Ichthyosis vulgaris wordt gekenmerkt door een droge
huid met fijne lamellaire of schubachtige schilfering. Er bestaat een frequent
voorkomende (1 op 250) autosomaal dominante vorm (ADI),
waarbij er in de epidermis een tekort is aan het eiwit fillagrine,
en een zeldzamere (1 op 2000 jongens) X-gebonden recessieve vorm
(XRI), die berust op een steroidsulfatase deficiëntie.
Als er alleen maar een droge huid is zonder
dat specifiek deze genetische varianten van ichthyosis vulgaris bedoeld worden
dan wordt de term xerodermie of xerosis cutis of ichthyosis levior gebruikt.
Patiënten met atopisch eczeem hebben ook een droge huid. Een deel van de patiënten
met atopisch eczeem heeft ook een mutatie in het gen voor filaggrine,
en veel patiënten met ichthyosis vulgaris zijn atopisch. Ichthyosis vulgaris
kan een onderdeel zijn van een ander syndroom (ichthyosis vulgaris
syndromen).
droge
huid bij atopie
droge
huid bij atopie
droge
huid bij atopie
ichthyosis
vulgaris
ichthyosis
vulgaris
ichthyosis
vulgaris
Daarnaast bestaan er congenitale ichthyosis varianten die veel ernstiger
zijn, waarbij al vanaf de geboorte de huid zeer droog is, en waarbij ook een
collodion baby of harlekijn foetus
kan voorkomen. Een
harlekijn foetus
wordt gezien bij ABCA12 geassocieerde autosomaal recessieve congenitale
ichthyosis. Een andere variant, waarbij een
collodion baby kan voorkomen, is de
lamellaire ichthyosis, die wordt onderverdeeld in
een erytrodermische variant (EARLI) en een niet-erytrodermische variant. Congenitale ichthyosiforme
erythroderma (CIE) lijkt op lamellaire ichthyosis maar is milder.
De volgende groep zijn de epidermolytische ichthyosis varianten, waarbij blaarvorming
kan optreden: bullous congenital ichthiosiform erythroderma
(Brocq) (BCIE), annulaire epidermolytische ichthyosis
(AEI), ichthyiosis bullosa Siemens IBS, en ichthyiosis hystrix Curth Macklin. Ook kan ichthyosis onderdeel
zijn van bijzondere syndromen waarbij er meer afwijkingen zijn dan alleen een
droge huid, zoals het Chanarin Dorfman syndroom,
Sjögren-Larsson syndroom, Netherton syndroom
(ichthyosis linearis circumflexa), en trichothiodystrofie
met ichthyosis. Zie onderstaande tabel. Deze tabel is niet compleet, er bestaan
meer (zeldzame) ichthyosis syndromen, en van steeds meer ziekten wordt ook het
gen geïdentificeerd. Raadpleeg OMIM en schakel zonodig een klinisch geneticus
in.
Therapie: Algemene maatregelen: een droge omgeving
(airconditioning, te warm gestookt, winter) voorkomen. In tegenstelling tot
ichthyosis levior en xerosis is frequent (1-2 dd) baden nuttig, mits niet te
heet, geen agressieve zepen, maar water met NaCl of badolie, gevolgd door direkt
insmeren met vette zalven of hygroscopische (ureum) of keratolytische (zuren,
zie onder) stoffen in licht vette basis. Indien de verhoorning op de voorgrond
staat moet de therapie meer gericht zijn op het inbrengen van water dan van
vet. Bij jonge kinderen liever geen preparaten met salicylzuur gebruiken i.v.m.
intoxicatiegevaar. Zie ook onder producten
voor de droge huid. R/ Balneum Hermal baden, badzout/keukenzout (ca 9
g/l) in badwater, of Na-bicarbonaat (100 g/bad). R/ zalven, zie indifferente
middelen, bv. paraffine liquidum-vaseline aa, of lanette vaseline aa. R/
ung emulsificans BP (alc. cetostearylicus 270, Na-laurylsulfas 30, aqua 10,
vaselinum 500, paraffine liq. 200) is een vette basis uit de British Pharmacopee
die ook goed zou bevallen. R/ ureum 10-20% in vaseline 20% in cremor cetomacrogolis.
R/ Calmurid (goed uitsmeerbare specialité). R/
ureum 10% in cremor cetomacrogolis FNA. R/ ureum 10%, aqua purificata 20%,
in ung cetomacrogolis. R/ Cremor urei 10% (Bipharma): ureum 10%, aqua pur
10%, soya oleum emulgatum 80%. R/ Emulgatum urei 10% (Bipharma): ureum 10%,
aqua pur 20%, soya oleum emulgatum 70%. R/ Arachidis emulgatum urei 10% (Bipharma):
ureum 10%, aqua 10%, arachidis oleum emulgatum 80%. R/ natriumdruivenzuur
5% of acidum lactum 5-10% in vaseline 20% in cetomacrogolcrème. R/ wijnsteenzuur
2.5-5%, propyleenglycol 10%, aqua 40% in ung cetomacrogolis. R/ salicylzuur
3-10% in ung leniens FNA, of 2% in ung emulsificans BP. R/ ethylalcohol 20,
propyleenglycol 60, hydroxypropylmethylcellulose 2, acidum salicylicum 2-6,
aqua ad 100, bij jonge kinderen geen acidum salicylicum: cave intoxicatie.
R/ propyleenglycol 40-60% in aqua onder plastic occlusie, behandeling gedurende
de nacht ter rehydratie van de huid. R/ salicylzuur 6%, ethylalcohol 20%,
hydroxypropylmethylcellulose 1-2%, propyleenglycol 40-60%, in aqua pur, (Keralyt
Gel, US) eventueel onder occlusie. Werkt ook goed op andere droge hyperkeratosen.
Referenties
1.
Shruthi B, Nilgar BR, Dalal A, Limbani N.
Harlequin ichthyosis: A rare case. Turk J Obstet Gynecol 2017;14(2):138-140.
2.
Takeichi T, Akiyama M. Inherited ichthyosis:
Non-syndromic forms. J Dermatol 2016;43(3):242-251.
PDF
3.
Elkhatib AM, Omar M. Ichthyosis Fetalis.
In: StatPearls [Internet]. Treasure Island (FL): StatPearls Publishing;
2020 Jan. Available from:
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK560492.
4.
Mazereeuw-Hautier J, Vahlquist A, Traupe
H, Bygum A, Amaro C, Aldwin M, Audouze A, Bodemer C, Bourrat E,
Diociaiuti A, Dolenc-Voljc M, Dreyfus I, El Hachem M, Fischer J,
Ganemo A, Gouveia C, Gruber R, Hadj-Rabia S, Hohl D, Jonca N, Ezzedine
K, Maier D, Malhotra R, Rodriguez M, Ott H, Paige DG, Pietrzak A,
Poot F, Schmuth M, Sitek JC, Steijlen P, Wehr G, Moreen M, O'Toole
EA, Oji V, Hernández-Martín A. Management of congenital ichthyoses:
European guidelines of care, part one. Br J Dermatol 2019;180(2):272-281.
PDF
5.
Mazereeuw-Hautier J, Hernández-Martín A,
O'Toole EA, Bygum A, Amaro C, Aldwin M, Audouze A, Bodemer C, Bourrat
E, Diociaiuti A, Dolenc-Voljc, Dreyfus I, El Hachem M, Fischer J,
Ganemo A, Gouveia C, Gruber R, Hadj-Rabia S, Hohl D, Jonca N, Ezzedine
K, Maier D, Malhotra R, Rodriguez M, Ott H, Paige DG, Pietrzak A,
Poot F, Schmuth M, Sitek JC, Steijlen P, Wehr G, Moreen M, Vahlquist
A, Traupe H, Oji V. Management of congenital ichthyoses: European
guidelines of care, part two. Br J Dermatol 2019;180(3):484-495.
PDF
Ichthyosis vulgaris (ADI)
is de meest voorkomende vorm van ichthyosis. Het is autosomaal dominant erfelijk
(OMIM146700) en wordt veroorzaakt
door een mutatie in het FLG gen dat codeert voor filaggrin. Het is manifest
vanaf de derde levensmaand, vooral op strekzijde extremiteiten, en op de romp.
De oksels, elleboogplooien, knieholten, en liezen blijven gespaard. In de kinderjaren
schilfering van voorhoofd en wangen. Verder vaak keratosis pilaris en geprononceerde
lijnen in de handpalmen. Atopie komt frequent voor (astma, eczeem, hooikoorts),
en het is dan ook soms moeilijk om te kiezen tussen de diagnose ADI en de gewone
lichte schilfering (ichthyosis levior) of droge huid (xerodermie) die voorkomen
t.g.v. atopie, of een droge omgeving. Bij ichthyosis vulgaris ontbreekt het
eiwit profilaggrine dat nodig is voor de normale verhoorning.
ichthyosis
vulgaris
ichthyosis
vulgaris
ichthyosis
vulgaris
Filaggrin (filament-aggregating protein) heeft
een belangrijke rol in de epidermale barrière. Het gen is gelegen op chromosoom
1q21, in een cluster van genen die betrokken zijn in de differentiatie van keratinocyten.
Fillagrin is aanwezig in het stratum granulosum. In de huid vindt men profilaggrin,
een van de belangrijkste componenten van de keratohyaline granula. Profilaggrin
wordt enzymatisch omgezet tot verschillende filaggrin peptiden welke aggregaten
van keratine 1, 10 en andere keratinen kunnen vormen, op zo'n manier dat de
keratinocyt zijn afgeplatte vorm krijgt in het stratum corneum. Uiteindelijk
ontstaat een 'cornified cell envelope' een omhulsel van keratinen. Deze afgeplatte
corneocyten vormen een goede barrière tegen water, bacteriën, allergenen, etc.
De fillaggrine eiwitten vervallen tot hygroscopische aminozuren die fungeren
als een natuurlijke moisturizer in de huid. Bij mutaties in het gen ontstaat
een droge huid, een slechte huidbarrière, met minder hygroscopische aminozuren.
Teer preparaten, zo blijkt uit recent onderzoek uit Nijmegen, kunnen de huidbarrière
herstellen. Dit zou kunnen verklaren waarom teerpreparaten, die een zwak anti-inflammatoir
effect hebben in de range klasse I corticosteroïd, toch wat doen bij atopisch
eczeem en chronisch handeczeem.
X-gebonden recessieve ichthyosis vulgaris (XRI)
is zeldzamer (1:2000 tot 1:6000) en komt alleen bij jongetjes voor (OMIM308100). De dominante
vorm is lethaal voor de vrucht. Het wordt veroorzaakt door mutaties in het gen
voor steroidsulfatase (STS). Meisjes kunnen draagster zijn van het gen, maar
het andere gen op het normale X-chromosoom ontsnapt aan X-inactivatie. Heterozygote
vrouwen produceren dus evenveel sulfatase als gezonde mannen, niet aangedane
vrouwen 2 x zoveel. XRI kan vanaf de geboorte al aanwezig zijn als een fijne
schilfering; rond 3-4 maanden is er een geneneraliseerde xerodermie met uitgesproken
donkerbruine hyperkeratotische schilfering, schubachtig (rhomboidaal). Geboorte
complicaties (onvoldoende cervix dilatatie), cryptorchisme, en corneatroebelingen
kunnen voorkomen. De steroidsulfatase deficiëntie kan in gespecialiseerde klinisch
genetische laboratoria worden aangetoond, o.a. in het AMC (aanvraagformulier
enzymdiagnostiek).
Ichthyosis vulgaris kan onderdeel zijn van een ander
syndroom zoals het Refsum syndroom (heredopathia
atactica polyneuritiformis), en andere gendefecten waarbij het gen voor steroidsulfatase
of andere sulfatasen betrokken zijn (Kallman syndroom, multiple sulfatase deficiëntie).
Refsum syndroom: wordt pas na puberteit manifest (fytaanzuur ophoping, ichthyosis,
nachtblindheid, retinitis pigmentosa, gezichtsvelduitval, anosmie, doofheid,
neuropathie, AV-geleidingsstoornis, multipele naevi, versterkte handlijnen).
Een Harlekijn foetus (Harlequin ichthyosis, ichthyosis fetalis)
is een ernstige en zeldzame (1:300.000) variant van autosomaal recessieve
congenitale ichthyosis (ARCI), veroorzaakt door mutaties in het
ABCA12 gen. Het wordt gekenmerkt door een pantserachtig
verdikte en strakke huid vanaf de geboorte. Door de strakke huid in het gelaat
ontstaan uitpuilende ogen (ectropion) en lippen (eclabium),
en hypoplasie van de neus en oren. Er kunnen contracturen van de extremiteiten
ontstaan en door de scheuren die ontstaan in de harde huidplaten bestaat er
infectiegevaar. Er zijn ook mildere varianten, waarbij er niet dikke platen
aanwezig zijn maar een stevig vlies, en dit wordt een collodionbaby
genoemd.
harlekijn
foetus
collodion
baby
Bron linker foto: Shruthi B, et al. Turk J Obstet Gynecol 2017;14(2):138-140.
Wikimedia Commons License
CC By 4.0.
De kinderen met harlequin ichthyosis worden vaak prematuur geboren en
meestal is er sprake van consanguïne ouders. De huid is sterk verdikt (hyperkeratotisch),
wit-gelig van kleur en hard, als een pantser. Hierin ontstaan scheuren, waardoor
losse platen ontstaan. Via de scheuren kan infectie ontstaan, maar ook is de
huidbarrière verstoord met als gevolg kans op infectie, gestoorde temperatuur
regulatie, hyperthermie, dehydratie, en niet functionerende zweetklieren. De
dikke hyperkeratotische platen belemmeren de uitzetting van de borstkas, waardoor
ademnood (hypoxie) kan ontstaan. Aan de distale extremiteiten kan de starre
huid contracturen veroorzaken en een verminderde doorbloeding met als gevolg
ischemie en soms zelfs necrose. Er is vaak een ernstige ectropion, de oogleden
(vaak de bovenste oogleden, soms de onderste of allebei) zijn omgeklapt en men
kijkt aan tegen de rode conjunctiva van de binnenkant van het ooglid. De ogen
zelf zijn in het begin niet te zien, soms een streepje. Omdat de conjunctiva
niet goed aanliggen en sluiten kan de cornea beschadigd raken door uitdroging.
De mond kan niet goed sluiten, en de lippen kunnen naar buiten worden getrokken
(eclabium). Hierdoor is normaal voeden via de mond vaak niet mogelijk. De neus
kan afgeplat zijn, soms zitten de neusgaten dicht. Ook de oren kunnen strak
tegen de schedel aanliggen en de uitwendige gehoorgang kan dicht zitten. Er
kunnen afwijkende nagels zijn en verminderde haargroei. De dikke schalen laten
geleidelijk los in 2-4 weken, spontaan of eventueel gestimuleerd door het starten
van acitretine. Daarna komt een roze huid tevoorschijn die zachter is maar erg
droog en nog steeds met een gestoorde huidbarrière. Zie verder onder
harlekijn foetus.
Lamellaire ichthyosis behoort ook tot de autosomaal recessieve congenitale ichthyosen (ARCI). De meeste
kinderen met lamellaire ichthyosis (non-bulleuze congenitale
ichthyosis) worden geboren als collodion baby (harlekijnfoetus),
dwz ingepakte in een rigide membraan eventueel met fissuren. Er bestaat een
zeldzame autosomaal dominante variant (ADLI) en een
autosomaal recessieve variant (ARLI). Klinisch is
het in te delen in een erytrodermische variant (EARLI),
waarbij kort na de geboorte na het afvallen van de collodion membraan de erytrodermie
op de voorgrond staat en waarbij handpalmen en voetzolen sterk zijn aangedaan,
en een non-erytrodermische variant (NEARLI) waarbij
dikke plaatvormige schilfering ontstaat, ernstig ectropion, minder erytheem,
minder palmoplantaire betrokkenheid. Beide varianten komen echter in dezelfde
familie voor.
lamellaire
ichthyosis
lamellaire
ichthyosis
lamellaire
ichthyosis
Lamellaire ichthyosis is een zeldzame en relatief ernstige vorm van ichthyosis.
De meeste vormen zijn autosomaal recessief (ARCI). Het komt bij ongeveer 1 op
de 200.000 pasgeborenen voor. Verschillende genen zijn betrokken, maar vooral
of meestal het TGM1 gen dat codeert voor keratinocyte transglutaminase (OMIM242300) op chromosoom
14q11.2. Andere genen die betrokken kunnen zijn bij lamellaire ichthyosis zijn
ABCA12 (gen voor harlekijn foetus), ALOXE3, ALOX12B, CERS3, CYP4F22, NIPAL4/ICHTHYIN,
en PNPLA1. Er bestaat ook een zeldzame autosomaal dominante vorm (OMIM146750). Keratinocyte
transglutaminase is een membraangebonden enzym dat betrokken is bij de vorming
van de 'epidermal cornified cell envelope', die een mechanische barrière vormt
tegen infecties en waterverlies. Zie verder onder
lamellaire ichthyosis.
Erythroderma ichthyosiformis congenita is een congenitale
vorm van ichthyosis gekenmerkt door erytrodermie vanaf de geboorte en een droge huid
(fijne witte, oppervlakkige adherente schilfertjes). Synoniemen: congenitale
ichthyosiforme erythroderma (CIE), nonbullous congenital ichthyosiform erythroderma
(NBCIE). Ca 90% presenteert zich bij de geboorte als een
collodion baby. Overige symptomen:
palmoplantaire keratoderma,
vaak met pijnlijke fissuren, contracturen aan de vingers, verlies van pulp (pulp
loss), nageldystrofie (ridging, subunguale hyperkeratose, hypoplasie), ectropion,
eclabion, verlies van wenkbrauwen en wimpers. Erythroderma ichthyosiformis congenita
lijkt op lamellaire ichthyosis (LI)
maar de verschijnselen zijn milder. CIE en LI zijn allebei een vorm van autosomaal
recessieve congenitale ichthyosis (ARCI). Zie verder onder
congenitale ichthyosiforme
erythroderma.
Self-healing collodion baby is een milde variant van
autosomaal recessieve congenitale ichthyosis. Bij de geboorte is een collodion
baby aanwezig, maar binnen 3 maanden verschijnt een normale huid. Bij circa
10% van de autosomaal recessieve congenitale ichthyosis wordt dit gunstige beloop
gezien. Self-healing collodion baby wordt meestal veroorzaakt door een mutatie
in het TGM1 gen, maar ook bij ALOX12B en ALOXE3 mutaties. Er bestaat ook een
zeldzame variant waarbij alleen aan de acra ichthyosis voorkomt (acral
self-healing collodion baby).
Bathing suit ichthyosis (BSI) is een zeldzame, milde
variant van autosomaal recessieve
lamellaire ichthyosis (ARLI), ook wel autosomal recessive congenital ichthyosis
(ARCI) genoemd. Bij bathing suit
ichthyosis (BSI) is er een temperatuur-afhankelijke mutatie in het transglutaminase-1
(TGase-1) gen waarbij de activiteit van het eiwit temperatuur-afhankelijk afneemt.
Hierdoor ontstaat ichthyosis in de warmere
gebieden van de huid (de romp, het behaarde hoofd, de oksels) terwijl de koelere
gedeelten (de extremiteiten, het gezicht) gespaard blijven. Transglutaminase
1 is betrokken bij de opbouw van het stratum corneum. Bij de geboorte is er
vaak een collodion membraan (collodion baby),
later overgaand in lamellaire ichthyosis. Bij het ouder worden herstelt de huid
van de koelere lichaamsdelen, de warme gedeelten (bathing suit area) blijven
droog en schilferend.
Ichthyosis met blaarvorming (histologisch epidermolytische
hyperkeratose), berust op defecten in het gen voor keratine 1 of 10 (bullous
congenital ichthiosiform erythroderma (Brocq) (BCIE) en annulaire epidermolytische
ichthyosis (AEI), of keratine 2 (ichthyiosis bullosa Siemens (IBS). Ichthyiosis
hystrix (Curth Macklin) is een variant met dikke adherente 'torenvormige' schilfering,
pilaartjes van hyperkeratose, ook hierbij zijn mutaties in het gen voor keratine
1 gevonden.
Bullous congenital ichthiosiform erythroderma (Brocq)
(BCIE) uitgebreide blaarvorming en erytrodermie bij de geboorte,
in het eerste jaar overgaand in hystrix-achtige keratosen, voorkeursplaatsen
axillae, ellebogen, en bij K10 type de handpalmen. PA: basketweave orthohyperkeratose,
PAS positieve deposities in de hoornlaag, sterk verbreed stratum corneum, keratinocytdegeneratie
in stratum granulosum en spinosum. Zie verder onder
bullous
congenital ichthiosiform erythroderma.
Annulaire epidermolytische
ichthyosis (AEI) Mildere variant met multipele annulaire, polycyclische
erythemateuze hyperkeratotische plaques op romp en extremiteiten. Histologisch
hetzelfde beeld als de andere vormen van epidermolytische ichthyosis: hyperkeratose,
acanthose, en degeneratie van het stratum granulosum. Berust op een mutatie
in KRT10.
Ichthyiosis bullosa Siemens IBS Ichthyiosis
bullosa Siemens (superficial epidermolytic ichthyosis) is een zeldzame autosomaal
dominante (OMIM146800) variant van
epidermolytische ichthyosis. Het wordt veroorzaakt door een heterozygote mutatie
in het gen voor keratine 2 (KRT2) op chromosoom 12q13. De afwijkingen zijn aanwezig
vanaf de geboorte en bestaan uit uitgebreide roodheid (erytheem) van de huid
en blaarvorming. Na enkele weken gaat dit over in een donker grijze hyperkeratose,
vooral op armen en benen, en in de plooien (knieholten, elleboogplooien, oksels
en liezen. Zie verder onder ichthyosis bullosa
Siemens.
Ichthyiosis hystrix Curth-Macklin Variant
van ichthyosis met dikke, donkerkleurige papillomateuze hyperkeratose (OMIM146590). Er ontstaan
zuiltjes van hyperkeratose op het lichaam die lijken op stekels (Hystrix = stekelvarken).
Vaak is er ook palmoplantaire
hyperkeratose. Zie verder onder ichthyiosis
hystrix Curth Macklin.
Autosomal recessive epidermolytic
ichthyosis (AREI) Autosomaal recessieve epidermolytische ichthyosis
is zeldzaam en wordt veroorzaakt door een mutatie in KRT10. Het klinisch beeld
is wisselend, soms heel mild en soms lethaal. De handpalmen en de voetzolen
zjn niet aangedaan.
Epidermolytische naevus Door
mosaïcisme kunnen epidermolytische naevi ontstaan, zowel solitaire als multipele
laesies, en naevi het patroon van de Blaschko lijnen volgen. Zowel KRT1 als
KRT10 mutaties worden hier in gevonden.
Congenital reticular
ichthyosiform erythroderma (CRIE) Congenital reticular ichthyosiform
erythroderma (ichthyosis en confetti) is zeldzaam. Kinderen worden geboren met
een gegeneraliseerde erytrodermie en een gestoorde huidbarrière, dikke adherente
huidschilfers, en palmoplantaire keratoderma. Vervolgens ontstaan honderden
kleine bleke gebieden waarin de huid normaal is, toenemend in aantal met de
jaren. Bij de meeste patiënten ontstaat uiteindelijk een geheel normale huid.
Meestal gaat het om een mutatie in KRT10, soms in KRT1.
Loricrin keratoderma (keratoderma hereditarium mutilans
with ichthyosis and diffuse palmoplantar keratoderma) is een autosomaal dominante
genodermatose gekenmerkt door een milde ichthyosis en palmoplantaire hyperkeratose.
Soms komt ook pseudo-ainhum voor. De kinderen kunnen geboren worden als
collodion baby. Het wordt veroorzaakt
door een heterozygote mutatie in LOR dat codeert voor loricrin. Loricrin is
een onderdeel van de cornified cell envelope die gevormd wordt door de epidermale
keratinocyten die de hoornlaag vormen.
Erythrokeratoderma variabilis is een autosomaal dominante
huidziekte gekenmerkt door migrerende erythemateuze laesies in combinatie met
scherp begrensde hyperkeratotische laesies. Het wordt veroorzaakt door mutaties
in GJB3 en GJB4, coderend voor connexine 31 en connexine 30.3. Zie verder onder
erythrokeratoderma variabilis.
Peeling skin syndrome wordt gekenmerkt door een milde lamellaire schilfering.
Varianten: generalized peeling skin syndrome en acral peeling skin syndrome.
Er wordt een inflammatoir en een niet-inflammatoir subtype onderscheiden. Het
wordt veroorzaakt door een mutatie in CDSN dat codeert voor corneodesmosine.
Dit is een eiwit dat voorkomt in desmosomen.
KLICK syndroom staat voor keratosis linearis with
ichthyosis congenita and sclerosing keratoderma. De belangrijkste kenmerken
zijn gegeneraliseerde ichthyosis, palmoplantaire keratoderma,
pseudoainhum, en multipele lineair gerangschikte
hyperkeratotische papeltjes in de plooien (elleboogplooi, knieholten, oksels).
Het wordt veroorzaakt door een mutatie in POMP. Zie verder onder
KLICK syndroom.