Pasgeborenen kunnen direct na de geboorte of in de eerste week al direct onder
de pustels zitten. Meestal gaat het om de self-limiting aandoening erythema toxicum neonatorum, dat bij circa 30% van de pasgeborenen
voorkomt. Maar ook acneïforme erupties en vesiculopustuleuze infecties kunnen
ontstaan.
Erythema toxicum neonatorum is een goedaardige, vaak
voorkomende (circa 30% van pasgeborenen) en vanzelf voorbijgaande pustuleuze
eruptie bij neonaten. Het ontstaat in de eerste 2 weken, meestal 1-3 dagen na
de geboorte. Klinisch zijn er 1-2 mm grote pusteltjes, papeltjes en kleine erythemateuze
macula. Ze kunnen over het hele lichaam zitten, met een voorkeur voor het gezicht,
de romp, bovenarmen en billen. Niet op handpalmen of voetzolen. Het kunnen er
enkele zijn of honderden. De baby heeft er weinig last van, is niet ziek. Het
duurt enkele dagen tot weken, daarna verdwijnt het weer zonder littekens achter
te laten. De oorzaak is onbekend. Men denkt aan een niet specifieke reactie
op allerlei allergenen in de omgeving, waaronder bacteriën en gisten en verzorgingsproducten.
De pusteltjes zitten vol met eosinofiele granulocyten,
het aantonen daarvan in een diff-quick bevestigt de diagnose. Er worden geen
bacteriën of gisten (Pityrosporum) gezien in het preparaat, en de
KOH en eventuele kweken op bacteriën
en gisten zijn negatief. In het bloed kan ook eosinofilie aanwezig zijn. Een
biopt is niet nodig, de diagnose kan worden gesteld op het klinisch beeld plus
zonodig een direct preparaat (diff-quick).
Erythema toxicum neonatorum
wordt zelden doorverwezen naar dermatologen omdat het vaak al door de kraamverpleegkundige
wordt herkend en uitgelegd aan de ouders.
Transiente neonatale pustulaire melanosis lijkt sterk
op erythema toxicum neonatorum. Vanaf de geboorte zijn pustels, vesikels, of
vesiculopustels aanwezig die snel kapot gaan en een kleine
collerette kunnen achterlaten. Het verschil
is dat de pusteltjes neutrofiele granulocyten bevatten in plaats van eosinofielen,
dat het vooral voorkomt bij de gepigmenteerde huid (gemiddeld 5% bij gepigmenteerde
huid en 1% bij niet gepigmenteerde huid), en dat er gepigmenteerde macula kunnen
achterblijven (postinflammatoire hyperpigmentatie). Soms zijn alleen de macula
aanwezig bij de geboorte, men neemt aan dat het vesiculopustuleuze stadium dan
in utero is gepasseerd. Het beeld is niet zeldzaam (in gepigmenteerde huid soms
tot 10% van de pasgeborenen) maar is pas in 1976 voor het eerst beschreven en
nog niet doorgedrongen tot alle diagnose-lijsten, danwel het wordt onder erythema
toxicum neonatorum geschaard.
Transient neonatal
pustular melanosis kan over het hele lichaam voorkomen inclusief handpalmen
en voetzolen, maar zit vooral op het gezicht (voorhoofd, kin, achterkant oren),
nek, romp, billen en dijen. Het gaat vanzelf over, meestal binnen 2 weken, maar
de pigmentvlekjes die kunnen achterblijven trekken pas na weken tot maanden
weg. De oorzaak is onbekend. De diagnose wordt gesteld op het klinisch beeld,
eventueel aangevuld met een direct preparaat (diff-quick)
en kweken op bacteriën en gisten. Een biopt is niet nodig, maar histologisch
ziet men intra- of subcorneale pusteltjes met neutrofiele granulocyten.
Neonatale acne (acne neonatorum) is een acneïforme
eruptie inclusief comedonen, bij de neonaat. Het begint
meestal later dan erythema toxicum neonatorum of
transiente pustuleuze melanosis, namelijk enkele weken
na de geboorte. Neonatale acne verdwijnt
vanzelf weer na enkele (1-3) maanden zonder littekens achter te laten. Het zit
vooral op het hoofd (voorhoofd en wangen), en naast multipele folliculaire pustels
en papels zijn er ook comedonen en een inflammatoire component (erythemateuze
papels). De oorzaak is niet precies bekend, gedacht wordt aan een acneïforme
eruptie ten gevolge van androgene hormonen die afkomstig zijn nog van de moeder,
of die geproduceerd worden door het kind zelf. Acne kan ook veel later beginnen
op de leeftijd 1.5-2 jaar; op die leeftijd wordt vaak de term acne
infantum gebruikt en moet men bedacht zijn op hormonale stoornissen
bij het kind.
acne neonatorum
In sommige leerboeken wordt acne neonatorum beschouwd als een overkoepelend
begrip voor pusteltjes bij neonaten, verder onder te verdelen in erythema toxicum
neonatorum, met veel eosinofielen in de pusteltjes, neonatal cephalic
pustulosis, wat waarschijnlijk hetzelfde is als een Pityrosporon
folliculitis, en acne infantum, pas later na de geboorte beginnend en gekenmerkt
door folliculaire papels, pustels en comedonen, vooral in het gelaat, en waarschijnlijk
ontstaan ten gevolge van maternale androgenen.
Therapie: Omdat het vanzelf
over gaat is behandeling van neonaten meestal niet nodig. In ernstige gevallen
kunnen eventueel benzoylperoxide of erytromycine 2% lotions worden gebruikt.
Neonatal cephalic pustulosis is een aandoening bestaande
uit pusteltjes bij de neonaat, vanaf de geboorte of in de eerste 2-3 weken,
vooral in het gelaat (kin, wangen en voorhoofd, soms ook oogleden), die
wordt veroorzaakt door een overgroei van Pityrosporon (Malassezia
spp). In feite zou men dit ook een neonatale Pityrosporum folliculitis
kunnen noemen. De pustels kunnen echter zowel folliculair als niet-folliculair
zijn. De diagnose wordt aannemelijk bij het aantreffen van veel gisten in een
direct preparaat (diff-quick), waarbij ook
neutrofiele leukocyten aanwezig zijn en niet een dominant eosinofiel infiltraat
zoals bij erythema toxicum neonatorum. Andere symptomen gerelateerd aan Malassezia
zoals berg (seborroisch eczeem) kunnen aanwezig zijn.
Therapie: Meestal is geen behandeling
nodig, gaat vanzelf over. Het kan eventueel worden behandeld met lokale antimycotica,
maar het is verstandig om daar terughoudend mee te zijn in de eerste levensweek,
bij een aandoening die ook vanzelf overgaat. R/ ketoconazol crème 1-2 dd
gedurende enkele dagen.
Miliaria is de term voor een jeukende voorbijgaande
eruptie van heldere vesikels veroorzaakt door afsluiting van de uitvoergangen van
de zweetklieren, vaak in combinatie met overmatig zweten. Milaria crystallina
(L74.1) is de meest voorkomende vorm. Hierbij is de afvoergang geruptureerd of geblokkeerd
op het niveau van het statrum corneum. Er zijn kristalheldere vesikels te zien die
als druppels op de huid lijken te liggen. Het komt het meest voor op de romp en
het voorhoofd. Bij miliaria rubra (L74.0) ontstaan 1-3
mm grote erythemateuze jeukende niet-folliculaire papeltjes, vesikels of pusteltjes.
De blokkade is intra-epidermaal en er is een ontstekingsreactie rond de verstopte
zweetklier afvoergang.
miliaria cristallina
miliaria cristallina
miliaria cristallina
Miliaria ontstaat door overmatig zweten
bij warme omstandigheden (warme omgeving (tropen), na
overmatig zonnen en sauna, bij koorts, te hoge kamertemperatuur, te warm aangekleed).
Vaak speelt er ook een (gedeeltelijke) blokkade van de
uitvoergangen mee. Bij neonaten wordt het vaak gezien, mogelijk omdat de afvoergangen
nog niet goed aangelegd of doorgankelijk zijn; ook worden babies en kleuters vaak
te warm aangekleed. Andere oorzaken van blokkade van zweetklierafvoergangen zijn
oedeem in de epidermis, huidziekten met parakeratose, schade door zonverbranding,
vette zalven, kleding, luiers, bepaalde chemicaliën).
De lichte vorm (miliaria
crystallina) behoeft geen behandeling. De ernstige vorm (miliaria
rubra, tropische rodehond, prickly heat), die voornamelijk in de tropen voorkomt,
wordt behandeld met rust, afkoeling, luchtige kleding en antipruriginosa (zie pruritus).
In tropische landen zijn verkoelende talkpoeders te koop tegen prickly heat.
Acropustulosis infantum (acropustulosis of infancy,
infantiele acropustulosis)
is een zeldzame vesiculo-pustuleuze eruptie waarbij sterk jeukende vesikels
en later steriele pusteltjes ontstaan op de handen en voeten (zowel ventraal
als dorsaal) en minder vaak op polsen, enkels en billen, proximale extremiteiten,
romp, voorhoofd en frontale scalp. Het is voor het eerst beschreven in 1979
door Kahn and Rywlin. De laesies beginnen als miliaire rode papeltjes die veranderen
in 1-4 mm grote discrete vesikeltjes die veranderen in pusteltjes. Erosies en
crustae op de dorsale zijden van handen, vingers en voeten worden beschreven.
Na 3-7 dagen blijven er schilferende gehyperpigmenteerde maculae achter. Kweken
zijn negatief. Soms wordt er een verhoogd percentage eosinofielen gevonden.
Het wordt vaker gezien bij jongetjes met gepigmenteerde huid. Eerste aanval
duurt 1 à 2 weken, daarna kan gemiddeld iedere 4 weken een recidief optreden.
Spontane genezing treedt op rond het 3e levensjaar. Het kan beginnen vanaf de
geboorte tot de leeftijd van 1 jaar met een spontane remissie zonder restverschijnselen
na 2-3 (3,5) jaar. Het wordt gesuggereerd dat het langer duurt als de ziekte
eerder begint. Het verloopt meestal met remissies en exacerbaties. De intervallen
(2-4 weken) tussen de aanvallen worden steeds groter (4-8 weken).
acropustulosis
infantum
acropustulosis
infantum
acropustulosis
infantum
De oorzaak is onbekend. Een hypothese is dat het gaat om een niet-specifieke
reactie van de huid bij gepredisponeerde patiënten op een specifieke stimulus
zoals infectie of infestatie. Scabies werd vroeger als mogelijke oorzaak gezien,
maar recente studies bevestigen dit niet. Man : vrouw verdeling 2:1. Door de
jeuk kunnen kinderen met infantiele acropustulosis rusteloos zijn, verdrietig,
geërgerd en ze kunnen een verminderde eetlust hebben. De slaap is vaak gestoord.
Het klinisch beeld van steeds terugkerende aanvallen van plantaire en palmaire
jeukende pusteltjes differentieert deze ziekte van de andere pustuleuze erupties
op deze leeftijd.
Diagnostiek: Lab is normaal (soms wat
eosinofilie), kweken zijn negatief, direct preparaat (diff-quick) toont vooral
neutrofielen, soms enkele eo's en geen micro-organismen.
PA:
intraepidermale of subcorneale pustel gevuld met polymorfonucleaire leukocyten
of een enkele eosinofiele granulocyt, soms aptotische keratinocyten.
Therapie: R/ sterke lokale corticosteroïden (klasse 3 en
4 steroïden). R/ dapson 1-2 mg/kg/dag in 2 doses (cave methaemoglobinaemia).
Omdat de aandoening op een gegeven moment spontaan overgaat wordt dit alleen
bij ernstige gevallen overwogen. R/ sulfapyridine (vrij toxisch sulfonamide).
Referenties
1.
Kahn G, Rywlin AM. Acropustulosis of infancy.
Arch Dermatol 1979;115:831-833.
2.
Dromy R, Raz A, Metzker A. Infantile acropustulosis.
Pediatr Dermatol 1991;8:284-287.