AnaesthesieDrie vormen van anaesthesie kunnen worden toegepast:
locaal infiltrerend, regionaal, en algeheel. Locaal anaesthesie wordt intradermaal/subcutaan
gegeven. Bij voorkeur wordt lidocaïne al dan niet met adrenaline gebruikt. Premedicatie
zal in het algemeen niet nodig zijn. Bij erg angstige patiënten kan bijvoorbeeld
diazepam (5-20 mg), oxazepam (10 mg) of lorazepam (2-4 mg 1-2 uur voor de ingreep)
gegeven worden. Voor verdoving van de huid (injecties)
wordt een maximum van 200 mg lidocaïne aangegeven in de bijsluiter van de fabrikant,
voor lidocaïne met adrenaline 500 mg. Dit betekent dat per keer van een 2% oplossing
(20 mg/ml) maximaal 25 ml mag worden gebruikt. Dus van de xylocaïne 2% ampullen
1.8 ml met adrenaline kunnen 13 ampullen worden gebruikt (486 mg). Zie ook onder
lidocaïne. Met
het oog op de steriliteit gebruike men alleen ampullen voor eenmalig gebruik.
De grotere flesjes bevatten bovendien vaak methylparabenen. Lidocaïne werkt
snel. De werkingsduur bedraagt ½ - 2 uur. Andere anaesthetica zijn: articaïne,
bupivacaïne, mepivacaïne, prilocaïne, en ropivacaïne. Lidocaïne kan ook voor
tumescente anaesthesie worden
gebruikt. Hierbij wordt 500 mg opgelost in 500 ml NaCl en wordt een grote hoeveelheid
ingespoten. Bij deze techniek duurt het langer voordat de verdoving werkt (ca.
10 minuten).
Geneesmiddel: |
Werkt binnen: |
Werkingsduur: |
articaïne |
5 min |
1-3 uur |
(levo)bupivacaïne |
8 min |
3-7 uur |
lidocaïne |
5 min |
½-2 uur |
mepivacaïne |
4 min |
1-3 uur |
prilocaïne |
3 min |
2-2½ uur |
ropivacaïne |
1-15 min |
½-6 uur |
HaemostasisBij iedere bloedige ingreep dient voor
adequate haemostasis gezorgd te worden.
1. Oppervlakkige haemostasis: kan
worden aangestipt met ferrichloride (Monsel's solution), aluminiumchloride,
zilvernitraat (etsend) of bedekt met Spongostan of ander
bloedstelpend product.
2. Diepe haemostasis: elektrocoagulatie of onderbinden met oplosbare hechting.
Chirurgische techniekenVoor de meeste excisie volstaat
een ovaal. Waar dat niet mogelijk is, om diverse redenen, kan een flap (verschuivingsplastiek)
of een graft (huidtransplantaat) worden toegepast. Zie verder onder
flaps en grafts in
de dermatologie.
Mesjes Het meest geschikt
voor incisie van de huid zijn de
mesjes nr. 15 en 11
(zie
afbeelding mesjes)
Hechtmateriaal Het hechtmateriaal dient zo dun
mogelijk te zijn. Natuurlijk moeten de draden een zekere spanning kunnen weerstaan.
Zonodig zal men ook subcutaan en/of intradermaal hechten om de spanning te verdelen.
Voorts plaatst men vele kleine hechtingen in plaats van enkele grote en wijd
uit elkaar geplaatste hechtingen. Atraumatisch hechtmateriaal wordt gebruikt,
hetgeen wil zeggen dat de naald onlosmakelijk verbonden is met de hechtdraad.
Hoe geringer de overgang van naald naar draad, hoe minder traumatisch het materiaal
is. Naast het kaliber van een draad zal dan ook meteen gekozen worden voor een
naald. De naalden dienen van gehard staal te zijn. De naald mag vooral niet
te groot zijn.
Men kan kiezen uit de volgende draden: 2-0 (heel dik) 3-0,
4-0, 5-0, 6-0, 7-0 (heel dun).
Het nummer van de hechtdraad (bijv. 5-0)
geeft niet zomaar de diameter aan. Dit getal komt overeen met de diameter die
de draad heeft wanneer er onder standaardcondities een bepaald gewicht aan de
draad wordt gehangen. De naalden zijn beschikbaar in verschillende maten, bijvoorbeeld
3/8 rond, halfrond, 11, 13, 17 mm.
Wonden kunnen ook worden gesloten met
weefsellijm en steristrips (hechtpleister).
De meest toegepaste
hechtingstechnieken zijn:- enkelvoudige hechting:
- doorlopende
hechting:
- intradermale hechting:
- verticale matras hechting
a. direct
a. onderbroken geknoopt
- horizontale matras hechting
b. gefestonneerd
b. doorlopend geknoopt
Zie voor voorbeelden onder
hechtingen. Daar zijn ook links naar
videos te vinden.
Zie ook:
lokaal protocol klinische verrichtingen (Huid Medisch Centrum).
Complicaties
Ook bij dermatochirurgische ingrepen kunnen complicaties optreden. Vele kunnen
echter voorkomen worden indien men zorgvuldig te werk gaat. De meest voorkomende
complicaties zijn:
Bloeding:Zowel tijdens
als na de operatie kan onverwacht bloedverlies optreden. Vooraf zal men uit
de anamnese moeten opmaken of er een verhoogd resico bestaat voor bloedingen
(bloedziekten, gebruik van anticoagulentia). Tijdens de operatie is het soms
voldoende om gedurende enkele minuten met behulp van gaas goede compressie uit
te oefenen. Bloedende arterietakjes zet men in een mosquito en kunnen dan gemakkelijk
gecoaguleerd of onderbonden worden. Post-operatieve bloedingen kunnen vaak gecontroleerd
worden door een goed drukverband aan te leggen. Indien dit niet voldoende is
zal men de wond weer moeten openen en de bloeding opsporen. Zie ook onder
antistollingsbeleid rond
ingrepen.
Infectie:Is in de dermatochirurgie,
gezien de tijdsduur en de omvang van de ingrepen een zeldzaamheid. Bij een infectie
zal men meestal een of meerdere hechtingen moeten verwijderen om voor goede
drainage te zorgen. Systemisch geven van antibiotica kan van nut zijn mits men
vroegtijdig de diagnose stelt. Zie ook onder
antibioticabeleid
bij chirurgische ingrepen.
Uitscheuren van hechtingen:
Wanneer de wond onder te grote spanning gesloten wordt, kunnen
de hechtingen binnen enkele dagen gemakkelijk door de huid scheuren. Dit wordt
voorkomen door de spanning per hechting te verminderen (sluiten in lagen en/of
veel kleine hechtingen gebruiken). In bijzondere omstandigheden zal speciaal
sterk hechtmateriaal gebruikt worden. Bij grote trekkracht kan de
dubbele katrolhechting worden
gebruikt. Bij kwetsbare huid kunnen steristrips of steriele repen pleister worden
gebruikt.
Openspringen van de wond:Dit
gebeurt wanneer de hechtingen uitscheuren of wanneer de hechtingen te vroeg
verwijderd worden. In dit geval na nettoyage van de wondranden opnieuw hechten.
Ook bij een infectie kan de wond geheel openspringen; dan moet men genezing
per secundam afwachten en eventueel later een littekencorrectie doorvoeren.
Slechte wondgenezingHieronder verstaat men dehiscentie
na verloop van tijd in het litteken (breed litteken), hypertrofisch litteken
en het ontstaan van
keloïd. Deze complicaties zijn
niet altijd te voorkomen. Echter wanneer men rekening houdt met de huidlijnen,
uitgaat van de atraumatische-operatieve uitgangspunten en spanning op de wond
zoveel mogelijk vermijdt, dan is de kans op deze complicaties gering.
NoodsituatiesBij iedere ingreep moet men geprepareerd
zijn op een eventueel optredende
anafylactische
shock. Iedere dermatologische polikliniek dient voldoende voor een dergelijke
gebeurtenis uitgerust te zijn.
Een anafylactische shock kan men verwachten
als een (zeldzame) reactie op een locaal gebruikt anaestheticum. Veel vaker
zal men met een vaso-vagale reactie geconfronteerd worden.
Verwijderen
van hechtingenOm tot een fraai kosmetisch resultaat te komen moet
men de hechtingen zo vroeg mogelijk verwijderen. Ter voorkoming van het openspringen
van de wond kan na het verwijderen van de hechtingen gebruik worden gemaakt
van tapes (bijv. Steristrip) en/of histoacryl weefsellijn. Enkele basiscriteria
voor het verwijderen van de hechtingen zijn: gelaat 5 dagen; oogleden 3-4 dagen,
hals/handen 7 dagen, romp 10-14 dagen, onderste extremiteiten 12 dagen tot 3
weken.
Referenties
1. |
Richtlijnen Technische Commissies 1991, Nederlandse
Vereniging voor Dermatologie en Venereologie. |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.