INTERTRIGO (INTERTRIGINEUS ECZEEM, SMETPLEKKEN) home ICD10: L30.4

Intertrigo (synoniemen: smetplek, smetten, dermatitis intertriginosa, eczema intertriginosa, intertrigineus eczeem) is een dermatitis gelokaliseerd in de huidplooien (liezen, onder de borsten, buikplooien, bilnaad, soms oksels, tussen de tenen). Intertrigo ontstaat door de combinatie van vocht en warmte (broeien), en mogelijk speelt ook wrijving een rol. Door de inwerking van vocht ontstaat maceratie van de huid (zie ook onder maceratio cutis). In het vochtige en warme klimaat van de plooi kunnen bacteriën (Staphylococcus aureus, streptokokken, Corynebacterium minutissimum) en/of schimmels (Candida albicans) gaan overgroeien. Candida wordt vaak aangetroffen, vooral bij ouderen. Bevorderende factoren zijn adipositas, overmatige transpiratie, incontinentie, onvoldoende hygiëne en strak zittende kleding. Klachten kunnen zijn jeuk, branderige pijn (vooral bij fissuren) en een onaangename geur.

Dermatitis intertriginosa Dermatitis intertriginosa Dermatitis intertriginosa
dermatitis intertriginosa dermatitis intertriginosa dermatitis intertriginosa


Klinisch beeld:
Nattend erytheem in en rond de plooien, soms erosies of fissuren, onaangename geur. Bij Candida infectie randschilfering en eilandjes voor de kust. Felle rode kleur, pijn en oedeem kan wijzen op een superinfectie met streptokokken of stafylokokken.

Candida intertrigo Candida intertrigo Candida intertrigo
candida intertrigo candida intertrigo eilandjes voor de kust


DD: candida van de plooien (candidiasis intertriginosa), erythrasma, psoriasis inversa, eczeem, seborroïsch eczeem, cellulitis, incontinentie letsel (maceratio cutis), ziekte van Crohn, Langerhanscelhistiocytose, morbus Hailey-Hailey. Bij Hailey-Hailey zijn er karakteristieke kleine fissuurtjes te zien.

Ziekte van Hailey-Hailey (pemphigus benignus familiaris chronicus)
Hailey-Hailey


Therapie:
De therapie moet gericht zijn op het voorkomen van factoren die maceratie van de huid bevorderen, zoals warmte, vocht en wrijving.
- Huidplooien dagelijks goed schoonmaken; daarna goed laten drogen.
- Draag schone en goed absorberende kleding en ondergoed.
- Probeer af te vallen (bij overgewicht).
- Bij ernstige intertrigo kunnen de plooien worden opengehouden door er iets tussen te doen (Engels pluksel, scheurlinnen, gazen, alginaten).
- Bestrijdt incontinentie als dat een rol speelt.

Daarnaast kunnen lokale crèmes worden gebruikt die indrogend en beschermend werken, zonodig met antibacteriële, antimycotische, en/of anti-inflammatoire (corticosteroïden) toevoegingen. Meestal worden producten met zink gebruikt. Zinkresten kunnen het beste worden verwijderd met een wat of gaas gedrenkt in olie (arachidisolie). Er zijn veel combinatiepreparaten beschikbaar voor smetplekken (zie onderstaande lijst). Twee losse crèmes combineren kan ook, bijvoorbeeld eerst Daktacort en daarna zinkoxide smeersel, of 's ochtends Daktacort en 's avonds miconazol in zinkoxidesmeersel. Patiënten die acenocoumarol gebruiken mogen geen miconazol smeren op grote smettende oppervlakten (interactie mogelijk).

Lokale crèmes bij smetplekken:
R/ Zinkoxide-smeersel FNA (zinkolie).
R/ Zinkoxidevaselinecrème 10% FNA.
R/ Daktarin (miconazol 2%) creme 2 dd (wordt niet vergoed), of een andere antimycotische crème zoals Loprox (zie onder lokale antimycotica).
R/ Loprox (ciclopirox 1%) crème, tube à 30 g, of een andere antimycotische crème (zie onder lokale antimycotica).
R/ Hydrocortisoncreme 1% FNA 2 dd.
R/ Daktacort (miconazol 2% + hydrocortison 1%) 2 dd.
R/ ketoconazol 2%, hydrocortison 1%, zinkoxide 10%, in cetomacrogol crème, tube à 30 g (Fagron nr. 105154). Zie ook onderstaande andere combinaties.
R/ fucidine creme 2% 2-3 dd bij bacteriele overgroei.
R/ Daktacort (miconazol 2% + hydrocortison 1%), na 10 minuten intrekken gevolgd door zwavel (Sulfur praecipitatum) 5% in zinkoxidesmeersel FNA.

Alternatieven en overige combinatiepreparaten:

antimycoticum + zink
R/ miconazol 2% in zinkoxidesmeersel FNA, tube à 60 g (Fagron nr. 5112).
R/ ketoconazol 2%, zinkoxide 10%, in cetomacrogol creme, tube à 30 g (Fagron nr. 105177).
R/ Clotrimazol-zinkoxidekalkwaterzalf 1% FNA (unguentum zinci oxidi et solutionis calcii cum clotrimazolo 1% FNA).
R/ Clotrimazol-zinkoxidesmeersel 1% FNA (linimentum zinci oxidi et clotrimazoli 1% FNA).
R/ Zymican (miconazol 0.25% in zinkpasta).

corticosteroïd + zink
R/ Hydrocortison 1% in zinkoxidesmeersel FNA.
R/ Hydrocortison 1% in zinksulfaatvaselinecrème 0.5% FNA.
R/ hydrocortison 1% in zinkzalf, tube à 30 g (Fagron nr. 105771).
R/ Triamcinolon 0.1% in zinkoxidesmeersel FNA.
R/ Triamcinolon 0.1% in zinksulfaatvaselinecrème 0.5% FNA.
R/ triamcinolon 0.1% in zinkzalf, tube à 30 g (Fagron nr. 105111).

corticosteroïd + antimycoticum
R/ miconazol-hydrocortison crème.
R/ miconazol-hydrocortison zalf.
R/ hydrocortison 1% in ketoconazol 2% crème, tube à 30 g (Fagron nr. 5042).
R/ ketoconazol 2%, hydrocortison 1%, vaseline 20% in cetomacrogolcrème, tube à 30 g (Fagron nr. 102030).
R/ miconazolnitraat 2% in triamcinolon 0,1% crème, tube à 30 g (Fagron nr. 101816).
R/ triamcinolon 0.1% in ketoconazolcrème, tube à 30 g (Fagron nr. 5078).
R/ triamcinolon 0,05%, ketoconazol 2% in vaseline lanette creme, tube à 30 g (Fagron nr. 105167).
R/ triamcinolon 0.1%, ketoconazol 2% in vaseline lanette creme, tube à 30 g (Fagron nr. 102290).

corticosteroïd + antimycoticum + zink
R/ ketoconazol 2%, hydrocortison 1%, zinkoxide 10%, in cetomacrogol crème, tube à 30 g (Fagron nr. 105154).
R/ ketoconazol 2%, triamcinolon 0.1%, zinkoxide 10%, in cetomacrogol crème, tube à 30 g (Fagron nr. 105155).
R/ miconazol 2%, hydrocortison 1% in zinkoxidesmeersel FNA, tube à 30 g (Fagron nr. 102089).
R/ triamcinolonacetonide 0,1%, miconazol 2% in zinkoxidesmeersel, tube à 30 g (Fagron nr. 102290).

corticosteroïd + antibioticum
R/ hydrocortison 1% in fusidinezuur 2% crème, tube à 30 g (Fagron nr. 5064).
R/ hydrocortison tetracyclinecrème FNA (cremor hydrocortisoni et tetracyclini FNA), tube à 30 g (Fagron nr. 101982).
R/ Triamcinolontetracyclinecrème FNA (cremor triamcinoloni et tetracyclini FNA).
R/ chloorhexidine digluconaat 1% in hydrocortison 1% crème, tube à 30 g (Fagron nr. 5040).
R/ chloorhexidine digluconaat 1% in triamcinolon 0,1% crème, tube à 30 g (Fagron nr. 5041).
R/ Locacorten-Vioform crème.

corticosteroïd + antibioticum + antimycoticum
R/ triamcinolon 0.1%, fusidinezuur 2% in 2% miconazolcrème, tube à 30 g (Fagron nr. 103561).


In ernstige gevallen kan het nodig zijn om systemische antibiotica of antimycotica voor te schrijven.
R/ antibiotica gericht op stafylokokken en streptokokken (flucloxacilline, amoxicilline/clavulaanzuur, etc. zie onder pyodermie)
R/ fluconazol 1 dd 50 mg gedurende 2 weken.
R/ itraconazol 1 dd 1 caps à 100 mg gedurende 2 weken.


Referenties
1. Janniger CK, Schwartz RA, Szepietowski JC, Reich A. Intertrigo and common secondary skin infections. Am Fam Physician 2005;72:833-888.


Auteur(s):
dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam UMC.

31-05-2023 (JRM) - www.huidziekten.nl W3C-html-4.01-valid



Diagnosecodes:
ICD10 L30.4 Intertrigineus eczeem
ICD10 L30.4 Erythema intertrigo
SNOMED 58759008 Intertrigo
DBC 8 Eczeem, overig