Erythromelalgie (erythermalgie, erythromelalgia) is
een zeldzame aandoening, gekenmerkt door aanvalsgewijze hevige brandende pijn,
roodheid, warmte, en (soms) oedeem van de huid, vooral aan de onderbenen, geluxeerd
door warmte, zowel bij verhoging van de kerntemperatuur (warmte, inspanning)
als de lokale huidtemperatuur (meestal > 16 graden). Koelen, rust en hoogleggen
van de aangetaste lichaamsdelen vermindert de klachten. Het wordt ingedeeld
in
primaire erytromelalgie (idiopathisch, geen oorzaak,
vaak vanaf jonge leeftijd, waarschijnlijk autosomaal dominant erfelijk), en
secundaire erytromelalgie, secundair aan systeemziekten.
De diagnose wordt gesteld op het klinisch beeld en door uitsluiting van andere
oorzaken. Het kan zeer ernstig zijn en moeilijk te behandelen.
Pathogenese: mogelijk door een gestoorde sympathische innervatie
ontstaat bij warmte-expositie uitgebreide arterioveneuze shunting in het diepere
dermale bed, met afname van de doorbloeding in de nutritieve capillairen van
de epidermis. Door ischemie kunnen blaren en ulcera ontstaan, daarnaast gaan
de patiënten erg ver in het koelen, met vrieswonden en/of maceratie door chronische
immersie in water als gevolg.
DD: primaire erythromelalgie,
secundaire erythromelalgie,
ziekte van Fabry,
neuropathische pijnen, complex regionaal pijnsyndroom,
reflexdystrofie,
ziekte van Raynaud, hyperviscositeit
van het bloed,
hypercoagulabiliteit,
occlusieve vasculopathieën, bijwerking van geneesmiddelen, conversie,
googlochondria.
Klinische
kenmerken:Primaire erythromelalgie:
Wisselend erytheem, soms geen afwijkingen maar anamnestisch pijn bij verwarming.
Aanvallen van brandende pijn die samengaat met zwelling, roodheid en verhoging
van de lokale huidtemperatuur. Ontstaan en verergering van de klachten bij inspanning
en warmte, verlichting door rust, koude en hoogleggen. Kindjes willen soms geen
schoenen of broek aan, hebben rode voeten, pijn, huilen veel, koelen hun voeten
met water, ijswater, ventilatoren, slapen zonder dekens, draaien het raam van
de auto omlaag en steken hun voeten naar buiten, kunnen niet sporten. Begint
vóór het 20e levensjaar. Bilaterale en symmetrische verdeling van de symptomen.
Soms wonden, crustae, ulcera, schade door afkoeling of maceratie van de huid
door koude kompressen. Geen acrocyanose. Aspecifieke histopathologie. Geen onderliggende
ziekte aantoonbaar. Matig of geen effect van therapie. Suïcidaliteit. Onderkoelingsverschijnselen
en hypothermie met dodelijke afloop kunnen voorkomen.
Secundaire
erythromelalgie:Secundaire erythromelalgie is een aandoening
met dezelfde symptomen, maar secundair aan een onderliggende aandoening waarbij
ook een gestoorde sympathische innervatie en/of arterioveneuze shunting ontstaat.
Het treedt op op oudere leeftijd.
Oorzaken secundaire erytromelalgie: |
Hematologische afwijkingen (polycythemia,
trombocytemie, leukemie, chronische myeloïde leukemie; hereditaire
sferocytose; pernicieuze anemie, trombotische trombocytopenische
purpura) Cardiovasculaire afwijkingen
(arteriosclerose, hypertensie, veneuze insufficiëntie)
Embolieen (cholesterol crystal emboli
syndrome, metabole stoornissen, diabetes mellitus, hypercholesterolemie,
jicht, familial nephritis) Connective tissue disorders
(reumatoïde artritis, systemische lupus erythematosus, mixed connective
tissue disorder, Sjögren's syndroom, vasculitis)
Infecties (AIDS, chronische bacteriële infecties,
virale infecties, syfilis) Musculoskeletal disorders
(ischias, carpaal tunnel syndroom, peritendinitis, rug trauma of
chirurgie, nek trauma, overige trauma) Neurologische
afwijkingen (neuropathie, multiple sclerosis, spinal
cord disease, ischias) Drug induced
(jodiumcontrastmiddelen, vaccins (influenza, hepatitis), nifedipine,
felodipine, nicardipine, bromocriptine, norephedrine, pergolide,
ticlopidinel) Overige (zwangerschap,
maligniteiten (darmtumoren, colon, thymoma, astrocytoma), bevriezing,
conversion disorder, kwikvergiftiging) |
Diagnostiek:Op oudere leeftijd moeten de onderliggende
oorzaken van secundaire erytromelalgie worden uitgesloten d.m.v. anamnese (o.a.
medicatiegebruik), lichamelijk onderzoek (bloeddruk, tekenen arteriële of veneuze
insufficiëntie) en aanvullend onderzoek. Laboratoriumonderzoek: bloedbeeld (+
trombo’s), BSE, CRP, glucose, cholesterol/TG (nuchter), lever- en nierfuncties
en LE serologie.
Therapie:De behandeling van primaire
en secundaire erythromelalgie is moeilijk. Er is geen curatieve behandeling.
De therapie bestaat vooral uit pijnstilling, het vermijden van opwarming zonder
door te schieten naar schadelijke onderkoeling, en het uitproberen van diverse
geneesmiddelen die ingrijpen op de prikkeloverdracht in het sympathische zenuwstelsel.
Globaal zijn dit dezelfde middelen die ook bij neuropathische pijnen worden
gebruikt. Patiënten met erytromelalgie worden soms naar een dermatoloog verwezen
vanwege de roodheid, maar omdat het geen huidziekte is maar een neuropathisch
probleem heeft die weinig opties om er iets aan te doen. Behandeling door een
pijnteam is nodig (anesthesiologie (pijnbestrijding), neurochirurgie, psychologische
ondersteuning). Daarnaast kan een consult hematoloog en/of internist zinvol
zijn voor het uitsluiten van onderliggende ziekten.
Overige maatregelen:
Vermijden van warmte, airconditioned kamer, ventilator, watergekoelde matras,
bij aanval koelen van de aangedane extremiteiten met koud water of koele kompressen.
Bij teveel koelen kunnen problemen ontstaan: vrieswonden, ulceraties, blaarvorming,
secundaire infecties, hypothermie. De benen hooghouden kan helpen.
Lokaal: R/ EMLA-crème.
R/ Capsaïcine 0.025%
of 0.075% crème.
Oraal: NSAID’s / prostaglandinesynthetase
remmers / trombocytenaggregatie remmers R/ acetylsalicyl zuur (aspirine)
3-4 dd 300-500 mg.
R/ indometacine 2-3 dd 25-50 mg.
R/ piroxicam 1 dd
10-20 mg z.n. eerste keer 40 mg ineens daarna 2 dd 20 mg in 4-6 dagen.
prostaglandine-E analogen R/ misoprostol 2-4 dd 400 microgram.
opiaten R/ tramadol 3-4 dd 50-100 mg.
R/ morfine 4-6 dd 10-20
mg.
serotonine antagonisten / tricyclische antidepressiva R/
methysergidemaleaat 3 dd 1-2 mg (na 6 maanden, stop voor 4 weken).
R/ pizotifen
1-3 dd 1.5-4.5 mg.
R/ amitriptyline 1-3 dd 10-25 mg.
R/ Efexor (venlafaxine)
2 dd 37.5 mg (2 dd 25-75 mg).
R/ Zoloft (sertraline) 1 dd 25-200 mg.
R/
Prozac (fluoxetine) 1-2 dd 20-60 mg.
R/ imipramine 3-4 dd 25 mg.
R/ fluvoxamine
2-3 dd 50-300 mg.
R/ Seroxat (paroxetine) 1 dd 20-50 mg.
anti-epileptica
R/ Neurontin (gabapentine) 3 dd 300-1200 mg.
R/ Rivotril (clonazepam) start
1 dd 0.2-0.5 mg, later: 1 dd 3-6 mg (kind) en 1 dd 4-6 mg (volw).
R/ Tegretol
(carbamezapine) 1-2 dd 200-400 mg (volw) 2-3 dd 10-20 mg/kg (kind).
adrenerge
middelen R/ epinefrine (adrenaline) 0.5-1 mg i.m.
R/ ephedrine.
R/ isoproterenol.
beta blokkers R/ Inderal (propranolol) 2-3
dd 40-80 mg.
calcium antagonisten R/ Diltiazem 3 dd 60-120 mg.
R/ Adalat Oros (nifedipine) 1 dd 30-120 mg.
cardio vasodilatatoren
R/
nitroglycerine bij aanval 0.5 mg (1/2 tab) s.l.
perifere vasodilatatoren
R/ flunarizine (Sibelium) mnd 1+2: 1dd 10 mg, daarna om de dag 10 mg.
Stop na 6 mnd.
vasomodulatorenR/ pentoxyfyline 3 dd 400 mg.
antihistaminica R/ diphenhydramine.
R/ cyproheptadine 3 dd 4
mg.
glucocorticoïden R/ prednison start 1 dd 1 mg/kg , daarna
afbouwend schema.
cytostatica (bij aangetoonde trombocytemie)
R/ Hydrea, hydroxyurea (hydroxycarbamide) 20-30 mg/kg /dg. Of om de drie
dagen 80 mg/kg/dg.
R/ Myleran (busulfan) 2 mg tab, dosering individueel
in te stellen.
combinatie behandelingR/ amitryptiline 3 dd
25 mg + pentoxyfylline 3 dd 400 mg.
R/ misoprostol 2-4 dd 400 microgram +
gabapentine (Neurontin) 3 dd 300-1200 mg.
R/ sertraline + diltiazem.
R/
diltiazem + imipramine.
R/ gabapentine + imipramine, amitryptiline of venlafaxine.
Intraveneuze behandelingen: R/ nitroprussidenatrium (m.n. bij kinderen
en adolescenten).
R/ lidocaïne.
R/ iloprost (prostaglandines, PGE1) dagelijks
6 uur durend infuus, 0.2-2 ng/kg/min. i.v.
R/ morfine pompinfusie.
Anaesthesiologische interventies - continue epidurale infusie (van
o.a. bupivacaïne en fentanyl)
- ruggemerg stimulator (TENS)
Neurochirurgische
interventies - bilaterale lumbale sympathectomie
- dorsale streng
stimulator
- implantatie van elektroden in thalami
Referenties
1. |
M¢rk C, Kvernebo K, Asker CL, Göran Salerud.
Reduced skin capillary density during attacks of erythromelalgia
implies arteriovenous shunting as pathogenetic mechanism. J Invest
Dermatol 2002;119:949-953. |
2. |
M¢rk C, Kalgaard OM, Kvernebo K. Impaired
neurogenic control of skin perfusion in erythromelalgia. J Invest
Dermatol 2002;119:699-703. |
3. |
Cohen JS. Erythromelalgia: new theories and
new therapies. J Am Acad Dermatol 2000;43:841-847. |
4. |
Mork C, Asker CL, Salerud EG, Kvernebo K.
Microvascular arteriovenous shunting is a probable pathogenetic
mechanism in erythromelalgia. J Invest Dermatol 2000;114:643-646. |
5. |
Davis MD, Rooke TW, Sandroni P. Mechanisms
other than shunting are likely contributing to the pathophysiology
of erythromelalgia. J Invest Dermatol 2000;115:1166-1167. |
6. |
Littleford RC, Khan F, Belch JJ. Impaired
skin vasomotor reflexes in patients with erythromelalgia. Clin Sci
1999;96:507-512. |
7. |
Rudikoff D, Jaffe IA. Erythromelalgia response
to serotonin reuptake inhibitors. J Am Acad Dermatol 1997;37:281-283. |
Zie voor meer informatie over erytromelalgie de recente tekst van
neuroloog J.H. Schiefing op
www.kinderneurologie.eu.