EPIDERMALE CYSTE (EPIDERMOID CYSTE / ATHEROOMCYSTE / FOLLICULAIRE CYSTE) home ICD10: L72.0

Een epidermale cyste of epidermoid cyste is per definitie een cyste waarvan de cystewand bestaat uit epidermis. De epidermis verhoornt, schilfert af, de belangrijkste component van de inhoud van de cyste is dan ook keratine. Daarnaast kan er talg (sebum) in zitten, pus en bacteriën. Epidermale cysten kunnen heel groot worden, en de inhoud ervan is breiig, kaasachtig, en heeft een onaangename geur.

De epidermale cyste staat bekend onder diverse synoniemen zoals atheroomcyste (talgkliercyste, sebaceous cyst, sebaceous retention cyst), epidermoid cyste, follicular infundibular cyst, epidermale inclusie cyste, folliculaire cyste, en talpa. De term epidermale inclusiecyste, ook wel traumatische inclusiecyste wordt gebruikt indien er een cyste is ontstaan doordat er door een trauma (b.v. een splinter, kneuzingen, chirurgische ingrepen) epidermale cellen zijn geïmplanteerd onder de huid en daar een cyste vormen. Dit komt echter niet vaak voor, de meeste epidermale cysten gaan uit van een geoccludeerde haarfollikel (van het folliculaire infundibulum, zie haartalgkliercomplex).

Omdat talg niet het belangrijkste bestanddeel is, is de naam atheroomcyste (talgkliercyste, 'verstopte talgklier', sebaceous cyst) eigenlijk geheel verkeerd, maar wordt desondanks veel gebruikt. Er bestaan wel echte talgkliercysten (steatocystoma, steatocystoma multiplex) maar dat is een andere entiteit. Een milia is ook een epidermoid cyste, maar dan een hele oppervlakkige variant. Cysten uitgaande van de haarfollikels op het behaarde hoofd worden ook wel pilar cysts genoemd of trichilemmale cysten. Het is niet goed aan te geven wat het verschil is tussen pilar cysten / trichilemmale cysten en epidermoidcysten (atheroomcysten) anders dan de locatie op het behaarde hoofd. Ook op het scrotum en op de labia kunnen epidermoidcysten voorkomen (scrotale cysten).

Epidermoidcyste, atheroomcyste Epidermoidcyste, atheroomcyste Epidermoidcyste, atheroomcyste
epidermoid cyste epidermoid cyste epidermoid cyste

Epidermoidcyste, atheroomcyste Epidermoidcyste, atheroomcyste Epidermoidcyste, atheroomcyste
epidermoid cyste epidermoid cyste epidermoid cyste

Epidermoidcyste, atheroomcyste Epidermoidcyste, atheroomcyste Epidermoidcyste, atheroomcyste
epidermoid cyste scrotale cysten scrotale cysten

Foto rechtsonder: Empressario - Wikimedia (Creative Commons License 1.0 - Public Domain Image).


Klinisch beeld:
Een epidermoid cyste is meestal een subcutane zwelling, soms is nog als een puntje de geoccludeerde, nauwelijks zichtbare afvoergang van de oorspronkelijke haarfollikel te zien in het midden van de zwelling. Het is een benigne aandoening. De cysten kunnen heel groot zijn en bestaan uit meerdere holten. Soms is de cyste al eerder naar de dermis geruptureerd en ontstoken. De cysten kunnen op het hele lichaam voorkomen, maar meestal in het gezicht, het behaarde hoofd, de nek of op de romp. Omdat de meeste cysten van haarfollikels uitgaan zitten ze niet op de handpalmen of voetzolen. De epidermoidcysten kunnen een ontsteking veroorzaken, vooral bij ruptuur van de cyste wand. Keratine is een belangrijke veroorzaker van ontsteking. Daarnaast kunnen er ook bacteriën in komen en kan rond een cyste een grote abcederende of flegmoneuze ontsteking ontstaan. Ook kunnen er fistels ontstaan. Cysten en fistelvorming vanuit cysten en abcessen komen vooral voor bij patiënten met hidradenitis suppurativa.

Epidermoid cysten ontstaan vooral rond de 30-40 jaar, en komen circa 2 x vaker voor bij mannen dan bij vrouwen. Multipele epidermoidcysten komen voor bij acne conglobata (et cystica), Favre-Racouchot syndroom, Gardner syndroom, basaal cel naevus syndroom, pachyonychia congenita, en op het scrotum (scrotale cysten).

Histologie epidermoid cyste Histologie epidermoid cyste
ingescande coupe (zoom) ingescande coupe (zoom)


DD:
lipoma, lymfklier, talgklierhyperplasie, dermoid cyste, xanthogranuloma, pilar cyst, trichilemmale cyste, milia, steatocystoma multiplex, hidradenitis suppurativa, eruptieve vellushaarcysten, acne conglobata, adnextumortjes, calcinosis cutis, branchial cleft cyste, mediane neus cyste, Favre-Racouchot syndroom, Gardner syndroom, basaal cel naevus syndroom, pachyonychia congenita, scrotale cysten.

Therapie:
Cysten die geen klachten geven behoeven geen behandeling. Cysten die ernstig ontstoken zijn moeten soms worden geopend (incisie en drainage) en in ernstige gevallen kortdurend antibiotisch behandeld. Milde ontstekingen reageren soms op intralesionale corticosteroïden. De enige echte definitieve oplossing is de cyste inclusief de cystewand netjes te verwijderen middels een zo klein mogelijk sneetje. Dit gaat het beste als de cyste niet (nog niet of niet meer) ontstoken is. Door secundaire infectie of ruptuur kan de cyste wand verkleefd zijn met de dermis en moeilijk te verwijderen.

Conservatief:
R/ triamcinolonacetonide onverdund intralesionaal bij ontsteking (symptoombestrijding, lost het probleem niet op).
R/ Kenacort-A 10 (triamcinolonacetonide) 1:2 tot 1:5 verdunde oplossing met lidocaïne intralesionaal.
R/ Aanstippen met vloeibare stikstof (bij kleine recidiverende cysten, slecht gedocumenteerde therapie).
R/ Antibiotica (bijvoorbeeld Augmentin 3 dd 625 mg of flucloxacilline 3-4 dd 500 mg) bij ernstige secundaire ontsteking (abcesvorming, erytheem, calor, dolor, koorts). Incisie en drainage is dan ook nodig.

Chirurgisch:
Incisie en drainage bij geïnfecteerde ontstoken cysten. Dit helpt tijdelijk, ontlast en verlicht de pijn, maar de cystewand moet worden verwijderd (eventueel later) om een recidief te voorkomen.
Excisie middels een punch biopt gaatje: lidocaïne rondom en in de cyste spuiten. De afvoergang wordt dan vaak zichtbaar. Deze wegstansen met een 3-6 mm biopt (grotere cysten: lineaire incisie of smal ovaaltje excideren). De inhoud exprimeren, en de cystewand met schaar en pincet losprepareren. Na ontstekingen kan de cyste wand erg verbakken zijn met de dermis. Niet sluiten, hooguit met 1 approximerende hechting.
Excisie: idem teken een snee of klein smal ovaal af met centraal daarin de afvoergang indien zichtbaar. Excideer voorzichtig de ovaal en prepareer van hieruit de cyste los. Probeer alle cyste wand delen te verwijderen. Bij grote uitpuilende cysten de ovaal wat breder maken om overtollige uitgerekte huid te verwijderen. Als de cyste geheel verwijderd is en niet geïnfecteerd kan de excisie of snede geheel worden gesloten met hechtingen. Grote holten ook verkleinen met oplosbare hechtingen.

Bij het exprimeren van de inhoud, bij langdurig bestaande epidermoidcysten, kan er veel verweekt hoornmateriaal vrijkomen, ook met pus en talg. Dit verspreid een hele vieze geur. Zorg voor voldoende gazen in de buurt of een bekken om de rommel op te vangen en snel weg te gooien. En kijk uit voor onder druk staande inhoud die alle kanten op kan spuiten (zie video van uitknijpen atheroomcyste).


patientenfolder


Auteur(s):
dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam UMC.

31-05-2023 (JRM) - www.huidziekten.nl W3C-html-4.01-valid



Diagnosecodes:
ICD10 L72.0 Epidermale cyste
ICD10 L72.0 Epidermal cyst
SNOMED 419893006 Epidermoid cyst
DBC 3 Benigne tumoren