bij anamnese en lichamelijk onderzoek, eventueel
CT-scan/echografie abdomen en bekken of coloscopie.


Pathogenese:
Volgens de huidige inzichten zijn DM en PM immuungemedieerde aandoeningen, uitgelokt door omgevingsfactoren bij individuen die hiervoor een genetisch bepaalde gevoeligheid hebben. Zo blijken bijna alle individuen met DM, PM en anti-Jo-1-antilichamen het HLA-antigeen DR52 te bezitten. Wat omgevingsfactoren betreft, is met name aandacht besteed aan de rol van virussen bij de inductie van DM en PM. Hoewel deze myositiden na bepaalde virusinfecties kunnen optreden, zijn er geen bewijzen dat ze door virusinfecties worden veroorzaakt. DM en PM lijken wel een relatie te hebben met auto-immuniteit. Enerzijds komen DM en PM frequent voor in associatie met een inflammatoire bindweefselziekte, anderzijds zijn verschillende auto-antistoffen vaak aanwezig. De aanwezigheid van deze antistoffen is gerelateerd aan de klinische symptomatologie en de reactie op immunosuppressieve therapie, maar hun pathofysiologische betekenis is onduidelijk.
Belangrijke aanwijzingen voor de auto-immuungenese van DM en PM komen ook uit de histopathologische bevindingen in biopten van aangedane spieren. Bij PM worden deze geacht te wijzen op een cellulaire immuunreactie gericht tegen spiervezels en pathologie van de spier bij PM en bij DM op humorale immuunmechanismen en vasculopathie. Sporadische ‘inclusion body’-myositis (sIBM) kan als een aparte entiteit worden beschouwd. Deze onderscheidt zich van DM en PM door een ander klinisch beeld en door typische histopathologische afwijkingen. Deze betreffen endomysiale ontsteking met infiltratie van cytotoxische T-cellen en macrofagen in spiervezels, en de aanwezigheid in spiervezels van vacuolen, amyloïddeposities en tubulofilamenteuze inclusies. Ook het ontbreken van een reactie op immunosuppressieve behandeling ondersteunt de stelling dat sIBM een aparte entiteit is. De pathogenese van sIBM is niet bekend. Er is gesuggereerd dat verhoogde expressie van amyloïd-proteïne in verouderende spiervezels aan de ziekte ten grondslag ligt.
Bij dermatomyositis ziet men naast duidelijke vaatschade veel B-cellen, CD4 (helper) T-cellen, macrofagen, en weinig lymfocyten invasie rond de vezels, wijzend op een humoraal mechanisme. Complement deposities (C5b-9 Membrane Attack Complex) in de capillairen zijn aangetoond. Bij polymyositis en inclusion-body myositis is geen microangiopathie, wel zijn vele CD8 (suppr/cytotox) T-cellen aanwezig rond de spiervezels, waarop het MHC-I antigeen aantoonbaar is, hetgeen niet voorkomt op het sarcolemma van normale spiervezels. Een antigeen target in samenhang met (in het centrum van?) het MHC-I complex wordt vermoed. Er is een aanlegfactor (HLA DR3 en DRw52, daarnaast zou ook een retrovirusinfectie (HIV) de trigger kunnen zijn. Auto-antilichamen tegen nucleaire en cytoplasmatische antigenen zijn in 30% v.d. patiënten aanwezig. Bij een subgroep met tevens interstitiële longafwijkingen wordt in 50% het anti-Jo-1 (anti-histidyl-t-RNA synthetase) gevonden (antisynthetase syndroom).


Laboratoriumonderzoek:
Algemeen hematologisch en klinisch chemisch onderzoek. Ferritine. Eiwitspectrum (alpha2 en gamma globuline). Myositis-specifieke auto-antilichamen (dermatomyositis immunoblot). De meest gangbare blot test op antistoffen tegen Jo-1, Mi-2, Ku, PM-Scl75, PM-Scl100, SRP, PL-7, PL-12, EJ, OJ, TIF1gamma, MDA5, NXP2, SAE1, HMGCR, Cn1A en Ro52. Er is op indicatie ook een andere blot (ILD blot) beschikbaar met 3 extra antistoffen die geassocieerd zijn met antisynthetase syndroom, deze test op Jo-1, Mi-2, Ku, PM-Scl75, PM-Scl100, SRP, PL-7, PL-12, EJ, OJ, Ha, Ks, Zo, TIF1gamma, MDA5, NXP2, SAE1, en Ro52.
C4, CH50, IgG, IgA, IgM, circulerende immuuncomplexen, LE-cascade onderzoek, reumaserologie. In geval van polymyositis is uitgebreid aanvullend onderzoek nodig om andere oorzaken uit te sluiten.
Spier-enzymen: ALAT, ASAT, LDH, aldolase, CPK. Creatinine kinase (CK, CPK) is vaak fors verhoogd (10-50 x normaal), maar dit hoeft niet. De leverenzymen zijn ook verhoogd, soms wordt eerst aan leverziekte gedacht. In urine kan myoglobine worden gevonden. Elektromyografie: signalen passend bij myopathie, niet specifiek. Bij chronische ziekte en spierregeneratie soms gemengde signalen passend bij neuropathie en neurogene oorzaken. Bij 30% v.d. inclusion-body myositis wijst het EMG op axonale neuropathie.
Spier-biopt is altijd nodig (consult neurologie). Bij voorkeur plastic insluiting i.v.m. inclusion-bodies.

Onderzoek naar maligniteiten:
Uit epidemiologisch onderzoek blijkt dat bij volwassenen met bepaalde vormen van dermatomyositis, specifiek bij aanwezigheid van anti-TIF1 of anti-NXP2, dermatomyositis screenend onderzoek naar maligniteiten (vooral van ovarium, maag, longen, mammae) nodig is. Ook bij anti-SAE en bij MSA negatieve DM is er een licht verhoogd risico. Aanbevolen wordt nauwkeurig lichamelijk onderzoek (incl. onderzoek onderbuik en RT), consult gynaecoloog (VT), algemeen hematologisch en klinisch chemisch onderzoek bloed en urine, X-thorax, faeces op occult bloed, en zelfs een sigmoïdoscopie. Een deel van dit onderzoek jaarlijks herhalen.

Therapie:
Vroeg starten met voorzichtige fysiotherapie, om te sterke afname van nog gezonde spiermassa te voorkomen. Subcutane calcificaties zijn moeilijk te behandelen. Soms is excisie nodig. Difosfonaten, aluminiumhydroxide, probenecid, colchicine en coumarine zijn niet erg succesvol.
R/ prednison in hoge dosering: 1 mg/kg per dag in één gift. Bij effect na 3-4 weken afbouwen in 10 weken naar 1 mg/kg om de dag. Indien mogelijk op geleide van symptomen (kracht, energie) verder afbouwen. Indien na 3 maanden hoge dosering geen verbetering optreedt (cave inclusion-body myositis of overgang in steroïd-myopathie), versneld afbouwen en gelijktijdig andere niet-steroïdale immunosuppressiva (azathioprine) starten. Azathioprine kan ook in combinatie gegeven worden, als steroïd-sparende therapie, of bij bijwerkingen van prednison.
R/ Imuran (azathioprine), 3 mg/kg per dag, gedurende 4-6 maanden. Bij effect elke 4 weken dagdosis met 25 mg verminderen.
R/ methotrexaat 15-25 mg per week.
R/ mycofenolaat mofetil 1500 mg per dag.
R/ ciclosporine 5 mg/kg/dag verdeeld over 2 giften.
R/ hydroxychloroquin 2 dd 200 mg.
R/ intraveneuze immunoglobulinen (IvIg) 2 g/kg verdeeld over 2-5 dagen, 1 keer per 4 weken. Bij goed effect interval verlengen naar 1 x per 6 weken. Indien na 1 maand prednison onvoldoende verbetering wordt bereikt.
R/ rituximab 1000 mg/m² i.v., na 2 weken herhalen.
R/ Endoxan (cyclofosfamide) 1.1 mg/kg/dag in combinatie met prednison. Als monotherapie 1.5-2 mg/kg. Maximaal 3 mg/kg.

Studies zijn gaande naar nieuwe middelen waaronder tocilizumab, aletuzumab, abatacept, infliximab, anakinra, eculizumab, apremilast.



JUVENIELE DERMATOMYOSITIS home ICD10: M33.00

Juveniele dermatomyositis (JDM) (tot 16 jaar) wordt onderscheiden van DM op volwassen leeftijd vanwege vaak ernstiger en meer uitgebreide vasculitis van huid en organen, vaker voorkomen van calcinosis en niet aangetoond zijn van associatie met maligniteiten. Juveniele dermatomyositis is zeldzaam (1.9-4.1 per miljoen kinderen) maar wel de meest voorkomende vorm van juveniele myopathie. Het begint meestal rond 7 jaar en komt 2 x vaker voor bij meisjes. De oorzaak is onbekend, mogelijk wordt het getriggerd door luchtweg- of darminfecties.

Klinisch beeld:
Symmetrische spierzwakte, vooral in proximale extremiteiten, soms ook romp- en halsspieren. Oedeem, pijn of induratie van de spieren, algehele malaise, koorts. Huidafwijkingen (heliotrope rash, Gottronse papels, abnormale capillairen nagelriem, calcificatie) kunnen voorafgaan aan de spierklachten, maar ontstaan meestal enkele weken erna. Soms artritis, in zeldzame gevallen interstitieel longlijden en gastro-intestinale verschijnselen zoals perforaties of bloedingen. De diagnose wordt gesteld als er huidafwijkingen zijn en ≥ 3 andere criteria uit onderstaande tabel van Bohan en Peter; bij 2 andere criteria wordt de diagnose overwogen. In de praktijk wordt bij kinderen vaak afgezien van een spierbiopt.

Criteria van Bohan en Peter:
Heliotrope rash, Gottronse papels
Symmetrische spierzwakte
Verhoogde serumwaarde spierenzymen
Denervatie en myopathie op elektromyografie
Necrose en inflammatie in spierbiopt


Diagnostiek:
MRI-scan met vetsuppressie: toegenomen signaalintensiteit bij inflammatie van spierweefsel. Capillaroscopie van de nagelriemen: verlengde en tortueuze capillairen, verminderde dichtheid van capillairen met soms avasculaire gebieden en reuzencapillairen. Spierbiopt. Autoantistoffen: anti-Jo1, anti-Mi2 en anti-SRP zijn bij de juveniele variant in minder dan 10% van de patiënten positief. Anti-P155/140 (TIF1-γ) is het meest voorkomende autoantilichaam bij juveniele dermatomyositis (bij circa 22-36% aanwezig, vooral positief bij veel huidafwijkingen). Bij volwassenen is anti-P155/140 (TIF1-γ) gerelateerde dermatomyositis vaker paraneoplastisch, maar bij kinderen niet. Anti-MJ (NXP-2) komt bij 12-25% van de juveniele patiënten voor (associatie met calcinose).

Therapie:
R/ prednisolon 1-2 mg/kg/dag verdeeld over 3 giften, binnen dagen tot weken resultaat. Na 4 tot 6 weken afbouwen. Bij onvoldoende resultaat intraveneus methylprednisolon beschreven. Kan worden gecombineerd met methotrexaat of ciclosporine.
R/ methotrexaat tot 1 jaar na remissie.
R/ ciclosporine.
R/ intraveneuze immunoglobulinesn
R/ cyclofosfamide, azathioprine, mycofenolaatmofetil
R/ biologicals zoals rituximab en infliximab.

Circa een derde van de kinderen gaat binnen 2 jaar in blijvende remissie. De overige patiënten hebben periodes van remissies en recidieven. De gemiddelde ziekteduur is 7.7 jaar. Zonder behandeling overlijdt een derde van de kinderen aan gevolgen van de ziekte, een derde ontwikkelt uitgebreide complicaties en een derde herstelt restloos. Vroege start van behandeling geeft minder kans op complicaties.


Referenties
1. Lammers L, Verstraeten VLRM. Juveniele dermatomyositis. Ned Tijdschr Dermatol Venereol 2017;27:534-538.
2. Ernste FC, Reed AM. Recent advances in juvenile idiopathic inflammatory myopathies. Current opinion in rheumatology 2014;26(6):671-678.
3. Brown VE, Pilkington CA, Feldman BM, Davidson JE. An international consensus survey of the diagnostic criteria for juvenile dermatomyositis (JDM). Rheumatology (Oxford, England) 2006;45(8):990-993.
4. Gardner-Medwin JM, Irwin G, Johnson K. MRI in juvenile idiopathic arthritis and juvenile dermatomyositis. Annals of the New York Academy of Sciences 2009;1154:52-83.
5. Gerhold K, Becker MO. Nailfold capillaroscopy in juvenile rheumatic diseases: known measures, patterns and indications. Clinical and experimental rheumatology 2014;32(6 Suppl 86):S-183-188.
6. Peixoto D, Costa J, Ferretti M, Malattia C, Martini A. New autoantibodies and their clinical associations in juvenile myositis - a systematic review. Acta reumatologica portuguesa 2013;38(4):234-241.
7. Papadopoulou C, Wedderburn LR. Treatment of Juvenile Dermatomyositis: An Update. Paediatric drugs 2017;19(5):423-434.
8. Ruperto N, Pistorio A, Oliveira S, et al. Prednisone versus prednisone plus ciclosporin versus prednisone plus methotrexate in new-onset juvenile dermatomyositis: a randomised trial. Lancet (London, England) 2016;387(10019):671-678.



AMYOPATHISCHE DERMATOMYOSITIS home ICD10: M33.1

Sommige dermatomyositis patiënten hebben alleen huidafwijkingen. Dit wordt dermatomyositis sine myositis genoemd, of amyopathische dermatomyositis. Dit is gedefinieerd als het hebben van de typische huidafwijkingen gedurende 6 maanden of langer zonder aanwezigheid van spierzwakte, verhoogde CK-waarden, of afwijkingen in EMG’s of een spierbiopt.



POLYMYOSITIS home ICD10: M33.2

Polymyositis (PM) is een ontsteking met vooral lymfocytaire infiltratie in dwarsgestreepte spieren die aanleiding geeft tot krachtsverlies. Er zijn aanwijzingen dat de aandoening het gevolg is van een stoornis in het immuunsysteem. Geen duidelijke diagnostische criteria, begint traag en onopgemerkt, de diagnose wordt gesteld door exclusie van: myopathie oog- of gelaatspiertjes, familiaire neuromusculaire spierziekten, blootstelling aan myotoxische geneesmiddelen of toxinen, endocrinopathie, neurologische oorzaken van spierziekte/atrofie, en biochemische (enzymdeficiënties etc.) oorzaken of inclusion-body myositis.

Oorzaken:
penicillamine en zidovudine veroorzaken een sterk op polymyositis lijkende inflammatoire myopathie. Andere geneesmiddelen (emetine, chloroquine, steroïden, cimetidine, ipecac, lovastatine) kunnen een toxische niet-inflammatoire myopathie veroorzaken. Parasitaire polymyositis wordt veroorzaakt door o.a. Toxoplasma, Trypanosoma, Cysticercus, Trichinella. Tropische polymyositis (pyomyositis) is een suppuratieve myositis door S. aureus, Yersinia, streptokokken, e.a. anaëroben. Dit beeld wordt nu soms bij AIDS gezien. Ook Borrelia burgdorferi en Legionella pneumophila worden genoemd.

Histologie:
Verspreid infiltraat tussen de fascicula (endomysium), geen perifasciculaire atrofie, geen vaatafwijkingen.



SPORADISCHE INCLUSION BODY MYOSITIS home ICD10: M60

Sporadische ‘inclusion body’-myositis (sIBM) is een langzaam progressieve ziekte van dwarsgestreepte spieren van onbekende origine, optredend in vooral de tweede helft van het leven, gepaard gaande met overwegend lymfocytaire ontsteking in dwarsgestreepte spieren en karakteristieke structuurafwijkingen in spiervezels aanleiding gevend tot spierzwakte, meer distaal (bij 50% aantasting voet extensoren en vinger flexoren), soms asymmetrisch, soms selectief (quadriceps, iliopsoas, triceps, biceps), en niet reagerend op therapie. De diagnose berust echter op de karakteristieke histologie in het spierbiopt.

Histologie:
Inclusion-bodies: spleet-vormige vacuolen met daarin basofiele granula, voorts eosinofiele cytoplasma insluitsels, en verspreid infiltraat in endomysium, geen perifasciculaire atrofie.


Referenties
1. NVDV Richtlijn dermatomyositis. PDF
2. Dalakas MC. Polymyositis, dermatomyositis, and inclusion-body myositis. N Engl J Med 1991;325:1487-1498.
3. Sigurgeirsson B, Lindelöf B, Edhag O, Allander E. Risk of cancer in patients with dermatomyositis or polymyositis. N Engl J Med 1992;326:363-367.
4. Barnes BE. Dermatomyositis and malignancy. Ann Int Med 1976;84:68-76.
5. Manchul LA, Jin A, Pritchard KI, Tenebaum J, Boyd NF, Lee P, Germanson T, Gordon DA. The freqency of malignant neoplasms in patients with polymyositis-dermatomyositis. Arch Intern Med 1985;145:1835-1839.
6. Cox NH, Lawrence CM, Langtry JAA, Ive FA. Dermatomyositis. Disease associations and an evaluation of screening investigations for malignancy. Arch Dermatol 1990;126:61-65.
7. Lakhanpal S, Bunch TW, Ilstrup DM, Melton III LJ. Polymyositis-dermatomyositis and malignant lesions: does an association exist? Mayo Clin Proc 1986;61:645-653.
8. Lueck CJ, Trend P, Swash M. Cyclosporin in the management of polymyositis and dermatomyositis. Neurology 1991; :1007-1008.
9. DeWane ME, Waldman R, Lu J. Dermatomyositis: Clinical features and pathogenesis. J Am Acad Dermatol 2020;82(2):267-281.
10. Waldman R, DeWane ME, Lu J. Dermatomyositis: Diagnosis and treatment. J Am Acad Dermatol 2020;82(2):283-296.
11. Sato S, Hirakata M, Kuwana M, Suwa A, Inada S, Mimori T, Nishikawa T, Oddis CV, Ikeda Y. Autoantibodies to a 140-kd polypeptide, CADM-140, in Japanese patients with clinically amyopathic dermatomyositis. Arthritis Rheum 2005;52(5):1571-1576.
12. Gupta R, Kumar S, Gow P, Hsien-Cheng Chang L, Yen L. Anti-MDA5-associated dermatomyositis. Intern Med J 2020;50(4):484-487.


Auteur(s):
dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam UMC.

10-02-2025 (JRM) - www.huidziekten.nl W3C-html-4.01-valid



Diagnosecodes:
ICD10 M33.0 Juveniele dermatomyositis
ICD10 M33.0 Juvenile dermatomyositis
SNOMED 1212005 Juvenile dermatomyositis
DBC 13 spacer Inflammatoire dermatosen

ICD10 M33.1 Overige dermatomyositis
ICD10 M33.1 Other dermatomyositis
SNOMED 396230008 Dermatomyositis
DBC 13 spacer Inflammatoire dermatosen

ICD10 M33.1 Overige dermatomyositis: dermatomyositis sine myositis
ICD10 M33.1 Other dermatomyositis: dermatomyositis sine myositis
SNOMED 238935002 Dermatomyositis sine myositis
DBC 13 spacer Inflammatoire dermatosen

ICD10 M33.2 Polymyositis
ICD10 M33.2 Polymyositis
SNOMED 31384009 Polymyositis
DBC 13 spacer Inflammatoire dermatosen

ICD10 M33.9 Dermatopolymyositis, niet gespecificeerd
ICD10 M33.9 Dermatopolymyositis, unspecified
SNOMED 396230008 Dermatomyositis
DBC 13 spacer Inflammatoire dermatosen