Verschillende geneesmiddelen zoals minocycline, chloroquin, chloorpromazine,
maar ook verschillende metalen
en chemicaliën zoals ijzer, zilver, bismuth, kwik, goud, arsenicum, koolstof, etc.
kunnen hyperpigmentatie van de huid en/of slijmvliezen veroorzaken.
Middelen die hyperpigmentatie en/of dyschromie
veroorzaken: |
Celgroei remmende middelen bleomycine
Busulfan cyclophosphamide actinomycine adriamycine fluorouracil
hydroxyurea mechloorethamine methotrexaat stikstofmosterd
lokaal zidovudine |
Restgroep amiodarone clofazimine dioxine
levodopa hydantoïne preparaten fenothiazine resorcinol
|
Nitroverbindingen en kleurstoffen aniline
AZO-kleurstoffen Danthron dihydroxyaceton dinitrosalicylzuur
henna picrinezuur nitrazepam
|
Metalen Arsenicum Bismuth IJzer
Lood Kwik Zilver (argyria)
Goud (chrysiasis)
|
Psoralenen 8-MOP 5-MOP TMP Khelin
|
Tetracyclines tetracycline
minocycline methacycline
|
Antimalariamiddelen chloroquine hydroxychloroquine
amodiaquine pyrimethamine quinacrine
|
![The blue man (klik op foto voor vergroting) [bron: www.thehollywoodgossip.com] The blue man](../../../afbeeldingen/blue-man-paul-karason-2z.jpg) |
Hyperpigmentatie door systemische medicatieDit is de meest voorkomende vorm van geïnduceerde hyperpigmentatie. Het bekendste voorbeeld is de hyperpigmentatie door langdurig gebruik in hoge doseringen van
minocycline. Er worden verschillende types hyperpigmentatie gezien: lokale blauw-grijze pigmentatie rond de eerder aanwezige inflammatoire laesies, meer gegeneraliseerde hyperpigmentatie van de huid en soms ook mucosa, en hyperpigmentatie die vooral optreedt op de zon beschenen delen van de huid en beschreven wordt als een vaal grijze verkleuring die imponeert als een vieze huid.
Antimalariamiddelen, met name
(hydroxy)chloroquine kunnen hyperpigmentatie veroorzaken, vooral op de scheenbenen, bij langdurig gebruik. Soms ook in gezicht zijn aangedaan, verhemelte, subunguaal.
Bij de hartmedicatie
amiadarone en de
fenothiazide psychofarmaca (zoals
chloorpromazine) kan een grijze tot paarse verkleuring van het gelaat optreden, vooral bij langdurig gebruik in hoge dosering. Het treedt vaak op na UV-blootstelling; bij chloorpromazine is de kleur in de plooien en andere niet-zonbeschenen delen van de huid normaal. In de ogen kan een geelbruine verkleuring van de sclerae ontstaan bij amiadarone en een gepigmenteerde retinopathie bij chloorpromazine.
Bij meerdere
cytostatica is er melding gemaakt van hyperpigmentatie, waarbij er ook vaak een UV-distributie wordt beschreven met donkere verkleuring op handruggen en gelaat. Mogelijk is er een relatie met toegenomen UV-sensitiviteit. Hyperpigmentatie aan nagels wordt relatief vaak beschreven, waarbij bandvormige hyperpigmentatie opvallend vaak genoemd wordt. Overigens is de directe causale relatie bij veel middelen onduidelijk en is er zelden histologisch onderzoek verricht waardoor de oorzaak van de pigmentverandering veelal onbekend is.
Bij mensen met een donker huidtype zal zeer frequent inflammatie van de huid (secundair) hyperpigmentatie geven. Dit moet niet beschouwd worden als een pigmentstoornis door medicatie, maar als een postinflammatoire hyperpigmentatie.
Ook bij het gebruik van nieuwe doelgerichte medicatie zijn bijwerkingen in de vorm van hyperpigmentatie op de huid geobserveerd. Zo zijn bij
imatinib,
sorafenib en
sunitinib diffuse hyperpigmentatie beschreven in vrij hoge percentages van de patiënten (16-26%).
Systemische medicatie die hyperpigmentatie kan veroorzaken: |
Medicatie
Minocycline en analogen |
Kliniek
1. Blauwgrijze
hyperpigmentatie in voorheen aangedane huid 2. Diffuse
grijsblauwe verkleuring huid en slijmvliezen 3. Vuilgrijze
verkleuring op zon beschenen delen |
Histologie
1. Specifiek beeld met
deposities met bruinzwarte Fontana-Masson positieve granules
2. Meer aspecifiek beeld met toename van gewoon pigment en
melanofagen |
(hydroxy)chloroquine |
Blauwgrijze verkleuring op scheenbenen, gelaat, verhemelte
en sclerae |
Granules met geelbruin pigment intra- en extracellulair in
gehele dermis, maar vooral diepe dermis. Hemosiderine rond
capillairen, melanine in diepe dermis |
Amiadarone |
Fototoxische reacties, diffuse vaalgrijs tot paarse
verkleuring gelaat, gele verkleuring cornea |
Histiocyten met clusters granulair geelbruin pigment |
Fenothiazides (chloorpromazine) |
Grijspaarse verkleuring gelaat, duidelijke UV-relatie. Cave:
pigmentaire retinopathie |
Melanine beladen melanofagen, deels gebonden aan medicament |
Cytostatica (bijv. 5-FU, doxorubicine, cyclofosfamide) en
doelgerichte therapie (bijv. imatinib, sunitinib) |
Wisselende beelden met meest diffuse bruine
hyperpigmentatie, nagelpigmentaties en hyperpigmentaties op de
handruggen |
Toegenomen
basale melaninedepositie, wisselende beelden en niet specifiek |
Hyper/hypopigmentatie na lokale middelenMeest bekend en zelfs berucht is de hyperpigmentatie na langdurig gebruik van hydrochinon, dat juist wordt ingezet om hyperpigmentatie te bestrijden: exogene ochronose. Klinisch worden grijszwarte hyperpigmentaties gezien (meestal in het gelaat waar de hydrochinon is toegepast) in een enigszins reticulair patroon. De hyperpigmentatie ontstaat door neerslagen van het hydrochinon in de huid, die bij histologisch onderzoek onmiskenbaar zijn en er uitzien als okerkleurige banaanvormige deposities. Deze bijwerking werd voor het eerst beschreven door Finlay in 1975. Overigens is het optreden van ochronose een relatief zeldzaam verschijnsel gezien het veelvuldige gebruik van dit middel. Het onderscheid met een melasma kan lastig zijn, zeker omdat het gebruik van bleekmiddelen soms ontkend wordt door patiënten. Histopathologisch onderzoek is wel erg specifiek en onderscheidend. Niet alleen hyperpigmentatie, maar ook hypopigmentaties kunnen optreden door het gebruik van hydrochinon, hoewel het middel hiervoor bedoeld is kunnen er wel degelijk ongewenste resultaten optreden. Leukomelanoderma en confetti is een van die ongewenste effecten, maar ook wisselende hyper- en hypopigmentaties kunnen optreden.
Lokale corticosteroïden kunnen een hypopigmentatie van de huid veroorzaken, waarbij er ook bij intra-articulaire injecties bijzondere serpigineuze (self-limiting) hypopigmentaties kunnen ontstaan.
Lokaal prostaglandines (bimatoprost en latanoprost) oogdruppels gebruikt in de bestrijding van glaucoom kunnen pigmentatieafwijkingen geven aan oogleden en oogwit. Daarnaast kan er hypertrichose van de wimpers worden gezien. Dit effect ontstaat door toegenomen tyrosinaseactiviteit.
Hypopigmentatie door systemische middelenOntkleuring van de huid en de haren wordt relatief zelden beschreven als oorzaak van medicatiegebruik. Uitzondering hierop zijn de middelen die in de groep van de ‘immuun checkpointremmers’ en op dit moment vooral voor behandeling van het gemetastaseerd melanoom worden gebruikt. Deze richten zich tegen het CTLA-4 of PD(L)1-eiwit en zorgen voor een actiever immuunsysteem. De ontkleuring die optreedt is klinisch niet te onderscheiden van vitiligo en moet beschouwd worden als teken van een opgewekte immuniteit tegen de melanocyt. Andere doelgerichte oncologische therapie (
gefitinib,
vemurafenib en
imatinib) kan ook ontkleuring van de huid geven, hoewel het werkingsmechanisme hiervan niet bij alle middelen geheel duidelijk is.
Referenties
1. |
Bekkenk MW, Wolkerstorfer A.
Medicijngeïnduceerde huidpigmentaties. Nederlands Tijdschrift
voor Dermatologie en Venereologie 2018;28(9):71-74. |
2. |
Westerhof W. Pigmentstoornissen. In: van
Vloten WA, et al. Dermatologie en Venereologie. Utrecht 1992, Wetenschappelijke
Uitgeverij Bunge. Pagina 76-89. |
Auteur(s):prof.dr. M.W. Bekkenk. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.
dr. A. Wolkerstorfer. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.
dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.