De
ziekte van Fox-Fordyce (miliaria apocrina, hidradenoma
eruptivum Fox-Fordyce) is een zeldzame aandoening waarbij door zweetretentie
kleine papeltjes ontstaan, meestal in de oksels. De naam
Fordyce is ook verbonden
aan
ectopische talgklieren (
Fordyce
condition,
Fordyce spots) en aan het
angiokeratoma van Fordyce. De
ziekte van Fox-Fordyce ontstaat vooral bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd
(m-v ratio 1:9, voorkeursleeftijd 13-35 jaar). Onder hormonale invloed ontstaat
afsluiting van de
apocriene zweetklieren. Apocriene
zweetklieren bevinden zich in de oksels, op de tepel, anogenitaal, en periumbilicaal,
en de afvoergang van deze zweetkliertjes komt uit in het bovenste gedeelte van
de haarfollikel. Dit in tegenstelling tot
eccriene zweetklieren,
die overal op de huid voorkomen en waarvan de afvoergang op de huid uitkomt.
Het derde type zweetklier, de
apoeccriene zweetklier,
komt alleen in de oksels voor, komt uit op de huid en niet op een haarfollikel,
en speelt een rol bij axillaire hyperhidrosis. De theorie is dat bij Fox-Fordyce
disease door een keratine plug in de haarfollikel de afvoergang van de apocriene
zweetklier verstopt raakt. De zweetretentie met lekkage van zweet in de dermis
geeft een inflammatoire reactie, met epidermale verdikking en pruritus. Mogelijk
kunnen ook de niet folliculair-gebonden apocriene zweetklieren geblokkeerd raken.
|
|
|
Fox-Fordyce
disease |
Fox-Fordyce
disease |
Fox-Fordyce
disease |
|
|
|
Fox-Fordyce
disease |
Fox-Fordyce
disease |
Fox-Fordyce
disease |
Klinisch beeld:Huidkleurige, soms witgele tot geelbruine
papels, vooral axillair, soms mammair (areola en submammair) of in de pubisregio.
Kan hevig jeuken, soms aanvalsgewijs, o.a. na inspanning en andere prikkels
die de zweetsecretie bevorderen zoals een warme, vochtige omgeving. Door sporten
(zwemmen uitgezonderd) kan het erger worden. De zweetproductie kan lokaal ontbreken
(geblokkeerd). Excoriaties en lichenificatie t.g.v. krabben komen voor bij jeuk.
DD: miliaria, acne, folliculitis, pseudofolliculitis, milia,
axillaire syringomata, hidradenitis suppurativa
Diagnostiek:
De diagnose kan worden gesteld op het klinisch beeld, maar een biopt is zinvol
voor het bevestigen van de diagnose. Neem 2 kleine (2-3 mm) biopten af, wel
diep, en vraag aan de patholoog om de een longitudinaal en de andere transversaal
aan te snijden.
Therapie:De behandeling is moeizaam.
Niets doen is waarschijnlijk de beste optie. Na het 35e levensjaar nemen de
klachten af. Het uitproberen van een half jaar orale anticonceptiva is verantwoord.
Isotretinoïne gezien de bijwerkingen alleen overwegen bij patiënten die er erg
veel last van hebben. Bij jeuk een licht corticosteroid (klasse I, eventueel
kortdurend II) of pimecrolimus / tacrolimus; deze veroorzaken geen atrofie van
de okselhuid. Alle destructieve opties zijn bewerkelijk vanwege het grote aantal
laesies, kunnen littekens achterlaten, en vernietigen ook de haarfollikels.
R/ Orale anticonceptiva met voldoende oestrogeen. Dit kan zijn een gewone anticonceptiepil
met 50 microgram oestrogeen, of Diane-35. Eventueel plus Androcur (cyproteronacetaat
10 mg).De toevoeging van Androcur wordt altijd via een vast schema gedaan: 1
dd 10 mg vanaf dag 1 t/m dag 15 van de cyclus (dag 1 is de eerste menstruatiedag).
Zie de opmerkingen over het
tromboserisico
bij OAC's.
R/ Tretinoïne crème 0.02% of 0.05% FNA. Kan erg irriteren
in de oksel, begin met de lage concentratie.
R/ Hydrocortison crème bij jeuk.
R/ Elidel (pimecrolimus) crème of Protopic (tacrolimus) zalf bij jeuk.
R/
Clindamycine gel 1% of lotion 1% (30 ml).
R/ Lokale oestrogenen crème (Synapauze
E3 crème 15 g). Evidence gering.
R/ Isotretinoïne 15-30 mg gedurende 4 maanden.
Tijdelijk effect. Teratogeen, uitvoerige anticonceptie maatregelen.
R/ Excisie,
punch-excisie, dermabrasie, liposuction-assisted curettage, electrocoagulatie.
R/ CO2-laser, fraxel-laser.
R/ UVB-therapie.
Referenties
1. |
Fox G, Fordyce J. Two cases of a rare papular
disease affecting the axillary region. J Cutan Genito-Urinary Dis
1902;20:1-5. |
2. |
Ranalletta M, Rositto A, Drut R. Fox-Fordyce
disease in two prepubertal girls: histopathologic demonstration
of eccrine sweat gland involvement. Pediatr Dermatol 1996;13:294-297. |
3. |
Kamada A, Saga K, Jimbow K. Apoeccrine sweat
duct obstruction as a cause for Fox-Fordyce disease. J Am Acad Dermatol
2003;48:453-455. |
4. |
Pock L, Svrckova M, Machackova R, Hercogova
J. Pimecrolimus is effective in Fox-Fordyce disease. Int J Dermatol
2006;45:1134-1135. |
5. |
Miller ML, Harford RR, Yeager JK. Fox-Fordyce
disease treated with topical clindamycin solution. Arch Dermatol
1995;131:1112-1113. |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.