Onder
prurigo wordt doorgaans verstaan een
huidafwijking gekenmerkt door de aanwezigheid van (sterk) jeukende
papels,
papulovesikels,
urticariële papels, of persisterende
noduli en
nodi.
Daarnaast zijn in wisselende mate krabeffecten aanwezig: excoriaties,
erosies, ulceraties, crustae, littekens, en lichenificatie. Secundaire
infectie kan optreden. Er zijn verschillende indelingen in gebruik, zoals
prurigo parasitaria en non-parasitaria; prurigo acuta, subacuta en chronica;
en prurigo infantum, prurigo adultorum en prurigo senilis. Deze indelingen bevorderen het
overzicht echter niet.
Prurigo infantum oftewel
strophulus is een
acute uitbarsting van sterk jeukende seropapeltjes, vaak omgeven door een
erythemateuze hof, op romp en extremiteiten. In het centrum kan zich ook een
vesikel of bulla vormen (strophulus bullosa). Het erytheem verdwijnt binnen
enkele uren, maar er persisteert een jeukende, geïndureerde en vaak
geëxcorieerde papel. Het wordt vooral gezien bij kinderen tussen 2 en 8
jaar, en vooral in de zomer en herfst. Het kan bij één aanval blijven, maar
ook recidiverend of chronisch verlopen. Hoewel absolute zekerheid ontbreekt,
is de meest waarschijnlijke oorzaak een overgevoeligheidsreactie op
insektenbeten (mijten, vlooien, steekvliegjes, muggen). Daarnaast wordt door
sommigen gedacht aan voedingsallergieën. Het is bekend dat bij
voedingsallergie een acute papuleuze of papulovesiculeuze eruptie kan
ontstaan. Deze reactie is echter vluchtig van aard, strophulus niet.
Bij
prurigo subacuta ontstaan hevig jeukende 1-5 mm grote papels met
centraal induratie of vesikelvorming, vooral op de strekzijde van de
bovenarmen, de bovenbenen, de rug, en de borst. De lesies worden snel
opengekrabd en laten atrofische gehyperpigmenteerde littekens achter.
Prurigo chronica wordt gekenmerkt door persisterende hevig jeukende papels
en noduli, vaak geëxcorieerd, soms met hyperkeratose en lichenificatie.
Als oorzaken van subacute en chronische prurigo worden vrijwel dezelfde
afwijkingen genoemd als bij pruritus sine materia. Het is daarom
waarschijnlijk dat bij sommige vormen van pruritis op den duur (door krabben
of spontaan) prurigopapels of noduli ontstaan. Bij
prurigo nodularis van
Hyde ontstaan multipele solide noduli van 0.5 tot 3 cm grootte, meestal op
de strekzijden van de extremiteiten, die extreem jeuken en zeer
therapieresistent zijn. De etiologie is duister. Vele therapievormen worden
met wisselend succes geprobeerd, waaronder sterke steroïden (eventueel in
combinatie met teer), zonodig onder occlusie of intralesionaal, verder
cryotherapie, coagulatie of excisie van grote noduli, zachte röntgenstralen,
PUVA-therapie, afdekken met zinklijmverband, antihistaminica, pimozide, en
thalidomide. De term
Prurigo simplex (parasitaria) wordt gebruikt voor
prurigo papels en noduli t.g.v. epizoönosen.
Prurigo Besnier is een vorm van
constitutioneel eczeem waarbij (tijdelijk) jeukende noduli en papels het
beeld domineren.
Prurigo circumscripta (
lichen simplex chronicus) wordt
gekenmerkt door hevige jeuk in een omschreven gebied, met bepaalde
voorkeurslokalisaties (nek, strekzijde onderarmen en scheenbenen, binnenkant
dij, sacraal, perianaal, scrotum, vulva), waarbij ten gevolge van krabben
een sterk gelichenificeerde lesie ontstaat. Lichen simplex chronicus wordt
doorgaans met sterke steroïden behandeld, zonodig onder occlusie.
Zie verder onder:
-
prurigo
infantum / strophulus-
prurigo acuta
-
prurigo subacuta-
prurigo
nodularis-
prurigo simplex (prurigo
parasitaria)
-
prurigo Besnier-
lichen simplex chronicus
(prurigo circumscripta)-
picker's nodule
-
prurigo solaris-
prurigo pigmentosa-
pruritus
-
anti-pruriginosa
Auteur(s):
dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, AMC, Amsterdam.