De frequentie en uitgebreidheid van de
nacontroles bij maligne huidziekten
hangen voornamelijk af van het tumortype. Zie voor het preciese schema's onder
de richtlijn van de betreffende tumor. Als er geen richtlijnen zijn kan men
zelf een keuze maken. Er zijn verschillende schema's die men kan hanteren:
Schema 1. Eenvoudig controleschema• 1e en 2e jaar:
2 x per jaar
• jaar 3 t/m 5: 1 x per jaar
Schema 2. Gemiddeld
controleschema• 1e jaar: 1 keer per 3 maanden controle;
• 2e
jaar: 1 keer per 6 maanden controle;
• 3e tot en met 5e jaar: 1 keer per
jaar controle.
Schema 3. Intensief controleschema
• 1e jaar: 1 keer per 3 maanden controle;
• 2e jaar: 1 keer per 4 maanden
controle;
• 3e tot en met 5e jaar: 1 keer per 6 maanden controle.
Indien
van toepassing 10 jaar controleren:
• 6e tot en met 10e jaar: 1 keer per
jaar controle.
Aanvullend onderzoek op indicatie.
Patiënten met melanomen >
1 mm worden gecontroleerd volgens schema 2. Volgens de laatste richtlijn is
in het tweede jaar 1 x per halfjaar voldoende, en in het 3e tot en met 5e jaar:
1 keer per jaar. Te controleren is
het litteken en
het omgevende gebied, en
de regionale
lymfklieren. Zonodig lymfklierpunctie of chirurgische excisie
van lymfklieren. Aanbevolen wordt ook de gehele huid te inspecteren op nieuwe
laesies. Routinematig X-thorax of ander afbeeldend onderzoek, of bloedonderzoek
is niet zinvol. Alleen bij specifieke klachten passend bij mogelijke orgaanlokalisaties
wordt dit aangevraagd (X-thorax, CT-scan, PET-scan).
De controles zijn
de afgelopen jaren soepeler geworden. De nieuwe richtlijnen geven aan dat er
minder vaak gecontroleerd hoeft te worden en ook minder lang. Voor patiënten
die reeds in een (oud) controle schema zitten kan dit verwarrend zijn. Daarom
wordt hiervoor het volgende beleid gehanteerd:
- zodra er consensus is over
de nieuwe richtlijn wordt de patiënt bij de eerstvolgende controle hierover
geïnformeerd.
- De meeste patiënten zijn opgelucht en blij dat ze niet meer
of minder vaak hoeven te komen. Deze worden per direct uit controle ontslagen
of volgens het nieuwe schema gecontroleerd.
- Sommigen hebben zich ingesteld
op een bepaald controleschema en vinden het eng om daarvan af te wijken. Deze
mogen het oude schema aanhouden.
- Alle nieuwe patiënten worden gecontroleerd
volgens het nieuwe schema.
- Als patiënten erg ongerust zijn en vaker willen
komen dan volgens de richtlijn noodzakelijk is, dan mag dat.
Zie ook:
samenvatting oncologie controle
schema (alle controles in 1 tabel).
MALIGNITEITEN CONTROLESCHEMA'S
SPECIFIEK (AFHANKELIJK VAN TUMOR TYPE)Actinische keratose
Bij patiënten met actinische keratosen kunnen
plaveiselcelcarcinomen ontstaan.
Sommigen beschouwen actinische keratosen zelfs als carcinoma in situ met weinig
agressiviteit. Het is niet duidelijk of daadwerkelijk actinische keratosen over
kunnen gaan in een invasief plaveiselcelcarcinoom en hoe groot de kans daarop
precies is. Om dat vast te stellen zou men actinische keratosen moeten markeren,
niet behandelen, en jarenlang vervolgen. Omdat niet is aangetoond dat regelmatige
en langdurige controle en behandeling van
actinische keratosen de ontwikkeling
van invasieve plaveiselcelcarcinomen kan voorkomen, is het ook niet mogelijk
om een goede evidence based uitspraak te doen over wat de controle zou moeten
zijn.
Meerdere vervolgafspraken kunnen nodig zijn om het geheel te behandelen.
Na afloop van de behandelperiode is het meestal niet nodig om de patiënt onder
controle te houden. Bij veel actinische keratosen en verhoogd risico op plaveiselcelcarcinoom
is controle wel zinvol. Leg uit dat het hebben van veel actinische keratosen
een teken is van overmatige zonne-expositie, en dat er hierdoor een risico ontstaat
op het ontstaan van huidkanker. Adviseer de patiënt om overmatige zonexpositie
te voorkomen (pet, sunscreens). Instrueer de patiënt om bij het ontstaan van
bulten, zweertjes, pijnlijke plekken of diktegroei in bestaande plekken een
afspraak te maken bij de huisarts of dermatoloog voor beoordeling.
Advies:
• bij patiënten met 3 of minder actinische keratosen
en zonder non-melanoma huidkanker in de voorgeschiedenis is het niet nodig om
controle afspraken te maken. De patiënt kan zich zelf controleren en kan bij
een nieuwe actinische keratose desgewenst een controle-afspraak maken.
•
bij patiënten met > 3 actinische keratosen
en verhoogd
risico op SCC (non-melanoma huidkanker in de voorgeschiedenis; of risicovol
zongedrag; of gecompromiteerde immuunstatus) wel controleren. Een mogelijk controle
schema is 1 keer per 6 maanden gedurende het eerste jaar en daarna 1 keer per
jaar gedurende 3-5 jaar.
• indien bij histologisch onderzoek van een als
actinische keratose imponerende lesie de PA-uitslag (verdenking op) plaveiselcelcarcinoom
is: controle 2 x per jaar gedurende de eerste 2 jaar en daarna 1 x per jaar
gedurende jaar 3, 4 en 5 (eenvoudig controleschema).
Regelmatig blijkt
een actinische keratose bij histopathologisch onderzoek tekenen van beginnende
invasie te tonen. Eigenlijk is het dan een microïnvasief spinocellulair carcinoom.
Dit zijn vrijwel steeds laesies met een relatief goedaardig beloop; metastasering
is zeer zeldzaam.
Bij zeer uitgebreide laesies of multipele plaveiselcelcarcinomen
kan levenslange follow-up geïndiceerd zijn (1 à 2 x per jaar controleren). Dit
wordt o.a. gezien bij patiënten met immuunsuppressie.
Het hebben van veel
actinische keratosen is een teken dat de huid veel zonne-expositie heeft gehad.
Daarom kunnen ook andere maligniteiten aanwezig zijn of ontstaan zoals het basaalcelcarcinoom
of melanoom. Dit is een reden om een patiënt te wijzen op de schadelijke effecten
van zonverbranding.
Samenvatting beleid bij actinische keratose:
• aantal afspraken voor behandelen maken
• bij 3 of minder actinische keratosen
en zonder non-melanoma huidkanker in de voorgeschiedenis geen nacontrole
• bij > 3 actinische keratosen
en verhoogd risico
op SCC (non-melanoma huidkanker in de voorgeschiedenis; of risicovol zongedrag;
of gecompromiteerde immuunstatus) wel controleren
• 1 keer per 6 maanden
gedurende het eerste jaar en daarna 1 keer per jaar gedurende 3-5 jaar.
•
bij veel actinische keratosen voorlichting over risico op huidkanker door zonbeschadiging.
• bij ontstaan plaveiselcel carcinoom eenvoudig controleschema 5 jaar
BasaalcelcarcinoomIn 2008 zijn de adviezen voor
nacontrole van het
basaalcelcarcinoom
door de NVDV versoepeld. Het oude schema was 2 x per jaar in de eerste 2 jaren
en 1 x per jaar gedurende jaar 3 t/m 5. Vanwege de toenemende vergrijzing en
de toenemende zonne-expositie van de huidige generatie is het aantal basaalcelcarcinomen
explosief gestegen. Hierdoor is dit intensieve controleschema niet meer te handhaven.
Daarvoor zijn simpelweg onvoldoende dermatologen beschikbaar in Nederland. Het
advies is echter niet alleen gebaseerd op economische motieven: het oude schema
loopt uit de pas met de adviezen die nu gegeven worden bij melanoom < 1 mm
waarbij ook geen controles meer worden geadviseerd. Verder is een basaalcelcarcinoom
een tumor die langzaam groeit, en niet metastaseert (in de zeer zeldzame gevallen
dat wel metastasering is beschreven ging het om basosquameuze differentiatie
of extreem verwaarloosde patiënten). Tenslotte mag ook van de patiënt of diens
omgeving worden verwacht dat hij/zij bij een nieuw verdacht plekje zelf de verantwoordelijkheid
neemt om een afspraak te maken bij de dermatoloog of bij de huisarts.
Het nieuwe schema is:• er is 1 basaalcelcarcinoom geconstateerd
en dit is radicaal verwijderd: geen controle
• bij multipele (twee of meer)
basaalcelcarcinomen: controle 1 x per jaar gedurende 3 jaar *
Over de
duur van de controle wordt geen uitspraak gedaan in de verschillende recente
richtlijnen. De keuze van 3 jaar wordt hier gemaakt omdat de meeste recidieven
(66%) ontstaan in de eerste 3 jaar. Wordt binnen de 3 jaar controle een nieuwe
BCC ontdekt, dan gaat opnieuw een controleperiode van 3 jaar in voor die tumor.
Dat houdt in dat sommige patiënten met veel nieuwe en recidief BCC's automatisch
levenslang worden gecontroleerd met een frequentie van 1 x per jaar. Er is altijd
de mogelijkheid om patiënten met zeer veel basaalcelcarcinomen vaker te controleren,
bijvoorbeeld elke 4 of 6 maanden. Indien in de periode van 3 jaar nacontrole
geen nieuwe basaalcelcarcinomen zijn ontstaan, wordt de patiënt uit de controle
ontslagen.
In de landelijke richtlijn wordt een advies genoemd om patiënten
met een basaalcelcarcinoom in de H-zone (zie onder) 1 x per jaar te controleren.
De reden daarvoor is dat basaalcelcarcinomen op deze lokatie wat sneller de
diepte in kunnen groeien. De evidence hiervoor is echter gering, daarom wordt
dit advies niet gevolgd. Als het een solitair basaalcelcarcinoom is, radicaal
verwijderd, dan geldt ook hier dat nacontrole niet nodig is. De H-zone is door
de patiënt zelf goed in de spiegel te beoordelen.

De H-zone is het gedeelte van het gelaat dat zich uitstrekt vanaf het gebied
rondom de oren naar het jukbeen tot het voorhoofd en rondom de ogen tot over
de neus naar de bovenlip. In dit gebied bevinden zich embryonale splijtlijnen,
en zou er een verhoogde kans zijn op ingroei van basaalcelcarcinomen naar de
diepte.
recidieven basaalcelcarcinoom:eerste jaar
30%
tweede jaar 50%
derde jaar 66%
vierde jaar 75%
vijfde jaar 82%
na het vijfde jaar 18%
(NB: de kans op recidieven is niet 30%, maar van
de recidieven die optreden, treedt 30% op in het eerste jaar)
Samenvatting beleid bij basaalcelcarcinoom:• er is 1 basaalcelcarcinoom
geconstateerd (ongeacht locatie) en dit is radicaal verwijderd: geen controle
nodig
• instrueer de patiënt om bij nieuwe verdachte plekjes een afspraak
te maken bij de huisarts voor beoordeling
• bij multipele (twee of meer)
basaalcelcarcinomen: controle 1 x per jaar gedurende 3 jaar
• bij patiënten
met zeer veel nieuwe en recidief basaalcelcarcinomen (genetische predispositie,
overmatige zonexpositie, immuunsuppressie):
- komt het vasthouden
aan de 3 jaar periode per tumor er automatisch op neer dat ze levenslang onder
controle blijven
- kan het nodig zijn om vaste controles eens in de
6 maanden levenslang af te spreken
Basaalcel nevus syndroom
(
Gorlin-Goltz syndroom)
In principe levenslang controleren. Minimaal 1 keer per jaar, bij veel nieuwe
laesies vaker (1 x per 4 of 6 maanden). Gehele lichaam nazien. De laesies beginnen
klein, soms 1-2 mm groot en zien er dan uit als een naevus, vaak ook gepigmenteerd.
Soms gaat het om tientallen nieuwe laesies per jaar. Ze zijn in een vroeg stadium
al te behandelen door punchbiopt excisie van de hele laesie, of door cryochirurgie
met een gesloten 2-3 mm probe.
M. Bowen Plaveiselcelcarcinoom
in situ. Oppervlakkig carcinoom, niet invasief, per definitie geen diepte ingroei
en daarom ook geen kans op metastasen. Een m. Bowen kan wel na verloop van tijd
invasief worden. Daarom altijd behandelen met excisie of (bij grotere laesies
of lastige locaties) cryochirurgie. Indien de laesie behandeld is met cryochirurgie
is altijd een controleafspraak na 4-6 maanden nodig om te beoordelen of deze
behandeling afdoende is geweest. Indien de laesie radicaal is geëxcideerd is
deze extra controle niet nodig.
Nacontrole:• Bij
een solitaire m. Bowen, op een locatie waar de patiënt de plek goed kan zien,
is geen nacontrole nodig. Indien de plek niet goed door de patiënt zelf te beoordelen
is, bijvoorbeeld op de rug of achter het oor of op de genitaliën, dan een nacontrole
schema afspreken van 1 x per jaar gedurende 3 jaar.
• Bij multipele m. Bowen
alle plekken behandelen en daarna 1 x per jaar gedurende 3 jaar nacontroleren.
Doen zich in deze 3 jaar periode geen nieuwe plekken meer voor dan kan de patiënt
uit de controle ontslagen worden.
• Instrueer de patiënten om bij een nieuw
verdacht plekje naar de huisarts te gaan voor beoordeling. De huisarts besluit
vervolgens of doorverwijzing naar de dermatoloog noodzakelijk is.
Plaveiselcelcarcinoom (
carcinoma
spinocellulare)
Bij een laag-risico plaveiselcelcarcinoom van de huid
(tumor kleiner of gelijk aan 2 cm; < 4 mm dikte; geen perineurale invasie;
geen lymfovasculaire invasie; niet op oor of lip; goed of matig gedifferentieerd)
wordt geadviseerd halfjaarlijks te controleren gedurende 2 jaar en daarna jaarlijks
gedurende 3 jaar. Bij een hoog-risico plaveiselcelcarcinoom (tumor groter dan
2 cm; > 4 mm dikte; perineurale invasie; lymfovasculaire invasie; locatie
op oor of lip; slecht of ongedifferentieerd) wordt frequenter gecontroleerd.
Omdat de meeste recidieven en/of metastasen zich voordoen binnen de eerste 5
jaar, is het voldoende gedurende 5 jaar te controleren.
Follow-up
schema hoog-risico plaveiselcelcarcinomen:1 keer per 3 maanden
gedurende het eerste jaar
1 keer per 4 maanden gedurende het tweede jaar
1 keer per 6 maanden gedurende het derde jaar
1 keer per jaar gedurende het
vierde en vijfde jaar
Follow-up schema laag-risico plaveiselcelcarcinomen:
1 keer per 6 maanden gedurende de eerste 2 jaar
1 keer per jaar gedurende
het derde, vierde en vijfde jaar
Daarna wordt de patiënt uit de controle
ontslagen. Bij de controles steeds inspectie en palpatie van het behandelde
gebied en de regionale lymfklierstations, en inspectie van de gehele huid. Bij
dubieuze klierbevindingen: cytologische punctie door patholoog of diagnostische
lymfklierextirpatie door de chirurg. Laboratoriumonderzoek en beeldvormend onderzoek
alleen op indicatie. Na lymfogene metastasenbehandeling jaarlijks thoraxfoto.
Het is belangrijk de patiënt zelf, indien mogelijk, actief bij de follow-up
te betrekken: zelf-onderzoek van het behandelde gebied, de regionale klierstations
en de rest van de huid.
Bij patiënten die een plaveiselcelcarcinoom hebben
ontwikkeld onder immunosuppressie (met name de transpantatiepatiënten) levenslang
halfjaarlijkse controles blijven uitvoeren. Deze patiënten zitten meestal helemaal
onder de nieuwvormingen, zoals actinische keratosen in diverse stadia, verruca
vulgares en filliformes, ondefinieerbare verhoorningsstoornissen, m. Bowen,
intra-epitheliale dysplasie nno, keratoacanthomen niet van plaveiselcelcarcinomen
te onderscheiden en plaveiselcelcarcinomen in de vorm van bolronde tumoren,
nodi, plaques, erosieve laesies, wonden en ulcera.
Dysplastische
naevi• Minder dan vijf
dysplastische naevi, geen melanoom
(gehad), geen melanoom in familie: geen controle nodig.
• Vijf of meer dysplastische
naevi: advies 1 x per jaar te controleren, levenslang. Steeds de gehele huid
inspecteren. Het is wenselijk de huid fotografisch vast te leggen op uitvergrote
zwart-wit of kleuren foto's, of gebruik te maken (indien aanwezig) van een digitaal
registratiesysteem. Dit vergemakkelijkt de controles. Bij veranderingen: excisie.
Bij melanoom-diagnose tijdelijk het daarbij horende controle schema volgen.
Bij het hebben van 5 of meer dysplastische naevi is het risico op melanomen
verhoogd. Om die reden wordt geadviseerd om 1 x per jaar de huid te controleren.
Er kan van dit advies worden afgeweken: het alternatief is om de patiënt (mits
daartoe in staat) zelf regelmatig de huid te laten controleren en te instrueren
om bij twijfel een afspraak maken. Geef instructies aan de patiënt betreffende
'veranderende' moedervlekken.
Dysplastisch nevus syndroom
(FAMMM syndroom)• Personen waarbij de diagnose
DNS syndroom of FAMMM-syndroom is gesteld op
grond van de familie-anamnese (melanoom voorkomend bij twee eerstegraads familieleden
of bij drie familieleden ongeacht de graad) of d.m.v. DNA onderzoek (p16 mutatie),
en personen die (tot in de tweedegraads familieverwantschap) deel uitmaken van
een familie waarbij de diagnose
FAMMM-syndroom
is gesteld wordt dwingend geadviseerd om 1 keer per jaar de huid te laten inspecteren.
Melanoom De richtlijn melanoom nacontrole is in
2008 versoepeld in de zin dat voor dunne melanomen het nieuwe advies is dat
nacontrole door de dermatoloog niet meer nodig is. De reden daarvoor is dat
de overlevingskans de 100% benadert, dat patiënten zelf vergrote lymfklieren
meestal eerder en beter opmerken dan de dokter, en bovendien na een instructie
ook goed in staat zijn om nieuwe laesies of veranderingen op te merken en ermee
naar de huisarts te gaan. Gezien deze argumenten is de controle dus feitelijk
overbodig. In 2017 is de duur van de controle beperkt tot 5 jaar (voorheen werd
voor melanomen > 2 mm 10 jaar nacontrole aanbevolen).
Het huidige advies
in de richtlijn voor dunne melanomen is als volgt:
Breslow-dikte
tot en met 1 mm:• Eenmalig controlebezoek een maand na de behandeling
van een primair
melanoom.
De patiënt kan
dan zijn of haar vragen stellen en geïnstrueerd worden voor zelfonderzoek (zie
de folder
zelfonderzoek na melanoom). Er wordt aan de patiënt uitgelegd dat verdere
controle door de dermatoloog de kans op genezing niet verbetert. De patiënt
wordt geadviseerd om op korte termijn een afspraak te maken bij de huisarts
of bij de dermatoloog indien er nieuwe moedervlekken ontstaan, of veranderingen
in bestaande moedervlekken, of indien gezwollen lymfekliertjes worden opgemerkt.
Conform de landelijke richtlijn is het dus niet nodig om daarna verdere
nacontroles af te spreken. De letterlijke formulering is:
- Verdere controle
kan desgewenst plaatsvinden in het kader van begeleiding, controle op eigen
handelen, onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
- De frequentie en de
uitgebreidheid van het onderzoek worden dan bepaald door de gestelde eisen.
De algemene formulering in de richtlijn geeft de vrijheid om zelf een bepaald
controle schema af te spreken voor dunne melanomen, afgestemd op de lokale situatie
en op de behoefte van de patiënt. Zo kan men bijvoorbeeld aan ongeruste patiënten
de optie bieden om toch onder controle te blijven, bijvoorbeeld 1-2 keer per
jaar gedurende 3 tot 5 jaar.
• Patiënten die niet in staat zijn om zich
zelf adequaat te controleren, door lichamelijke of verstandelijke handicaps
of slechtziendheid krijgen een controleschema van 2 keer per jaar gedurende
3 jaar.
• De ingeperkte controle voor dunne melanomen is alleen van toepassing
op patiënten met een solitair melanoom in afwezigheid van multipele dysplastische
naevi. Zijn er veel (meer dan 5) dysplastische / klinisch atypische naevi aanwezigheid
dan treedt het advies in wat daar bij hoort: minimaal 1 x per jaar controleren,
levenslang.
Samenvatting beleid bij melanoom:
Breslow-dikte tot en met 1 mm:• Controle na 1 maand.
Controleer litteken en omgeving, inspecteer gehele huid, palpeer lymfeklieren.
Bespreek vragen patiënt.
• Daarna ontslag uit controle indien de patiënt
in staat wordt geacht zelf de huid te kunnen controleren
• Patiënten die
dat niet zelf kunnen controleren 2 keer per jaar gedurende 3 jaar
• Instructie
/ uitleg aan patiënt: vaste controle is overbodig, maak wel zelf op korte termijn
een afspraak bij huisarts of dermatoloog bij
nieuwe moedervlekken / veranderingen
in bestaande moedervlekken / gezwollen lymfekliertjes
Breslow-dikte
meer dan 1 mm:• 1e jaar: 1 keer per 3 maanden controle;
• 2e
jaar: 1 keer per 6 maanden controle;
• 3e tot en met 5e jaar: 1 keer per
jaar controle.
Melanoma in situGeen nacontrole
nodig.
M. Dubreuilh (lentigo maligna)In het
klassieke geval betreft dit een
in situ melanoma
en is er geen nacontrole nodig. Soms is er toch in een deel van de laesie verticale
groei. In dat geval beschouwen als gewoon melanoom (lentigo maligna melanoma),
de Breslow index bepaalt de nacontrole (zie onder melanoom).
Maligne cutane lymfomen (myosis fungoides)In principe schema
3 hanteren. De follow-up is ook na het 10e jaar wenselijk. Soms levenslang controleren.
Afhankelijk van de oorspronkelijke uitbreiding (alleen huid? lymfeklieren? etc.)
zal het controleschema geïndividualiseerd moeten worden. Het fysisch onderzoek
uitbreiden: naast de huid ook steeds de klierstations (niet alleen "regionaal"!)
palperen. Ook palpatie van lever en milt. Een X-thorax is niet noodzakelijk.
Bij dubieuze klierbevindingen: klierextirpatie.
Hematologisch bloedbeeld
en leverfuncties: aanvankelijk 2x/jaar, na het 5e jaar 1x/jaar.
Xeroderma pigmentosumControles minimaal 2 x per jaar. Levenslang
controleren. Bij maligniteiten hanteert men de betreffende schema's.
Zeldzame maligniteiten Voorbeelden: adnextumoren, Kaposi
sarcoom, Merkelcel carcinoom, etc.
Individualiseren naar gelang van de agressiviteit
van de tumor. Voor Merkelcelcarcinoom bijvoorbeeld schema 3 aanhouden.
Referenties
1. |
Telfer NR, Colver GB, Bowers PW. Guidelines
for the management of basal cell carcinoma. British Journal of Dermatology
1999;141:415-423. |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.