Immunofluorescentie microscopie (
IF)
is een techniek waarbij
fluorescerende kleurstoffen
worden gebruikt die oplichten als ze worden bestraald met licht van een kortere
golflengte. Deze kleurstoffen worden gebonden aan kunstmatig geproduceerde
antistoffen (vaak opgewekt in muizen of ratten) die
gericht zijn tegen eiwitten van de mens. Een oplossing van deze gelabelde antistoffen
wordt aangebracht op een coupe. De antistoffen binden aan het eiwit waartegen
ze gericht zijn, bijvoorbeeld immunoglobuline G (IgG). Niet-gebonden antistoffen
worden weggewassen. Vervolgens wordt de coupe onder de immunofluorescentie microscoop
bekeken met blauw licht. De gelabelde antistoffen lichten felgroen op (ook andere
kleuren zijn beschikbaar) waardoor precies te zien zijn waar de eiwitten zich
bevinden. Dit wordt
directe immunofluorescentie genoemd.
![Immunofluorescentie microscopie (IF) (klik op foto voor vergroting) [bron: Krzysztof Blachnicki - Wikimedia - Creative Commons License 1.0 - Public Domain Image] Immunofluorescentie microscopie (IF)](../../../afbeeldingen/illustraties/immunofluorescentie-techniek-1z.jpg) |
![Immunofluorescentie microscopie (IF) (klik op foto voor vergroting) [bron: Leica] Immunofluorescentie microscopie (IF)](../../../afbeeldingen/illustraties/if-microscoop-1z.jpg) |
![Lupus band (klik op foto voor vergroting) [bron: Emmanuelm - Wikipedia - Creative Commons License 3.0] Lupus band](../../../afbeeldingen/illustraties/lupus-bandz.jpg) |
IF microscopie |
IF microscoop |
lupusband |
Illustratie IF principe: Krzysztof Blachnicki - Wikimedia (Creative
Commons License
1.0
- Public Domain Image).
Foto lupusband:
Emmanuelm - Wikipedia (Creative Commons License
3.0).
De techniek van de directe IF werd ontwikkeld in 1963 door Burnham, die
aantoonde dat er in de huidafwijkingen bij SLE patiënten diverse verschillende
immunoglobulinen en complementfactoren aanwezing zijn langs de
basale
membraan; hij introduceerde ook het begrip
lupusband.
Prof Cormane, hoogleraar dermatologie aan de UVA van Amsterdam ontdekte dat
bij SLE patiënten ook in de gezonde, niet-laesionale huid antistoffen langs
de basaalmembraan aanwezig zijn en publiceerde dat in de Lancet in 1964.
Illustratie: Westhayl618 - Wikimedia (Creative Commons License
4.0).
Immunofluorescentie
microscopie kan ook worden gebruikt om
auto-antistoffen
in het bloed van patiënten aan te tonen, bijvoorbeeld
ANA
(
anti-nuclear antibodies)
bij SLE. Serum van de patiënt wordt aangebracht op gezond weefsel (van mens
of dier, kunnen ook gekweekte epitheelcellen zijn). De auto-antistoffen binden
aan onderdelen van de celkern. Niet-gebonden antistoffen worden weggewassen.
Kunstmatig geproduceerde antistoffen gericht tegen menselijk immunoglobuline,
en gelabeld met een fluorescente kleurstof, worden gebruikt om de auto-antistoffen
te detecteren. Deze techniek wordt
indirecte immunofluorescentie
genoemd. Met verdunningsreeksen kan ook de titer (hoeveelheid antistoffen) worden
bepaald.
In de loop der jaren werd ontdekt dat de IF techniek niet alleen
bij SLE en LE kon worden gebruikt, maar bij vele andere dermatosen zoals
blaarziekten,
m. Sjögren, MCTD,
vasculitis,
urticariële vasculitis,
erythema nodosum,
dermatitis herpetiformis,
lineaire IgA dermatose,
m. Henoch-Schönlein, IgA vasculitis
en nefritis,
porfyria cutanea
tarda, en
erythropoiëtische
protoporfyrie (EPP).
Afnemen van een biopt voor IF
Een biopt voor immunofluorescentiediagnostiek (3 of 4 mm, voorkeur voor 4 mm)
moet het liefst direct naar het PA-lab worden gebracht of verzonden. Om uitdroging
te voorkomen kan het in een container op een gaasje worden gelegd met fysiologisch
zout. Het kan ook in een container gevuld met fysiologisch zout worden gedaan
en blijft dan zeker 24 uur goed (ook voor verzending naar een extern lab). Een
op vrijdagavond afgenomen IF biopt, bewaard in NaCl in de koelkast (niet in
het vriesvak) kan ook nog gewoon op maandag worden verwerkt.
Het maakt uit
waar het biopt is afgenomen. Bij
dermatitis herpetiformis bijvoorbeeld
liefst van gezonde (bij voorkeur perilaesionale) huid, waarbij de strekzijde
van de elleboog de beste plek is. In de laesionale huid kan IgA ontbreken door
afbraak door neutrofiele granulocyten. Bij
SLE e.a. bindweefselziekten (SCLE,
CREST, MCTD,
dermatomyositis,
sclerodermie) met huidafwijkingen een
laesionaal biopt het liefst afnemen van een huidafwijking gelokaliseerd in een
zon-geëxposeerd gebied. De beste plek om de lupus band aan te tonen in non-laesionale
huid is de aan zon blootgestelde dorsale zijde van de onderarm. Bij blaarziekten
zoals
pemphigus en pemphigoid (
parapemphigus)
het biopt voor HE (formaline) afnemen uit de rand van de blaar, uit het erytheem,
met een mm blaar er in. Het biopt voor IF afnemen direct naast de blaar of direct
naast de erythemateuze rand met eventueel een mm erytheem er in. Bij pemphigoid
van het oog laesionaal van de conjunctiva, niet-laesionaal van de binnenzijde
van de bovenarm. Bij pemphigoid van het mondslijmvlies laesionaal van het wangslijmvlies,
niet-laesionaal van de binnenzijde van de bovenarm. Bij
lichen planus,
lichen amyloidosis,
granuloma eosinofilicum faciale
en
porfyria cutanea tarda
uit de rand van de laesie. Bij erosieve lichen planus perilaesionaal, 1-2 cm
naast de laesie. Bij erosieve laesies van de mondholte met in de dd
chronisch ulceratieve stomatitis
heeft het zin om specifiek
SES-ANA aan te vragen.
In zijn algemeenheid niet biopteren uit erosies, excoriaties of ulceraties.
Behandeling met lokale of systemische (> 40 mg) corticosteroïden kan een
IF fout-negatief maken.
Wat aan te vragen?Meestal
volstaat het vermelden van de differentiële diagnose plus het verzoek om IF
te doen. Meestal kijkt de patholoog naar
IgG,
IgA,
IgM,
complement
(C3) en
fibrine.
IgG deposities
worden o.a. aangetroffen bij pemphigoïd, cicatricieel pemphigoïd, pemphigus,
epidermolysis bullosa acquisita, granuloma eosinophilicum faciale, SLE, CDLE
(soms), sclerodermie, Sjögren syndroom en mixed connective tissue disease (MCTD).
IgA deposities bij dermatis herpetiformis, lineaire
IgA dermatose, epidermolysis acquisita, erythema elevatum diutinum, Henoch-Schönlein,
IgA vasculitis nno en IgA nefritis.
IgM deposities
bij SLE en CDLE.
Complement C3 bij herpes gestationis,
leukocytoclastische vasculitis, urticariële vasculitis, granuloma eosinophilicum
faciale, erythema nodosum, erythema elevatum diutinum, dermatitis herpetiformis,
dermatomyositis, chilblain lupus.
Fibrine bij leukocytoclastische
vasculitis, granuloma eosinophilicum faciale, necrobiosis lipoidica, purpura
pigmentosa progressiva, lichen planus, erythema nodosum.
Fluorescentie
patroonDe
lokalisatie in de coupe en
soms ook het
immunofluorescentiepatroon (lineair,
granulair, fibrillair) kunnen de diagnose bepalen. Bij
bulleus pemphigoid,
lineaire IgA dermatose en epidermolysis bullosa acquisata zijn de antistoffen
gericht tegen de
epidermale basaalmembraanzone (EBMZ)
en in een lineair patroon. Bij
pemphigus vulgaris
tegen de
intercellulaire substantie (ICS). Bij
porphyria cutanea tarda (PCT) zijn er IgG deposities
rond de
vaten. Bij
dermatitis herpetiformis
en soms bij rosacea zijn er granulaire deposities in de EBMZ. Bij
SLE zijn diverse patronen mogelijk, meestal homogeen langs
de EBMZ. Bij
lichen planus soms deposities in een
fibrillair patroon langs de EBMZ. Deposities in het bindweefsel kunnen worden
gezien bij granuloma annulare, necrobiosis lipoïdica, e.a. granulomateuze afwijkingen.
Perivasculaire patronen bij vasculitis, SLE, erythema nodosum, granuloma faciale,
graft-versus-host disease en
porfyrie. Perivasculair IgA bij m. Henoch-Schönlein,
purpura pigmentosa progressiva, en IgA vasculitis en nefritis.
![Immunofluorescentie bij pemphigus vulgaris (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Immunofluorescentie bij pemphigus vulgaris](../../../afbeeldingen/pemphigus-IF-1z.jpg) |
![Bulleus pemphigoid (klik op foto voor vergroting) [bron: www.huidziekten.nl] Bulleus pemphigoid](../../../afbeeldingen/bulleus-pemphigoid-8z.jpg) |
![Histologie (immunofluorescentie) porphyria cutanea tarda (klik op foto voor vergroting) [bron: www.dermatlas.net] Histologie (immunofluorescentie) porphyria cutanea tarda](../../../afbeeldingen/porphyria-cutanea-tarda-10z.jpg) |
IF pemphigus |
IF bulleus
pemphigoid |
IF
porphyria cutanea tarda |
Foto IF bulleus pemphigoid:
Mohapatra L. et al. Indian Dermatology Online Journal
2019;10(6):692-694 (Creative Commons License
4.0 - Public Access Journal).
Foto porphyria cutanea tarda:
www.dermatlas.net.
Splijtingsniveau bij blaarziektenBij blaarziekten
kan immunofluorescentie worden gebruikt om het splijtingsniveau vast te stellen
door met IF te kijken naar keratine en type IV collageen. Zijn beide aanwezig
in de blaarbodem dan gaat het om een oppervlakkige blaarvorming (intra-epidermale
spliting, epidermolytische splijting). Is keratine aanwezig in het blaardak
en type IV collageen in de blaarbodem dan gaat het om junctional (lucidolytische)
splijting. Zijn beide aanwezig in het blaardak dan gaat het om dystrofische
(dermolytische) splijting. Een andere techniek is de
salt split
skin: door het preparaat in 1.0 M NaCl te leggen ontstaat een
junctionale splijting precies door de lamina lucida. IgG / complement in het
blaardak past bij bulleus pemphigoïd, IgG / complement in de blaarbodem past
bij andere blaarziekten, zoals epidermolysis bullosa acquisata, anti-epiligrine
cicatricieel pemphigoïd of bulla bij SLE.
Zie ook:
-
diagnostiek bij blaarziekten
-
diagnostiek bij auto-immuunziekten
Referenties
1. |
Burnham TK, Neblett TR, Fine G. The application
of fluorescent antibody technic to the investigation of lupus
erythematosus and various dermatoses. J Invest Dermatol 1963;41:451-456. |
2. |
Cormane RH. ‘Bound’ globulin in the skin
of patients with chronic discoid lupus erythematosus and systemic
lupus erythematosus. Lancet 1964;i:534-535. |
3. |
Sharafbayani H, de Jong MCJM, Jonkman MF.
Betekenis van immunofluorescentie van de huid bij de diagnostiek
van bulleuze auto-immuunziekten. Ned Tijdschr Allergie 2004;6:223-229.
PDF |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.