Perianaal eczeem wordt net als andere eczemen klinisch
onderverdeeld in acuut, subacuut en chronisch eczeem. Door de intertrigineuze
lokalisatie kan het klinisch aspect echter enigszins afwijkend zijn. Schilfering
staat minder op de voorgrond dan bij andere eczeem-lokalisaties en is doorgaans
het meest uitgesproken aan de rand van het eczeem. Bij chronisch peri-anaal
eczeem heeft de lichenificatie een radiair aspect door het verloop van de perianale
huidplooien en de rima ani, waarop weer secundaire excoriaties, rhagaden, gemacereerde
witte gebieden van hyperkeratose en (postinflammatoire) pigmentverschuivingen,
zoals hypo- en hyperpigmentaties aanwezig zijn. De term
pruritus ani wordt gebruikt bij perianale jeuk
zonder duidelijk zichtbare afwijkingen.
![Peri-anaal eczeem, eczema ani (klik op foto voor vergroting) [bron: fotoarchief] Peri-anaal eczeem, eczema ani](../../../afbeeldingen/perianaal-eczeem-1z.jpg) |
![Peri-anaal eczeem, eczema ani (klik op foto voor vergroting) [bron: fotoarchief] Peri-anaal eczeem, eczema ani](../../../afbeeldingen/perianaal-eczeem-2z.jpg) |
perianaal
eczeem |
perianaal
eczeem |
Orthoergisch (irritatief, toxisch) contacteczeema)
faecale soiling bij trechteranus, sterke beharing, onvoldoende anale hygiëne,
sfincterdysfunktie of uitwendige anatomische onregelmatigheden zoals marisken,
waartussen faecesresten achterblijven. In faeces bevinden zich diverse irritantia,
zoals spijsverterings- en bacteriële enzymen en onverteerde voedingsbestanddelen.
b) inwerking van proteolytische enzymen en/of pro-inflammatoire mediatoren bij
hypersecretie van de anorectale mucosa. Dit kan optreden bij haemorrhoiden;
bij proctitis door infectie (gonorroe, Chlamydia, herpes, HPV, inwendige condylomata
acuminata danwel de daarop gerichte therapie (o.a. Efudix), candidiasis); door
voedingsbestanddelen (sambal, koffie, alcohol); bij colitis ulcerosa en morbus
Crohn, fistels, fissuren of abcessen, cryptitis, prolaps, tumoren, bestraling;
bij obstipatie, soms gepaard met paradoxale diarree, en bij laxantia-abusus.
Ook bij excessieve vaginale fluor kan perianaal eczeem optreden.
c) overmatig
gebruik van zeep of andere uitwendige irritantia. Cave gebruik van commercieel
verkrijgbare ontsmettingsvloeistoffen met chloorhexidine, chloorxylenol of povidon-jood.
Deze stoffen kunnen irriteren en soms ook sensibiliseren.
d) transpiratie-vocht,
met name in combinatie met overgewicht (diabetes) en/of lichamelijke inspanning,
waarbij door wrijving, maceratie en een alkalisch milieu beschadiging van het
anoderm optreedt. Voor deze vorm van orthoergisch eczeem wordt de term
intertrigo gebruikt.
Dikwijls vindt men bij deze patiënten in de liezen, submammair en axillair vergelijkbare
afwijkingen, met in de plooien gelegen fissuren ("smetten"). Soms, maar niet
altijd, is er overgroei van Candida albicans (satellietlaesies, schilferkraagrand,
pusteltjes).
e) minder frequente oorzaken, zoals diarree, oxyuriasis, Giardia,
abnormale darmflora t.g.v. bepaalde antibiotica.
Allergisch contacteczeem
Hierbij is sprake van een T-lymfocyt-gemedieerde vertraagd-type (Type IV volgens
Gell & Coombs) immunologische reactie op een allergeen, waarvoor de patiënt
in het verleden gesensibiliseerd is geraakt. Het aantal patiënten met onbegrepen
eczema ani, waarbij epicutaan allergologisch onderzoek een relevante contactallergie
aan het licht brengt, is laag. Beruchte perianale allergenen als Kathon CG (conserveermiddel
in vochtige toiletdoekjes, nu grotendeels vervangen), ethyleendiamine en neomycine
(emulgator resp. antibioticum in Mycolog crème) worden bij plakproeven nog wel
regelmatig als immunologisch litteken gevonden ten gevolge van gebruik in het
verleden, maar hebben zelden relevantie voor het huidige klachtenpatroon. In
het algemeen kan, bij vermoeden op contactallergie, worden volstaan met het
epicutaan testen van de
europese
standaardreeks, aangevuld met het toenemend gebruikte conserveermiddel methyldibromoglutaronitrile
(Euxyl K 400) en zonodig de
indicatorstoffen
voor corticosteroïd allergie, tixocortol-21-pivalaat en budesonide.1,2 Er
zijn ook aanvullende
proctologie reeksen
ontwikkeld, maar het is niet zeker of het zin heeft dit routinematig in te zetten.
Het is beter om via een goede anamnese uit te zoeken welke producten de patiënt
gebruikt en dan gericht te testen met deze producten zelf of met relevante bestanddelen
uit de
medicamenten-,
vehicula- of
conserveermiddel-reeksen.
Perianaal eczema seborrhoicumVraag en zoek bij perianaal
eczeem altijd naar de andere bekende voorkeurslokalisaties van
seborrhoisch eczeem.
Perianaal eczeem bij atopie/constitutioneel eczeemHierbij
wordt het klinisch beeld vaak gedomineerd door pruritus ani, excoriaties en
lichenificatie, terwijl het erytheem meevalt. Kan zich uitbreiden naar scrotum
resp. perivulvair en is dan klinisch in feite niet te onderscheiden van anogenitale
lichen simplex chronicus. Atopie kan met bloedonderzoek worden vastgesteld (totaal
IgE + RASTpakket A, op indicatie ook voedingsallergenen).
Overige
vormenBijvoorbeeld combinaties van oorzaken, zoals seborrhoisch
+ orthoergisch eczeem, of 2-fasen contacteczeem, waarbij chronische irritatie
aan de sensibilisatie voor topicale middelen is voorafgegaan en deze mogelijk
heeft vergemakkelijkt.
Tenslotte kan psychogene/onbegrepen pruritus ani via
habitueel krabben secundair afwijkingen van het anoderm geven, die imponeren
als eczeem of
lichen simplex chronicus.
Differentiële Diagnose van perianale dermatitis:Orthoergisch
(irritatief, toxisch) contacteczeem, allergisch contacteczeem, atopisch eczeem,
perianale
Candidiasis,
seborroisch
eczeem,
psoriasis inversa,
perianale streptokokken infectie,
enterobius vermicularis,
lichen planus,
lichen sclerosus, dermatomycosis of
cellulitis,
erythrasma,
M. Bowen,
extramammaire
M. Paget,
M. Hailey-Hailey,
acrodermatitis enteropathica
en acidemia, inflammatoire darmziekten,
necrolytic migratoir erytheem,
histiocytosis X, sexueel
misbruik.
Therapie:Onderliggende kwalen behandelen:
bandligatie bij
haemorrhoiden
of mucosa prolaps, excisie van grote
marisken,
etc. Bij obstipatie adviezen aangaande gebruik van voedingsvezels en voldoende
vocht. Ondersteunend z.n. volumevergrotende laxantia, bijv. op basis van psylliumzaad
(Metamucil, Volcolon). Bij Efudix-irritatie kunnen Salofalk zetpillen van nut
zijn.
Bij acuut/nattend eczeem: R/ Zinkoxidesmeersel
FNA. Eventueel met 5% sulphur praecipitatum.
R/ hydrocortison 1% of triamcinolon
0.1% crème of component in bovengenoemde zinkolie verwerkt.
R/ Locoid crelo
of Topicorte lotion
Bij duidelijke infectieuze component kortdurend:
R/ triamcinolon 0.1% in chloorhexidine crème 1% FNA.
Bij verdenking
op Candida overgroei:R/ Loprox (ciclopirox 1%) crème, tube
à 30 g, of een andere imidazol crème (zie onder
lokale antimycotica),
gevolgd
door een van bovengenoemde dermatica
R/ Daktacort of triamcinolon 0.1% in
miconazol 2% crème. Zonodig systemische antimycotica.
Bij subacuut/chronisch
eczeem:R/ triamcinolon 0.1% in zinksulfaat vaselinecrème FNA
(cremor zinci sulfati vaselini FNA).
Liefst in puls van 4 dagen, afgewisseld
met dezelfde basis zonder TAC 0.1%.
In zijn algemeenheid bevallen minder
vette zalven beter dan vettere. Vette zalven zoals vaseline album kunnen wel
als bescherming gebruikt worden bij orthoergisch contacteczeem.
Bij voorkeur
geen klasse III/IV corticosteroiden gebruiken, tenzij kortdurend, b.v. om een
vicieuze cirkel te doorbreken bij habitueel krabgedrag. Terughoudendheid is
gewenst bij het voorschrijven van mogelijk sensibiliserende middelen zoals topicale
anaesthetica, antihistaminica en antibiotica, alsmede therapeutica die allergene
conserveermiddelen bevatten (cave anti-haemorrhoidale zetpillen, crèmes of zalven).
Algemene adviezen voor anale hygiëne: Katoenen onderbroeken dragen. Perianaal
geen zeep gebruiken, maar na elke stoelgang lauw water middels washand, douche-kop,
'Indische fles' of bidet (er zijn inbouw bidets in de handel, die op elk toilet
passen). Neutraal ongekleurd en zacht toiletpapier gebruiken, geen vochtige
toiletdoekjes of geparfumeerde produkten.
Referenties
1. |
De Groot AC, et al. Methyldibromoglutaronitrile
is an important contact allergen in The Netherlands. Contact Dermatitis
1996;34:118-120. |
2. |
Boffa MJ, et al. Screening for corticosteroid
contact hypersensitivity. Contact Dermatitis 1995;33:149-151. |
Auteur(s):prof.dr. R. Hoekzema, dermatoloog, VUMC
Amsterdam.