Congenitale syfilis wordt onderverdeeld in:
-
Vroege congenitale
syfilis (syphilis congenita praecox) bij een leeftijd onder de
2 jaar, met persisterende rhinitis, hepatomegalie, glomerulonefritis, lymfadenopathie,
gegeneraliseerd maculopapuleus erytheem, ook op handen en voeten, skeletafwijkingen
en soms een acute meningitis.
-
Late congenitale syfilis
(syphilis congenita tarda) bij een leeftijd boven de 2 jaar, met interstitiële
keratitis, Hutchinson tanden, zadelneus en andere skeletafwijkingen, doofheid
en soms neurosyfilis.
Elke pasgeborene van een moeder die tijdens of
voor de zwangerschap bekend syfilis-seropositief was, moet na geboorte door
een kinderarts worden onderzocht. Het is de taak van de behandelend arts of
verloskundige om tijdig een kinderarts en oogarts in consult te vragen. Het
onderzoek van de neonaat bestaat uit lichamelijk onderzoek en aanvullend laboratoriumonderzoek.
Essentieel is dat de resultaten van het syfilis-serologisch onderzoek
bij de neonaat worden vergeleken met die van het tegelijkertijd afgenomen bloed
bij de moeder. In het geval dat de moeder een duidelijk positieve VDRL/RPR tijdens
de zwangerschap had (titer ≥ 1:4), het kind klinisch verdacht is voor syfilis
of de maternale infectie korter dan 4 weken voor de bevalling behandeld is,
dient dit onderzoek cito verricht te worden; in andere situaties is er geen
citoindicatie.
Diagnostiek en behandeling van congenitale syfilis:
Voor diagnostiek op congenitale syfilis vergelijkt het RIVM VDRL- en TPPA-titers
tussen moeder en kind in gelijktijdig afgenomen serum van de dag van de geboorte.
Positieve treponemale en non-treponemale testen, die berusten op IgG-antistoffen,
kunnen bij het kind positief zijn door maternale antistoffen. Een minimaal viervoudig
hogere VDRL bij het kind ten opzichte van de titer bij de moeder wordt beschouwd
als bewijzend voor een congenitale infectie, maar is weinig sensitief. Daarnaast
wordt een IgM-T. pallidum-immunoblot gebruikt. Maternale antistoffen dienen,
indien er geen sprake is van een infectie, te dalen en uiteindelijk te verdwijnen,
wat gecontroleerd moet worden na 4, 8 en 12 weken.
Bij congenitale syfilis
kan intra-uteriene infectie, naast een positieve serologie bij de moeder, bevestigd
worden door het aantonen van IgM in de foetale circulatie. Deze passeren namelijk
niet de placenta. Ook kan echo-onderzoek foetale afwijkingen passend bij syfilis
aantonen. Bij de pasgeborene is het klinisch beeld samen met een positieve serologie
bij de moeder meer informatief dan de vaak vals-negatieve serologie bij het
kind. Navelstrengbloed is vaak vals-positief. Soms kunnen treponema’s uit oppervlakkige
laesies aangetoond worden door donkerveldmicroscopie.
Behandeling van
congenitale syfilis dient in klinische setting plaats te vinden door een kinderarts-infectioloog.
In het geval van diagnostiek en behandeling bij congenitale syfilis zijn verschillende
situaties mogelijk:
1. Neonaten met bewezen of zeer
waarschijnlijke congenitale syfilis en lichamelijk onderzoek dat daarbij past:
hepatosplenomegalie, opvallende nasale secretie, lymfadenopathie, mucocutane
laesies, pneumonie, osteochondritis, pseudoparalyse, oedemen, huiduitslag, hemolytische
anemie en trombocytopenie binnen 48 weken na de geboorte; een serum non-treponemale
test met een uitslag die viervoudig is of hoger dan die van moeder, bij bloed
afgenomen op de dag van de geboorte; of een positieve specifieke immunofluorescentietest
op placenta of neonataal lichaamsmateriaal; een positieve antitreponemale IgM
en EIA, 19S IgM- of IgM-immunoblot tegen T. pallidum in het kinderlijk bloed.
Aanbevolen evaluatie: bloedonderzoek: hemoglobine,
hematocriet, erythrocyten, leukocyten plus differentiatie, trombocyten, leverfunctie;
lumbaal punctie: VDRL, celaantal en eiwitgehalte van liquor cerebrospinalis;
aanvullend onderzoek indien klinisch geïndiceerd: (bijvoorbeeld radiografisch
onderzoek lange pijpbeenderen, oftalmologisch onderzoek, aanvullend neurologisch
onderzoek).
Aanbevolen behandeling: waterige, kristallijne
penicilline G 100.000-150.000 IE/kg/dag, toegediend als 50.000 IE/kg/dosis i.v.
elke 12 uur gedurende de eerste 7 dagen na de geboorte en iedere 8 uur vanaf
de achtste dag na de geboorte, gedurende een totaal van 10 dagen.
2. Neonaten met een normaal lichamelijk onderzoek en een
non-treponemale serologie uitslag, die gelijk is aan of lager dan het viervoudige
van die van de moeder, waarbij moeder niet behandeld is, inadequaat behandeld
is of de behandeling niet gedocumenteerd is; moeder behandeld is met erytromycine
of een ander niet-penicillinepreparaat; moeder behandeld is binnen 4 weken voor
de bevalling.
Aanbevolen evaluatie: bloedonderzoek:
hemoglobine, hematocriet, erythrocyten, leukocyten plus differentiatie, trombocyten;
lumbaalpunctie: VDRL, celaantal en eiwit van liquor cerebrospinalis; radiografisch
onderzoek lange pijpbeenderen.
Aanbevolen behandeling:
waterige, kristallijne penicilline G 100.000-150.000 IE/kg/dag, toegediend als
50.000 IE/kg/dosis i.v. elke 12 uur gedurende de eerste 7 dagen na de geboorte
en iedere 8 uur vanaf de achtste dag na de geboorte, gedurende een totaal van
10 dagen, zodra neurosyfilis uitgesloten is, kan de behandeling gestaatkt worden,
mits ten minste eenmaal benzathinebenzylpenicilline 50.000 IE/kg i.m. gegeven
is.
3. Neonaten met een normaal lichamelijk onderzoek
en een non-treponemale serologie uitslag, die gelijk is aan of lager dan het
viervoudige van die van de moeder, waarbij: moeder adequaat behandeld is tijdens
de zwangerschap en eerder dan 4 weken voor de bevalling; moeder geen tekenen
heeft van re-infectie of relaps.
Aanbevolen evaluatie:
geen verdere evaluatie nodig.
Aanbevolen behandeling:
Benzathinebenzylpenicilline 50.000 IE/kg i.m. in één dosis.
4. Neonaten met een normaal lichamelijk onderzoek en een non-treponemale
serologie uitslag, die gelijk is aan of lager dan het viervoudige van die van
de moeder, waarbij moeder adequaat is behandeld voor de zwangerschap en non-treponemale
serologie van moeder tijdens de zwangerschap en ten tijde van de bevalling stabiel
laag bleef (VDRL < 1:2 of RPR < 1:4).
Aanbevolen evaluatie:
geen verdere evaluatie nodig.
Aanbevolen behandeling:
geen behandeling nodig. Als follow up van de neonaat onzeker is, overweeg dan
benzathinebenzylpenicilline 50.000 IE/kg i.m. in één dosis.
Follow-up bij congenitale syfilis:Bij alle neonaten met
een positieve VDRL/RPR dient deze na 3 en 6 maanden gecontroleerd te worden.
De titer in de non-treponemale serologie moet na 3 maanden gedaald zijn en na
6 maanden negatief. Indien dat niet het geval is, raadpleeg een kinderinfectioloog.
Bij neonaten met een negatieve VDRL/RPR is verdere followup niet nodig.
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.