FAMMM-syndroom (Familial Atypical Multiple Mole/Melanoma syndrome);
Dysplastisch Naevus Syndroom (DNS); familiaal melanoom; erfelijk melanoomHet was al langer bekend dat
sommige patiënten zeer veel
dysplastische
naevi hebben en inherent daaraan een verhoogde kans op het ontstaan van
melanomen, en dat dit ook familiair
kan voorkomen. Dit syndroom staat bekend onder de naam dysplastisch naevus syndroom,
BK-mole syndroom (B.K. was een patiënt), of hereditair dysplastisch naevus syndroom
(
OMIM
155600).
De nieuwe internationale naam voor erfelijk melanoom is FAMMM-syndroom (Familial
Atypical Multiple Mole/Melanoma syndrome). Bij circa 40% van de patiënten met
FAMMM syndroom kan een mutatie in het CDKN2A gen worden gevonden, en bij 3%
in het CDK4 gen. Niet alle patiënten met FAMMM syndroom hebben veel (atypische)
naevi, het kan ook gaan om maar enkele naevi. De diagnose wordt niet gesteld
op het klinisch beeld maar op het voorkomen van melanomen in de familie.
|
|
|
FAMM syndroom |
dysplastische
naevus |
dysplastische
naevus |
Criteria voor de diagnose FAMMM syndroomDe diagnose
FAMMM syndroom wordt op klinische gronden gesteld als melanoom voorkomt
bij twee eerstegraads familieleden of
bij drie familieleden ongeacht de graad.
Gezien de samenhang
tussen aanleg voor melanoom en voor pancreascarcinoom is er ook verdenking op
FAMMM bij voorkomen van de combinatie melanoom en pancreascarcinoom (bij één
patiënt of bij verschillende familieleden). Het belangrijkste met FAMMM geassocieerde
gen is het CDKN2A (p16) gen op chromosoom 9p.
Bij erfelijke aanleg voor melanoom
treden de huidtumoren op relatief jonge leeftijd op en zijn er vaak (bij >
30% van de patiënten) multipele melanomen. Omgekeerd is bij multipele melanomen
DNA-diagnostiek geïndiceerd. Een jonge leeftijd waarop de diagnose melanoom
wordt gesteld lijkt op zich onvoldoende reden voor DNA-diagnostiek.
Voor
p16-mutatiedragers is de kans op melanoom circa 70%. De kans wisselt naar geografische
localisatie van de betreffende bevolkingsgroep. Mutatiedragers hebben een verhoogde
kans op pancreascarcinoom. Er zijn aanwijzingen, dat dragers van de specifieke
p16-Leiden mutatie (een 19bp deletie) een verhoogde kans hebben op hoofd-hals
tumoren en op longkanker.
Het LUMC geeft de voorkeur aan de term
familiair melanoom in plaats van
FAMMM
syndroom (zie verder) en hanteert ook een scherpere definitie
(
drie of meer verwanten met invasief melanoom
waarvan twee eerstegraadsverwanten van de patiënt
zijn, en waarbij de aangedane personen eerste- of tweedegraads verwant
moeten zijn).
DNA-diagnostiekPatiënten
met verdenking op erfelijk melanoom komen in aanmerking voor CDKN2A-mutatiediagnostiek.
Dit kan worden bepaald in Leiden (
zie
aanvraagformulier). Bij ongeveer 40% van de families met erfelijk melanoom
wordt een kiembaanmutatie in dit gen gevonden. In de andere circa 60% van de
families spelen andere grotendeels nog onbekende genen een rol.
In onderstaande
tabel staan kenmerken van patiënten voor wie de kans op dragerschap van een
CDKN2A-mutatie 10% of meer is.
Patiënten met melanoom voor wie de kans
op dragerschap van een CDKN2A mutatie 10% of meer is : |
Kenmerken van de patiënt |
Kans op dragerschap van een CDKN2A-mutatie |
Melanoom & ≥ 2 familieleden met melanoom |
20-40% |
Melanoom & 1 familielid met multipele melanomen |
45% |
Melanoom & melanoom en pancreaskanker in de familie |
45% |
Multipele primaire melanomen |
10-15% |
Eerstegraads verwant van een p16-mutatiedrager |
Circa 50% |
In families met een pathogene CDKN2-mutatie is de kans op melanoom voor
niet-dragers van de mutatie mogelijk verhoogd ondanks de gunstige testuitslag,
door andere invloeden, die in die familie bijdragen aan de kans op de tumor
(andere gezamenlijke aanlegfactoren, gezamenlijke blootstelling aan zonlicht).
In onderstaande tabel staan de risico’s op kanker in families met de specifieke
p16-Leiden mutatie en het hierop afgestemde beleid.
Risico op melanoom en pancreascarcinoom
in families met de p16-Leiden mutatie: |
|
Mutatiedrager |
Geen mutatiedrager; ≥ 5 atypische naevi |
Geen mutatiedrager; < 5 atypische naevi |
Risico op melanoom |
80-100% |
~6% |
~1% |
Risico op pancreascarcinoom |
17% |
<1% |
<1% |
Schema voor periodiek onderzoek |
Jaarlijks dermatologisch onderzoek; Jaarlijkse echo of MRI
abdomen vanaf 45 jaar |
Jaarlijks dermatologisch onderzoek |
Geen periodiek onderzoek |
OverervingspatroonHet overervingspatroon van het
FAMMM syndroom is autosomaal dominant.
Preventieve maatregelen
en screening
• |
Bij FAMMM patiënten die een melanoom hebben of waarbij de mutatie
is aangetoond wordt levenslange jaarlijkse controle aanbevolen. |
• |
Ook voor eerstegraads verwanten van deze patiënten (kinderen, ouders,
broers) wordt jaarlijks onderzoek van de huid geadviseerd, vanaf 12-jarige
leeftijd. |
• |
Als bij de index-patiënt een mutatie is gevonden, en de eerste graads
verwanten zijn onderzocht en ze hebben deze mutatie niet, dan hoeven
ze niet jaarlijks te worden gecontroleerd. Wel blijven opletten en bij
verdachte of nieuwe plekken de huid laten beoordelen. |
• |
Bij tweedegraads verwanten van melanoompatiënten en mutatiedragers
eenmalig onderzoek door dermatoloog; follow-up alleen indien bij deze
tweedegraads verwanten het DNS-phenotype (zeer veel naevi, atypische
naevi) aanwezig is. |
• |
Instructie voor regelmatig zelfonderzoek (met behulp van partner). |
• |
Zonprotectie |
• |
Bij patiënten vanaf 45 jaar met een aangetoonde CDKN2-mutatie wordt
geadviseerd om jaarlijks screenend onderzoek te doen naar pancreascarcinoom.
Dit kan door middel van een echo (of een MRI abdomen). Verwijs hiervoor
door naar een MDL arts in één van de centra die onderzoek doen naar
deze mutatie (AMC, UMCU, UMCG, of Erasmus MC). Screenen bij CDKN2-mutatie
lijkt zinvol, NNS (number needed to screen) is 51, dat wil zeggen dat
er 51 patiënten gescreend moeten worden om één pancreaskopcarcinoom
te vinden. Een aantal zaken moeten nog worden uitgezocht: welke diagnostiek,
hoe sensitief is die, welke stadia worden gevonden, en bij welk percentage
kan curatief geopereerd worden. |
• |
Er zijn patiënten die klinisch voldoen aan de criteria van FAMMM
syndroom maar die geen genetisch onderzoek willen laten doen om diverse
redenen. Informeer de patiënt over het verhoogd risico op pancreascarcinoom.
Omdat een echo geen belastende test is, is het een optie ook bij deze
patiënten > 45 jaar een echo pancreas aan te vragen of door te verwijzen
naar de MDL arts. |
Erfelijk melanoom volgens de visie van het LUMCIn 2018 verscheen een
publicatie van Balk AB et al. in het NTVDV met een nieuwe visie op het
erfelijk melanoom die afwijkt van de internationale definities en adviezen. Zij
adviseren om de termen
dysplastisch naevus syndroom
en
familial atypical multiple mole melanoma
(FAMMM) syndroom niet meer te gebruiken. Omdat met dysplastisch naevus syndroom patiënten
worden bedoeld met multipele dysplastische naevi, met of zonder familiaire
belasting. Deze patiënten kunnen beter worden aangeduid
als
patiënten met multipele atypische naevi, zonder de term
syndroom te gebruiken. De term FAMMM-syndroom wordt
gebruikt voor patiënten met erfelijk melanoom op basis van een
CDKN2A-mutatie, maar die term is verwarrend omdat niet alle patiënten multipele
atypische naevi hebben. De term
familiar melanoom
heeft de voorkeur.
Voor de klinische diagnose
familiair melanoom
hanteert het LUMC de volgende criteria:
• |
Familie met drie of meer verwanten met invasief melanoom waarvan twee
eerstegraadsverwanten van de patiënt zijn, en waarbij de aangedane personen eerste- of
tweedegraads verwant moeten zijn, of: |
• |
Familie met twee of meer eerstegraadsverwanten met invasief melanoom
waarvan één verwante met multipele melanomen. |
Eerstegraads verwanten zijn ouders, kinderen, broers en zussen. Tweedegraads verwanten zijn grootouders, kleinkinderen, ooms en tantes, neefjes en nichtjes (kinderen van broers en zussen).
Het advies is om patiënten die aan deze criteria voldoen te verwijzen naar
een klinisch geneticus, omdat bij 20-30% een
gendefect wordt gevonden. Meestal een mutatie in het CDKN2A-gen. In Nederland
gaat het in de meeste gevallen om een specifieke variant, een
19-basenparen deletie in exon 2 die ook wel de p16-Leiden-mutatie wordt
genoemd. Andere gendefecten die gevonden kunnen worden zijn mutaties in BAP1, CDK4, TERT, POT1,
TERF2IP, ACD en MITF.
Ook in de volgende situaties wordt geadviseerd te verwijzen
naar een klinisch geneticus:
• |
Familie met twee eerstegraadsverwanten met een invasief melanoom
waarvan ten minste één gediagnostiseerd < 40 jaar |
• |
Familie met twee eerstegraadsverwanten met invasief melanoom en
een verwante met pancreascarcinoom (aan dezelfde kant in de familie) |
• |
Familie waarbij naast cutaan melanoom ook oogmelanoom,
mesothelioom, niercelcarcinoom, of BAP1-geïnactiveerde melanocytaire
naevi voorkomen (verdenking op
BAP1-geassocieerd erfelijk
tumorsyndroom) |
• |
Persoon met drie of meer melanomen, of melanoom en
pancreascarcinoom |
• |
Persoon met melanoom vastgesteld op uitzonderlijk jonge leeftijd
(< 18 jaar) |
Vervolgens zijn er verschillende uitkomsten mogelijk: patiënt voldoet
aan de klinische diagnose familiair melanoom maar er is geen DNA diagnostiek
gedaan (soms wil een patiënt dat niet), of er wordt geen bekende mutatie
gevonden; of patiënt heeft de CDKN2A mutatie, of de BAP1 mutatie, of een
pathologische mutatie in TERT, POT1, TERF2IP, ACD of MITF, of patiënt heeft
familiair melanoom maar een variant of
uncertain significance (VUS) in
CDKN2A, CDK4, BAP1, POT1,
TERT, TERF2IP, ACD of MITF. Voor al deze verschillende varianten heeft het LUMC
een advies voor screening en controle opgesteld:
periodiek onderzoek per patiëntencategorie en diens eerste- en tweedegraadsverwanten: |
Aanbevolen terminologie: |
Periodiek onderzoek patiënt: |
Periodiek onderzoek eerstegraadsverwante: |
Periodiek onderzoek tweedegraadsverwanten: |
Familiair melanoom: er is geen
DNA-onderzoek bij patiënt of aangedane familieleden verricht |
Jaarlijks dermatologische controle vanaf 12-jarige leeftijd |
Jaarlijks dermatologische controle vanaf 12-jarige leeftijd |
Geen adviezen, alleen geïndiceerd op basis van bevindingen |
Familiair melanoom: bij DNA-onderzoek werd geen bekende
mutatie aangetoond |
Jaarlijks dermatologische controle vanaf 12-jarige leeftijd |
Jaarlijks dermatologische controle vanaf 12-jarige leeftijd |
Geen adviezen, alleen geïndiceerd op basis van bevindingen |
Erfelijk melanoom op basis
van een mutatie in het
CDKN2A-gen (vaak p16-Leiden-mutatie) |
Tweemaal per jaar dermatologische controle vanaf 12-jarige
leeftijd en onderzoek naar pancreas carcinoom vanaf de leeftijd
van 45 jaar |
Jaarlijks dermatologische controle vanaf 12-jarige leeftijd |
Jaarlijks dermatologische controle vanaf 20-jarige leeftijd |
Erfelijk melanoom - BAP1-mutatie |
- Jaarlijks dermatologische controle vanaf 20-jarige
leeftijd - Jaarlijkse screening van de ogen door een oogarts
vanaf 15-jarige leeftijd - Om het jaar echo abdomen en om het
jaar MRI abdomen voor niercelcarcinoom vanaf 30-jarige leeftijd
- Om het jaar MRI abdomen en om het jaar X-thorax
gecombineerdmet echo abdomen voor mesothelioom vanaf 30-jarige
leeftijd
|
- Jaarlijks dermatologische controle vanaf 20-jarige
leeftijd - Jaarlijkse screening van de ogen door een oogarts
vanaf 15-jarige leeftijd - Geen beeldvormend onderzoek |
Geen adviezen, alleen geïndiceerd op basis van bevindingen |
Erfelijk melanoom op basis van mutatie in het CDK4, POT1,
TERT, TERF2IP, ACD of MITF-gen. |
Jaarlijks dermatologische controle vanaf 12-jarige leeftijd.
Beleid in overleg met een expertisecentrum. |
Jaarlijks dermatologische controle vanaf 12-jarige leeftijd.
Beleid in overleg met een expertisecentrum |
Beleid in overleg met een expertisecentrum. |
Variant of uncertain significance
(VUS) in het CDKN2A, CDK4, POT1, TERT, TERF2IP, ACD- of MITF-gen. |
Jaarlijks dermatologische controle vanaf 12-jarige leeftijd
als wordt voldaan aan de criteria voor familiair melanoom. |
Jaarlijks dermatologische controle vanaf 12-jarige leeftijd
als wordt voldaan aan de criteria voor familiair melanoom. |
Geen adviezen, alleen geïndiceerd op basis van bevindingen. |
Referenties
1. |
Hansen CB, Wadge LM, Lowstuter K. et al.
Clinical germline genetic testing for melanoma. Lancet Oncol 2004;5:314-319. |
2. |
Oldenburg RA., de Vos tot Nederveen Cappel
WH, van Puijenbroek M. et al. Extending the p16-Leiden tumour spectrum
by respiratory tract tumours. J Med Genet 2004;41:e31. |
3. |
Puig S., Malvehy J, Badenas C. et al. Role
of the CDKN2A locus in patients with multiple primary melanomas.
J Clin Oncol 2005;23:3043-3051. |
4. |
Richtlijn Melanoom van de Huid, Vereniging
van Integrale Kankercentra, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg
CBO, Van Zuiden Communications B.V., Alphen aan den Rijn, 2005. |
5. |
Schneider-Stock R, Giers A, Motsch C. et
al. Hereditary p16-Leiden mutation in a patient with multiple head
and neck tumors. Am J Hum Genet 2003;72:216-218. |
6. |
Tsao H, Niendorf K. Genetic testing in hereditary
melanoma. J Am Acad Dermatol 2004;51:803-808. |
7. |
Vos tot Nederveen Cappel, de W, Offerhaus
GJA, van Puijenbroek M. et al. Pancreatic carcinoma in carriers
of a specific 19 base pair deletion of CDKN2A/ p16 (p16-Leiden).
Clin Cancer Res 2003;9:3598-3602. |
8. |
Halk AB, Potjer TO, Kukutsch NA, Vasen
HFA, Hes FJ, van Doorn R. Erfelijk en familiair melanoom.
Nederlands Tijdschrift voor Dermatologie en Venereologie
2018;28(8):2-6.
PDF |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.
dr. L.A.A. Gerbens. Dermatoloog, Amsterdam UMC.