Hepatitis B is een infectie van de lever, veroorzaakt
door het hepatitis B-virus. In Nederland wordt dit virus vooral overgedragen
door seksueel contact. Het dringt via de slijmvliezen van de geslachtsorganen
het lichaam binnen en verspreidt zich dan via de bloedbaan naar de lever.
Daar nestelt het virus zich in de levercellen en veroorzaakt een ontsteking.
De omvang van de klachten is wisselend. Soms zijn er helemaal geen klachten,
maar op de lange termijn kan er blijvende schade aan de lever optreden.
De hepatitis en leverschade wordt niet veroorzaakt door het virus zelf,
maar door de afweerreactie op het virus. Vaak is het lichaam het virus binnen een half jaar de baas en de infectie
is dan voorbij. Dit kan met behulp van bloedonderzoek worden aangetoond.
Het virus is dan verdwenen uit het bloed en het lichaam heeft antistoffen
aangemaakt. Iemand is dan niet meer besmettelijk en bovendien beschermd
tegen een eventuele nieuwe besmetting met het hepatitis B-virus. Soms kan
het lichaam het virus niet aan. Er ontstaat dan een chronische hepatitis
B-infectie. Iemand met een chronische infectie (ook wel ‘drager’ genoemd)
is nog wel besmettelijk voor anderen. De kans dat iemand ‘drager’ wordt,
is groter als de infectie op jonge leeftijd wordt opgelopen. Hoe langer
je als drager geïnfecteerd bent met het virus, hoe groter ook de kans dat
er blijvende schade optreedt in de lever. Er kan ten slotte zelfs leverkanker
ontstaan.
Hepatitis B is erg besmettelijk. Het virus bevindt zich
in het bloed, maar ook in andere lichaamsvloeistoffen, zoals sperma, speeksel
en vaginaal vocht.
Een hepatitis B-infectie kan worden overgedragen door sexueel contact
of door bloed-bloed contact
Seksueel contact
Het gaat dan vooral om onbeschermd seksueel contact met penetratie (penis
in vagina en penis in anus). Overdracht vindt plaats door contact van sperma
en vaginaal vocht met slijmvliezen van de partner. Beschadigingen van het
slijmvlies die vaak met het blote oog niet te zien zijn, vergroten de kans
op infectie. Daarom geeft anaal seksueel contact het grootste risico om
hepatitis op te lopen. Slijmvliezen rond en in de anus kunnen namelijk gemakkelijker
beschadigd raken.
Slijmvliesbeschadigingen kunnen ook het gevolg zijn
van andere soa’s. Zo verhoogt het hebben van een soa het risico op het oplopen
van hepatitis B. Het risico op hepatitis B tijdens seksueel contact is groter
tijdens de menstruatie. Bij onbeschermde orale seks (pijpen en beffen) is
er maar een klein risico op hepatitis B-overdracht. Hoewel het hepatitis
B-virus ook in speeksel voorkomt, raakt iemand niet door tongzoenen besmet.
Bloed-bloedcontact
Besmetting kan via besmet bloed
plaatsvinden. Bijvoorbeeld door het gezamenlijk gebruiken van naalden en
andere attributen zoals rietjes voor drugsgebruik, het gebruik van besmette
instrumenten of toediening van besmette bloedproducten in ziekenhuizen en
het zich per ongeluk prikken aan een besmette naald door medisch personeel.
Infectie komt ook voor via niet hygiënische accupunctuur, tatoeage en piercing
of door het gemeenschappelijk gebruik van scheermesjes en tandenborstels.
Tijdens de geboorte
Als de moeder het hepatitis B-virus in het bloed
heeft, is de kans groot dat zij het virus tijdens de zwangerschap of bij
de bevalling doorgeeft aan haar kind.
Overige vormen van
overdracht
Overdracht van het hepatitis B-virus komt ook voor
tussen gezinsleden in een gezamenlijk huishouden of onder personen in een
instelling. Deze vorm van overdracht is mogelijk door gemeenschappelijk
gebruik van scheermesjes en tandenborstels en wellicht ook door ongemerkt
bloed-bloedcontact. Ook kan iemand de infectie oplopen als hij gebeten wordt
door iemand met hepatitis B.
Klinisch beeld:
Meestal verloopt een infectie met hepatitis B zonder symptomen en dus onopgemerkt.
Een minderheid van de geïnfecteerden krijgt wél klachten. Veel voorkomende
klachten zijn vermoeidheid, verhoging, spier- en gewrichtspijn, lusteloosheid,
misselijkheid, pijn in de bovenbuik. Ook huidafwijkingen en gewrichtsontstekingen
komen voor. Deze klachten worden in een aantal gevallen gevolgd door een
periode van geelzucht: het geel zien van het oogwit en de huid, in combinatie
met donkere urine (als oude thee), en soms ook ontkleurde ontlasting (stopverfkleurig).
Klachten ontstaan gemiddeld twee tot drie maanden na het moment van de infectie.
De klachten duren van enkele weken tot maximaal zes maanden. Ook als alle
andere klachten al zijn verdwenen kan iemand nog maandenlang moe blijven.
Bij chronische actieve hepatitis B veroorzaakt het hepatitis B-virus een
langdurige (chronische) ontsteking in de lever. Deze chronische infectie
kan op den duur ernstige gevolgen hebben, omdat er littekenweefsel in de
lever ontstaat (levercirrose). Bij levercirrose functioneert de lever minder
goed, waardoor er uiteenlopende klachten kunnen ontstaan. Ook is er een
verhoogd risico op leverkanker.
Diagnostiek:
De belangrijkste bloedtesten zijn HBsAg, HBeAg, anti-HBc, anti-HBs, anti-HBe,
HBV-DNA:
Test: |
Uitleg: |
HBsAg |
Test op hepatitis B surface antigeen. Het is een deel van
het oppervlak van het virus. Als dit aanwezig is (HBsAg positief),
betekent dit dat iemand besmet is met het hepatitis B-virus.
Het virus kan dan ook op anderen worden overgedragen. |
HBeAg |
Test op hepatitis B e antigeen: een deel van de kern (core)
van het virus. Dit is aanwezig bij een acute hepatitis B en
in de meeste gevallen van een chronische actieve hepatitis. |
anti-HBc |
Test op antistoffen tegen het hepatitis core antigeen. Iedereen
die ooit in contact is geweest met het hepatitis B-virus heeft
deze antistoffen in het bloed, ook als hij/zij allang genezen
is. |
anti-HBs |
Test op de antistoffen tegen hepatitis B surface antigeen
(HBsAg). Het aanwezig zijn van anti-HBs samen met het anti-HBc
in combinatie met het afwezig zijn van het HBsAg duidt op een
genezen hepatitis B infectie. Na een vaccinatie is alleen het
anti-HBs aantoonbaar. |
anti-HBe |
Test op de antistoffen tegen het hepatitis B e antigeen.
Het anti-HBe is aanwezig bij een inactieve chronische infectie,
maar kan ook aanwezig zijn bij een actieve mutantvirus infectie. |
HBV-DNA |
Test op het erfelijke materiaal van het hepatitis B virus
(DNA). Het erfelijke materiaal is aantoonbaar in het bloed als
het virus zich vermenigvuldigt. Er is sprake is van een actieve
(chronische) infectie. |
Kwantitatieve HBsAg |
Het kwantitatief meten van de HBsAg waarde in serum heeft
een toegevoegde waarde bij het monitoren tijdens
therapie en kan behulpzaam zijn bij het identificeren van de
activiteit van de infectie bij een chronische hepatitis B. |
Therapie:Bij acute hepatitis B worden geen
geneesmiddelen gegeven. De ziekte gaat meestal binnen een half jaar vanzelf
weer over. Het advies is om zoveel mogelijk rust te nemen. Het gebruik van
alcohol en voedingsmiddelen die slecht worden verdragen (zoals vet en koffie)
wordt afgeraden. Bij de chronische hepatitis B worden wel medicijnen voorgeschreven.
Bij 40 procent van de geïnfecteerden wordt het virus hierdoor geremd. In
10 procent van de gevallen verdwijnt het virus uit het bloed.
R/
tenofovirdisoproxil 1 dd 245 mg.
R/ tenofoviralafenamide 1 dd 25 mg.
R/ entecavir 1 dd 0.5-1 mg.
In Nederland
worden groepen met een verhoogd risico op hepatitis B gratis gevaccineerd.
Dit zijn bijvoorbeeld prostituees, druggebruikers en mannen die seks hebben
met mannen. Het vaccin dat hiervoor wordt gebruikt is veilig en effectief.
De vaccinatie bestaat uit drie injecties waarbij de tweede een maand na
de eerste vaccinatie wordt gegeven en de derde vijf maanden na de tweede
vaccinatie. Iemand die is gevaccineerd, is langdurig beschermd tegen hepatitis
B. Ook is het mogelijk om antistoffen tegen hepatitis B toe te dienen als
iemand met het virus in aanraking is geweest, zoals bij een prikaccident
of na onbeschermd seksueel contact met iemand die met hepatitis B is geïnfecteerd.
Dat is alleen zinvol kort na de mogelijke infectie, liefst binnen 24 uur
(tot maximaal zeven dagen). Baby’s van moeders met hepatitis B krijgen meteen
na de geboorte antistoffen toegediend. Vervolgens krijgen ze tegelijk met
de DKTP- prik een volledige inenting tegen hepatitis B. Als bekend is dat
de vader drager is van het virus en de moeder niet, wordt eveneens een volledige
vaccinatie van de baby aangeraden. Het toedienen van antistoffen na de geboorte
is dan niet nodig.
Screening op hepatitis B voor het
starten van immunosuppressivaBij sommige immunosuppressiva
en chemotherapie kan een actieve (acute) hepatitis B infectie heftiger
verlopen door toename van het aantal virusdeeltjes en de immuunrespons
die daar op volgt. Ook kan, bij een drager van het hepatitis B virus
reactivatie optreden. Dit gebeurt niet bij alle immunosuppressiva. Bij
sommige immunosuppressiva zoals methotrexaat gebeurt het nooit of zelden
en bij andere vaak. Prednison kan ook toename van het aantal
virusdeeltjes veroorzaken, maar toch zien we in de praktijk, in de
Nederlandse setting, zelden of nooit een HBV-hepatitis door prednison.
In andere landen waar hepatitis B zeer veel voorkomt kan dat anders
zijn. Het is moeilijk om precies aan te geven bij welke medicatie
gescreend moet worden en wat dan precies bepaald moet worden.
Internationale en nationale richtlijnen en experts spreken elkaar tegen.
Voor het screenen is het meestal voldoende om HBsAg en anti-HBc te
bepalen, en ALAT. Als HBsAg of anti-HBc positief zijn, vul dan het lab
aan met anti-HBs, ASAT, AF, en gamma-GT en overleg met de hepatoloog.
Als HBsAg positief is, dan is het virus aanwezig. Meestal adviseert de
hepatoloog dan om te behandelen met tenofovir of entecavir en pas na 2
weken te starten met de immunosuppressiva. Als HBsAg negatief is en
anti-HBc positief, dan is er een infectie doorgemaakt. Het virus bevindt
zich dan nog steeds in de levercellen en bij sommige geneesmiddelen kan
reactivatie optreden. Dan wordt HBsAg weer positief. Als een middel
wordt voorgeschreven dat vaak reactivatie veroorzaakt, bepaal dan elke
3-6 maanden HBsAg en ALAT en ASAT. Het bepalen van HBV-DNA is niet zo
zinvol. Het virus blijft aanwezig in de lever dus HBV-DNA is
aantoonbaar, maar belangrijker is of er leverschade ontstaat en dat
wordt bepaald met de leverenzymen. ASAT en AF en gamma-GT worden vooral
bepaald om andere oorzaken van leverschade uit te sluiten zoals
toxiciteit of (intrahepatische) cholestase. Bepaal HBV-DNA, HBeAg en
anti-HBe alleen als de hepatoloog dit adviseert. Anti-HBs is positief
als iemand een infectie heeft gehad of is gevaccineerd. Als alleen
anti-HBs positief is, dan is er gevaccineerd.