Neurosyfilis kan zich op vijf verschillenden manieren uiten:
1. |
asymptomatische neurosyfilis met liquorveranderingen |
2. |
acute aseptische meningitis |
3. |
meningovasculaire syfilis |
4. |
parenchymateuze syfilis na 5 tot 25 jaar, met: |
|
-tabes dorsalis en |
|
-paresis met een progressief dementerend beloop
(dementia paralytica) |
5. |
cerebrale gummata |
Verloop van de verschillende stadia van syphilis (
zie
ook onder lues)
Verschijnselen bij neuroluesDementia paralytica
en
tabes dorsalis komen nog maar zeer zelden voor
sinds de introductie van penicilline. Dat geldt ook voor de
Argyll
Robertson pupil. Dit is een kleine pupil die slecht of niet reageert
op licht, maar wel kleiner wordt als de patiënt kijkt naar een object dat dichtbij
is. Deze pupilafwijking kan door meerdere aandoeningen veroorzaakt (neurolues,
het syndroom van Adie, perifere neuropathie, trauma aan de oogzenuwen). Bij
syfilis zijn vaak beide ogen aangedaan. Nog wel komen voor
luesmeningitis
en
meningovasculaire lues. Dit zijn vroege manifestaties
van neurolues. Luesmeningitis geeft dezelfde symptomen als bacteriële meningitis,
maar dan met een subacuut beloop: hoofdpijn, verwardheid en meningeale prikkeling.
Hersenzenuwuitval komt hierbij ook vaak voor, vooral
van de nervi III, V en VIII. Meningovascualaire lues begint vaak met hoofdpijn,
neuropsychiatrische symptomen (manie, depressie, psychose of dementie) of duizeligheid,
waarna focale neurologische uitval optreedt (bijvoorbeeld een parese of afasie).
Andere presentaties van neurolues zijn bijvoorbeeld
oculaire lues
(uveïtis, visusstoornissen of dysfunctie van de nervus opticus), insulten (partieel,
gegeneraliseerd of myoclonus) en lues die beperkt blijft tot de hersenstam of
hersenzenuwen.
Indicatie voor lumbaalpunctie, wanneer moet er een lumbaalpunctie
worden gedaan?Een lumbaal punctie wordt verricht bij patiënten
met een positeve lues serologie (VDRL of TPHA) die verdacht worden van neurolues.
Bij klinische verdenking op neurolues:Als
er een neurologische klacht is die past bij neurolues zoals acute aseptische
meningitis, hersenzenuwuitval (n. III, VI, VII, VIII en otitis luetica), oculaire
syphilis (retinitis, uveitis, neuritis optica), meningovasculaire syphilis (thrombosen,
ischemie) of bij tertiare orgaanlues zoals tabes dorsalis (schietende pijnen,
achterstrengstoornissen), dementia paralytica, otitis, aortitis, cardiovasculaire
lues).
In geval van vroege lues (Lues I, lues II en lues
latens recens):Als na behandeling de VDRL niet snel genoeg
of helemaal niet daalt.
Als het goed is worden vroege lues patiënten gedurende
2 jaar volgend op de behandeling serologisch gecontroleerd: het eerste jaar:
3 maandelijks; het tweede jaar: 6 maandelijks. Ontslag uit controle volgt, indien
de VDRL na 2 jaar negatief is. Patiënten met een na 2 jaar nog bestaande positieve
VDRL, waarvoor geen verklaring is (geen herbesmetting) en patiënten waarbij
geen 4-voudige titerdaling van serum VDRL 12 maanden na behandeling van primaire
lues optreedt kunnen geadviseerd worden liquor-onderzoek te ondergaan. NB: Het
komt ook voor dat de titer niet daalt of erg langzaam zonder dat er sprake is
van neurolues.
In geval van lues latens tarda en lues latens
van onbepaalde duur, VDRL < 1:8:Er is een advies, maar
dat wordt niet consequent gevolgd, dat al deze patiënten 1 jaar nadat ze zijn
behandeld met 3 x 2,4 mE benzathinepenicilline een liquoronderzoek zouden moeten
ondergaan. Omdat het dalen van de titer in dit geval niet bruikbaar is (de titer
is al laag).
In geval van lues latens van onbepaalde duur
met een VDRL > 1:8:Als na behandeling met 3 x 2,4 mE benzathinepenicilline
i.m. de VDRL titer niet snel genoeg daalt.
Verder kan een lumbaalpunctie
worden overwogen als een bewezen lues behandeld is met een ander antibioticum
dan penicilline.
En om een asymptomatische neurolues bij HIV + met lues latens
tarda of lues van onbekende duur uit te sluiten.
Klachten
die kunnen passen bij neurolues- Gehoor- en visus klachten
-
Schietende pijnen
- Geheugenverlies
- Persoonsverandering
- Concentratieverlies
- Hoofdpijn
- Slapeloosheid
- Paranoia, wanen, insulten, emotionele labiliteit,
desoriëntatie (late verschijnselen)
Klinische verschijnselen
wijzend op neurolues- Pupil afwijkingen
- Argyll Robertson pupillen
(lichtstijf, wijd)
- Ataxie
- Peesreflex afwijkingen (m.n. enkel- en kniepees
reflexen verlaagd of afwezig)
- Moeizame spraak
- Expressieloos gezicht
- Tremoren (tong, gezicht, handen)
- Verslechterd handschrift
- Parestesieën
Wat moet er worden bepaald in de liquor?1. VDRL
kwantitatief (titer)
2. TPHA kwantitatief (titer) of FTA-ABS
3. aantal
mononucleaire cellen
4. totaal eiwit, albumine en eiwitspectrum
5. IgG
(IgG-albumine index) en IgM (IgM-albumine index) kwantitatief
Wat moet er worden bepaald in het bloed?1. VDRL kwantitatief
(titer)
2. TPHA kwantitatief (titer) of FTA-ABS
3. totaal eiwit, albumine
en eiwitspectrum
4. IgG (IgG-albumine index) en IgM (IgM-albumine index)
kwantitatief
Interpretatie van de uitslagen:
De diagnose neurolues wordt gesteld indien:
- TPHA- of FTA-ABS-test in liquor
positief
en:
- VDRL of RPR in liquor positief
-
of mononucleaire celreactie van > 10 cellen/mm³
(bij afwezigheid HIV, bij HIV > 20 cellen/mm³ aanhouden als grens)
Dit is de meest gebruikte, maar verschillende ziekenhuizen hanteren verschillende
andere secundaire criteria voor neurolues zoals:
De diagnose neurolues wordt
gesteld indien:
- TPHA- of FTA-ABS-test in liquor positief
en:
- VDRL of RPR in liquor positief
-
of mononucleaire
celreactie van > 10 cellen/mm³ (bij afwezigheid HIV, bij HIV > 20 cellen/mm³
aanhouden als grens)
-
of totaal-eiwitconcentratie
van > 0,55 g/l (bij afwezigheid HIV)
-
of TPHA-index >
4
-
of IgG-index > 0.6 (> 0.7)
-
of IgM-index > 0.05 (> 0.1)
-
of IgG-index > 0,70 of IgM-index > 0,10 en mononucleaire
cellen > 10/mm³
Volgens een
Europese syfilis richtlijn uit 2008 is er ook geen eenduidig criterium te
geven en wordt de diagnose neurolues gesteld op een combinatie van bovenstaande
liquor tests en de klinische verschijnselen.
Bij geconstateerde afwijkende
liquorwaarden indicatief voor neurosyfilis zal één jaar na behandeling en zonodig
daarna halfjaarlijks liquoronderzoek verricht worden tot de liquorwaarden zijn
genormaliseerd.
Patiënten met HIV ontwikkelen vaker en sneller oculaire lues
en neurolues dan patiënten zonder HIV. Serologische testen in liquor kunnen
negatief zijn bij HIV terwijl er toch neurolues is (fout negatieve RPR door
overmaat antigeen). HIV kan ook een verhoogde eiwitconcentratie en een verhoogd
celgetal veroorzaken.
BeeldvormingEen MRI laat bij
patiënten met vroege neurolues geen specifieke afwijkingen zien. Bij langdurige
bestaande neurolues kunnen wel afwijkingen worden gezien zoals cerebrale atrofie
van de temporaalkwab en de hippocampus, atrofie van de frontaalkwabben en dilatatie
van het ventrikelsysteem. Multifocale laesies door vasculitis, witte stof afwijkingen,
afname van cerebrale bloedflow en ischemische infarcten zijn ook beschreven.
Behandeling neuroluesR/ 24 miljoen E benzylpenicilline
G per dag (verdeeld over 6 giften van 4 miljoen E of per continue infusie) gedurende
14 dagen.
Antibiotica eventueel onder prednison geven (1e dag 50 mg 30 min
voor eerste gift, 2e dag 1-2 dd 25 mg) ter voorkoming van Jarish-Herxheimer
reactie.
B
ij overgevoeligheid:R/ doxycycline 2 dd
200 mg gedurende 28 dagen. Niet bij zwangeren, daarbij
penicilline desensisitatie
overwegen of behandelen met erytromycine.
R/ ceftriaxon 2 gram intraveneus
of intramusculair gedurende 10 dagen.
R/ erytromycine 4 dd 500 mg gedurende
30 dagen.
Na behandeling hoort de VDRL te dalen, de TPHA blijft meestal
gelijk of daalt heel langzaam. Als de titers van de VDRL (of RPR) stijgen heeft
de therapie gefaald of is er een herinfectie. De meeste meningitissymptomen
zullen met adequate behandeling verdwijnen en een deel van de meningovasculaire
symptomen ook. Een groot deel van de patiënten met neurolues zal echter restverschijnselen
houden, vooral persoonlijkheidsveranderingen en dementie.
Neurolues:
acute doofheid (sudden deafness)Bij doofheid in het kader van neurolues
naast bovengenoemde antibiotica tevens hogere dosering prednison:
R/ prednison
2 dd 30 mg gedurende de eerste 5 dagen, 2 dd 25 op dag 6, 2 dd 20 op dag 7,
2 dd 15 op dag 8, 2 dd 10 mg op dag 9, 2 dd 5 mg op dag 10.
Referenties
1. |
NVDV. Richtlijn SOA 2019.
PDF |
2. |
RIVM. Richtlijn Syphilis. |
3. |
Zoons E, van de Beek D. Neurolues: een echte
hersenkraker! Tijdschr Neurol Neurochir 2010;111:20-24. |
4. |
Kang-Birken SL, Castel U, Prichard JG. Oral
doxycycline for treatment of neurosyphilis in two patients infected
with human immunodeficiency virus. Pharmacotherapy 2010;30:119e-122e. |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.