HYPERPIGMENTATIE DOOR CHEMICALIËN EN GENEESMIDDELEN home ICD10: n.v.t.

Verschillende geneesmiddelen zoals minocycline, chloroquin, chloorpromazine, maar ook verschillende metalen en chemicaliën zoals ijzer, zilver, bismuth, kwik, goud, arsenicum, koolstof, etc. kunnen hyperpigmentatie van de huid en/of slijmvliezen veroorzaken.

Middelen die hyperpigmentatie en/of dyschromie veroorzaken:
Celgroei remmende middelen
bleomycine
Busulfan
cyclophosphamide
actinomycine
adriamycine
fluorouracil
hydroxyurea
mechloorethamine
methotrexaat
stikstofmosterd lokaal
zidovudine
Restgroep
amiodarone
clofazimine
dioxine
levodopa
hydantoïne preparaten
fenothiazine
resorcinol
Nitroverbindingen en kleurstoffen
aniline
AZO-kleurstoffen
Danthron
dihydroxyaceton
dinitrosalicylzuur
henna
picrinezuur
nitrazepam
Metalen
Arsenicum
Bismuth
IJzer
Lood
Kwik
Zilver (argyria)
Goud (chrysiasis)
Psoralenen
8-MOP
5-MOP
TMP
Khelin
Tetracyclines
tetracycline
minocycline
methacycline
Antimalariamiddelen
chloroquine
hydroxychloroquine
amodiaquine
pyrimethamine
quinacrine
 


Hyperpigmentatie door systemische medicatie
Dit is de meest voorkomende vorm van geïnduceerde hyperpigmentatie. Het bekendste voorbeeld is de hyperpigmentatie door langdurig gebruik in hoge doseringen van minocycline. Er worden verschillende types hyperpigmentatie gezien: lokale blauw-grijze pigmentatie rond de eerder aanwezige inflammatoire laesies, meer gegeneraliseerde hyperpigmentatie van de huid en soms ook mucosa, en hyperpigmentatie die vooral optreedt op de zon beschenen delen van de huid en beschreven wordt als een vaal grijze verkleuring die imponeert als een vieze huid. Antimalariamiddelen, met name (hydroxy)chloroquine kunnen hyperpigmentatie veroorzaken, vooral op de scheenbenen, bij langdurig gebruik. Soms ook in gezicht zijn aangedaan, verhemelte, subunguaal. Bij de hartmedicatie amiadarone en de fenothiazide psychofarmaca (zoals chloorpromazine) kan een grijze tot paarse verkleuring van het gelaat optreden, vooral bij langdurig gebruik in hoge dosering. Het treedt vaak op na UV-blootstelling; bij chloorpromazine is de kleur in de plooien en andere niet-zonbeschenen delen van de huid normaal. In de ogen kan een geelbruine verkleuring van de sclerae ontstaan bij amiadarone en een gepigmenteerde retinopathie bij chloorpromazine. Bij meerdere cytostatica is er melding gemaakt van hyperpigmentatie, waarbij er ook vaak een UV-distributie wordt beschreven met donkere verkleuring op handruggen en gelaat. Mogelijk is er een relatie met toegenomen UV-sensitiviteit. Hyperpigmentatie aan nagels wordt relatief vaak beschreven, waarbij bandvormige hyperpigmentatie opvallend vaak genoemd wordt. Overigens is de directe causale relatie bij veel middelen onduidelijk en is er zelden histologisch onderzoek verricht waardoor de oorzaak van de pigmentverandering veelal onbekend is.

Bij mensen met een donker huidtype zal zeer frequent inflammatie van de huid (secundair) hyperpigmentatie geven. Dit moet niet beschouwd worden als een pigmentstoornis door medicatie, maar als een postinflammatoire hyperpigmentatie.

Ook bij het gebruik van nieuwe doelgerichte medicatie zijn bijwerkingen in de vorm van hyperpigmentatie op de huid geobserveerd. Zo zijn bij imatinib, sorafenib en sunitinib diffuse hyperpigmentatie beschreven in vrij hoge percentages van de patiënten (16-26%).


Systemische medicatie die hyperpigmentatie kan veroorzaken:
Medicatie

Minocycline en analogen
Kliniek

1. Blauwgrijze hyperpigmentatie in voorheen aangedane huid
2. Diffuse grijsblauwe verkleuring huid en slijmvliezen
3. Vuilgrijze verkleuring op zon beschenen delen
Histologie

1. Specifiek beeld met deposities met bruinzwarte Fontana-Masson positieve granules
2. Meer aspecifiek beeld met toename van gewoon pigment en melanofagen
(hydroxy)chloroquine Blauwgrijze verkleuring op scheenbenen, gelaat, verhemelte en sclerae Granules met geelbruin pigment intra- en extracellulair in gehele dermis, maar vooral diepe dermis. Hemosiderine rond capillairen, melanine in diepe dermis
Amiadarone Fototoxische reacties, diffuse vaalgrijs tot paarse verkleuring gelaat, gele verkleuring cornea Histiocyten met clusters granulair geelbruin pigment
Fenothiazides (chloorpromazine) Grijspaarse verkleuring gelaat, duidelijke UV-relatie. Cave: pigmentaire retinopathie Melanine beladen melanofagen, deels gebonden aan medicament
Cytostatica (bijv. 5-FU, doxorubicine, cyclofosfamide) en doelgerichte therapie (bijv. imatinib, sunitinib) Wisselende beelden met meest diffuse bruine hyperpigmentatie, nagelpigmentaties en hyperpigmentaties op de handruggen Toegenomen basale melaninedepositie, wisselende beelden en niet specifiek


Hyper/hypopigmentatie na lokale middelen
Meest bekend en zelfs berucht is de hyperpigmentatie na langdurig gebruik van hydrochinon, dat juist wordt ingezet om hyperpigmentatie te bestrijden: exogene ochronose. Klinisch worden grijszwarte hyperpigmentaties gezien (meestal in het gelaat waar de hydrochinon is toegepast) in een enigszins reticulair patroon. De hyperpigmentatie ontstaat door neerslagen van het hydrochinon in de huid, die bij histologisch onderzoek onmiskenbaar zijn en er uitzien als okerkleurige banaanvormige deposities. Deze bijwerking werd voor het eerst beschreven door Finlay in 1975. Overigens is het optreden van ochronose een relatief zeldzaam verschijnsel gezien het veelvuldige gebruik van dit middel. Het onderscheid met een melasma kan lastig zijn, zeker omdat het gebruik van bleekmiddelen soms ontkend wordt door patiënten. Histopathologisch onderzoek is wel erg specifiek en onderscheidend. Niet alleen hyperpigmentatie, maar ook hypopigmentaties kunnen optreden door het gebruik van hydrochinon, hoewel het middel hiervoor bedoeld is kunnen er wel degelijk ongewenste resultaten optreden. Leukomelanoderma en confetti is een van die ongewenste effecten, maar ook wisselende hyper- en hypopigmentaties kunnen optreden.

Lokale corticosteroïden kunnen een hypopigmentatie van de huid veroorzaken, waarbij er ook bij intra-articulaire injecties bijzondere serpigineuze (self-limiting) hypopigmentaties kunnen ontstaan.

Lokaal prostaglandines (bimatoprost en latanoprost) oogdruppels gebruikt in de bestrijding van glaucoom kunnen pigmentatieafwijkingen geven aan oogleden en oogwit. Daarnaast kan er hypertrichose van de wimpers worden gezien. Dit effect ontstaat door toegenomen tyrosinaseactiviteit.

Hypopigmentatie door systemische middelen
Ontkleuring van de huid en de haren wordt relatief zelden beschreven als oorzaak van medicatiegebruik. Uitzondering hierop zijn de middelen die in de groep van de ‘immuun checkpointremmers’ en op dit moment vooral voor behandeling van het gemetastaseerd melanoom worden gebruikt. Deze richten zich tegen het CTLA-4 of PD(L)1-eiwit en zorgen voor een actiever immuunsysteem. De ontkleuring die optreedt is klinisch niet te onderscheiden van vitiligo en moet beschouwd worden als teken van een opgewekte immuniteit tegen de melanocyt. Andere doelgerichte oncologische therapie (gefitinib, vemurafenib en imatinib) kan ook ontkleuring van de huid geven, hoewel het werkingsmechanisme hiervan niet bij alle middelen geheel duidelijk is.


Referenties
1. Bekkenk MW, Wolkerstorfer A. Medicijngeïnduceerde huidpigmentaties. Nederlands Tijdschrift voor Dermatologie en Venereologie 2018;28(9):71-74.
2. Westerhof W. Pigmentstoornissen. In: van Vloten WA, et al. Dermatologie en Venereologie. Utrecht 1992, Wetenschappelijke Uitgeverij Bunge. Pagina 76-89.


Auteur(s):
prof.dr. M.W. Bekkenk. Dermatoloog, Amsterdam UMC.
dr. A. Wolkerstorfer. Dermatoloog, Amsterdam UMC.
dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam UMC.

31-05-2023 (MWB / AWO / JRM) - www.huidziekten.nl W3C-html-4.01-valid