Een
epidermale naevus is een benigne aandoening, voorkomend
bij circa 1 op 1000 personen, waarbij onderdelen van de epidermis door celgroei
toenemen in grootte. Het zijn hamartomen van ectodermale origine. Ze zijn vanaf
de geboorte of vroege kinderjaren aanwezig. Vaak in een lineair patroon of volgens
de
lijnen van Blaschko, soms solitair of
gegroepeerd. De naevi variëren in kleur van huidkleurig tot licht of donkerbruin
en kunnen ook gehypopigmenteerd zijn, ze kunnen vlak zijn (macula) of verheven,
en een fluweelachtig of verruceus of schilferend oppervlak hebben. Bij het ouder
worden worden ze vaak dikker, meer verruceus en donkerder. Sommige varianten
gaan alleen uit van keratinocyten (keratinocytic or nonorganoid epidermal nevi),
andere kunnen ook bestaan uit adnexale componenten zoals haarzakjes en zweetklieren
(organoid epidermal nevi). Bij een deel van de epidermale naevi wordt een genetisch
defect aangetroffen, meestal een mutatie in het FGFR3 gen dat codeert voor de
fibroblast growth factor receptor 3. Dit is bij circa 30% van de personen met
epidermale naevi het geval. Het gevolg is dat deze receptor altijd aan staat
waardoor celgroei optreedt.
|
|
lineaire
epidermale naevus |
lineaire
epidermale naevus |
|
|
lineaire
epidermale naevus |
lineaire
epidermale naevus |
Epidermale naevi komen
geïsoleerd
voor, zonder afwijkingen in andere organen, maar ze kunnen ook voorkomen in
het kader van een
syndroom waarbij ook andere organen
aangedaan zijn zoals botten, ogen, of hersenen. In dat geval wordt het een
epidermaal naevus syndroom genoemd. De frequentie
daarvan bij patiënten met epidermale naevi is niet precies bekend. Schattingen
uit retrospectieve studies lopen uiteen van 8% (Vidauri, 2004) tot 30% (Rogers,
1989). Het eerste epidermal nevus syndrome (ENS) is beschreven door Schimmelpenning.
Dit omvatte een
naevus sebaceus en neurologische
afwijkingen (epilepsie, mentale retardatie) en staat onder diverse namen bekend
(Solomon syndroom, Schimmelpenning syndroom, Feuerstein-Mims syndroom,
Schimmelpenning-Feuerstein-Mims
syndroom, epidermal nevus syndrome, linear sebaceous nevus (LSN) syndrome,
organoid nevus phacomatosis). Er zijn diverse verschillende epidermale naevus
syndromen beschreven, en van een groeiend aantal is ook het gendefect bekend.
epidermale naevus: |
epidermale naevus syndroom: |
afwijkingen: |
lineaire naevus sebaceous (LNS) |
Schimmelpenning-Feuerstein-Mims syndroom |
hersenafwijkingen, coloboma, lipodermoid conjunctiva |
lineaire naevus comedonicus
(NC) |
naevus comedonicus syndroom |
cataract |
lineaire epidermale naevus (LEN) |
linear epidermal nevus syndroom |
coördinatiestoornissen, insulten, retardatie, intracraniële
lipomen |
inflammatory linear verrucous epidermal
nevus (ILVEN) |
ILVEN syndroom |
oogafwijkingen, skeletafwijkingen, hersenafwijkingen |
|
|
ILVEN |
lineaire
epidermale naevus |
|
|
lineaire
epidermale naevus |
epidermal
nevus syndrome |
Andere syndromen waarbij epidermale naevi kunnen voorkomen zijn
Proteus syndroom, congenital hemidysplasia
with ichthyosiform nevus and limb defect, phakomatosis pigmentokeratotica (multipele
organoïde epidermale naevi, vooral sebaceous, speckled lentiginous nevus, skeletafwijkingen,
neurologische afwijkingen),
naevus van Becker,
Cowden syndroom.
Epidermale naevus syndromen: |
- Schimmelpenning syndroom - Nevus comedonicus syndroom
- CHILD syndrome - Phakomatosis pigmentokeratotica - Angora
hair nevus syndroom - Becker nevus syndroom - Proteus syndroom
- Type 2 segmental Cowden disease - Garcia-Hafner-Happle syndroom |
Voorbeelden van epidermale naevi:- epidermale
naevus z.n.s.
-
epidermolytische
epidermale naevi (geassocieerd met KRT1- of KRT10-mutaties)
-
papillomatous soft
epidermal naevus (klinisch lijkend op papillomateuze naevus of verrucae
seborroica)
-
naevus verrucosus (hard
aanvoelende, soms lineaire hyperkeratotische laesies, klinisch lijkend op verrucae,
littekenweefsel, nummulair eczeem)
-
naevus verrucosus unius lateris
(bizarre langs
lijnen van Blaschko verlopende
papillomateuze en hyperkeratotische laesies)
-
ILVEN (persisterende jeukende lineaire erythemato-papulo-squameuze
of hyperkeratotische psoriatiforme laesies)
-
keratosis areolae mammae neviformis
(Otto), een geel-grijze hyperkeratose in de areola.
-
acantholytische
dyskeratotische epidermale naevi (geassocieerd met ATP2A2-mutaties)
-
phakomatosis
pigmentokeratotica (geassocieerd met KRAS- en HRAS-mutaties)
|
Blaschko
lijnen |
Therapie:Bij uitgebreide epidermale naevi wordt
er meestal niets gedaan omdat het te behandelen oppervlak te groot is. Bij ILVEN
(inflammatoire lineaire verruceuze epidermale naevus) kan Dermovate zalf of
crème mogelijk iets doen, evenals calcipotriol. Volgens case-reports kunnen
epidermale naevi ook behandeld worden met keratolytica (tretinoïne crème 0.05%
FNA), cignoline en podophylline; of een combinatie van tretinoïne crème 0.05%
FNA 2 dd en Efudix (fluorouracil) crème 1 dd onder occlusie. Kleinere lineaire
naevi kunnen worden behandeld met excisie, dermabrasie, cryotherapie, elektrocoagulatie
of een ablatieve laser (Q-Switched laser, Argon of CO2 laser).
|
|
Lineaire naevus behandeld met elektrocoagulatie |
Referenties
1. |
Rogers M, McCrossin I, Commens C. Epidermal
nevi and the epidermal nevus syndrome. A review of 131 cases. J
Am Acad Dermatol 1989;20(3):476-488. |
2. |
Zvulunov A, Grunwald MH, Halvy S. Topical
calcipotriol for treatment of inflammatory linear verrucous epidermal
nevus. Arch Dermatol 1997;133(5):567-568. |
3. |
Golitz LE, Weston WL. Inflammatory linear
verrucous epidermal nevus. Association with epidermal nevus syndrome.
Arch Dermatol 1979;115(10):1208-1209. |
4. |
Vidaurri-de la Cruz H, Tamayo-Sanchez L,
Duran-McKinster C, de la Luz Orozco-Covarrubias M, Ruiz-Maldonado
R. Epidermal nevus syndromes: clinical findings in 35 patients.
Pediatr Dermatol 2004;21(4):432-439. |
5. |
Garcia-Vargas A, Hafner C, Perez-Rodriguez
AG, et al. An epidermal nevus syndrome with cerebral involvement
caused by a mosaic FGFR3 mutation.Am J Med Genet A 2008;146A(17):2275-2279. |
6. |
Happle R. How many epidermal nevus syndromes
exist? A clinicogenetic classification. J Am Acad Dermatol 1991;25(3):550-556. |
7. |
Hodge JA, Ray MC, Flynn KJ. The epidermal
nevus syndrome. Int J Dermatol 1991;30(2):91-98. |
8. |
Happle R. The group of epidermal nevus syndromes
Part I. Well defined phenotypes. J Am Acad Dermatol 2010;63(1):1-22.
PDF |
9. |
Happle R. The group of epidermal nevus syndromes
Part II. Less well defined phenotypes. J Am Acad Dermatol 2010;63(1):25-30.
PDF |
10. |
Brandling-Bennett HA, Morel KD. Epidermal
Nevi. Pediatric Clinics 2010;57:1177-1198.
PDF |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.