Systemische sclerodermie (synoniemen: scleroderma
diffusa, sclerodermia generalisata, systemic sclerosis,
progressive
systemic sclerosis) is een zeldzame (circa 25 nieuwe gevallen
per jaar) maar zeer ernstige aandoening (hoge morbiditeit en mortaliteit), die
snel progressief kan verlopen. Het is een multisystem bindweefselziekte gekenmerkt
door diffuse, symmetrische
fibrose van de huid en verschillende
interne organen (maagdarmkanaal, hart, nieren, longen), vasculaire
afwijkingen (Raynaud fenomeen, vaatobstructie met ischemie tot gevolg), gewrichtsklachten,
en
autoimmuunafwijkingen.
Het begint meestal tussen 30e-50e levensjaar, vrouwen zijn vaker aangedaan.
Het
Raynaudfenomeen vormt in 90% van de gevallen het
eerste symptoom. De toevoeging 'systemische', grenst het beeld af van gelokaliseerde
sclerodermie (morfea), waarbij ook sclerose van de huid optreedt, histologisch
niet te onderscheiden van sclerose bij systemische sclerodermie, maar zonder
interne manifestaties. De diagnose systemische sclerodermie wordt gesteld als
er sprake is van aanwezigheid van het ARA major criterium proximale sclerodermie
(sclerose van de huid proximaal van de metacarpo-phalangeale respectievelijk
metatarso-phalangeale gewrichten), of twee minor criteria:
sclerodactylie, acrale littekens ('digital
pitting scars'), pulp loss (afname van het weefselvolume aan de vingertoppen),
en dubbelzijdige longfibrose.
|
|
sclerodactylie |
digital
pitting scars |
|
|
pulp loss
(spitse vingertoppen) |
acrale
ischemie |
De ARA criteria zijn ruim, daarom wordt er een onderverdeling gemaakt
in een
gelimiteerde vorm (L-SSc:
limited
systemic sclerosis) en een
diffuse vorm
(D-SSc:
diffuse systemic sclerosis). Bij L-SSc is
de sclerose beperkt tot handen, onderarmen en gelaat; interne afwijkingen zijn
oesophagus dysmotiliteit, soms pulmonale hypertensie. L-SSc verloopt meestal
mild, redelijke prognose. De huidafwijkingen bij D-SSc zijn vaak snel progressief,
de romp is altijd betrokken in het ziekteproces. De interne manifestaties van
het ziektebeeld zijn divers, maar bijna altijd ernstig en uiteindelijk fataal.
Het subtype
CREST syndroom (Calcinosis cutis, Raynaud
fenomeen, oEsophagus dysmotiliteit, Sclerodactylie en Teleangiëctasieën) kan
het best ingedeeld worden bij de gelimiteerde variant van dit ziektebeeld, maar
ook D-SSc patiënten kunnen (onderdelen van) dit syndroom hebben.
subtype: |
auto-antistoffen: |
prognose: |
L-SSC - Limited Systemic Sclerosis
(Calcinosis, Raynaud, Eusofagus dysmobiliteit, Sclerodactylie, Teleangiectasieën) |
anti-centromeren |
Gunstig, benigne beloop, zelden nier of longafwijkingen.
10-jaars overleving circa 70% |
D-SSC - Diffuse Systemic Sclerosis
(snel progressieve cutane sclerose, uitbreiding naar proximaal en
romp, weinig teleangiectasieën) |
anti-topoisomerase-I (anti-Scl-70) |
Slecht, nier en longafwijkingen, gastrointestinale, neurologische
en cardiale complicaties. 10-jaars overleving 22-26% |
In 2013 zijn ook de ACR / Eular criteria opgesteld. Bij 9 of meer punten
kan de diagnose systemic sclerosis worden gesteld.
2013 ACR / EULAR Criteria |
sub-items: |
weight: |
Skin thickening of the fingers of both hands extending proximal
to the metacarpophalangeal joints |
|
9 pts. |
Skin thickening of the fingers (only the highest score counts) |
Puffy fingers |
2 pts. |
|
Sclerodactyly of the fingers (distal to MCP but proximal to
the PIPs) |
4 pts. |
Finger tip lesions (only the highest score counts) |
Digital tip ulcers |
2 pts. |
|
Finger tip pitting scars |
3 pts. |
Telangiectasia |
|
2 pts. |
Abnormal nailfold capillaries |
|
2 pts. |
Pulmonary arterial hypertension and/or interstitial lung disease*
(*maximum score is 2) |
|
2 pts. |
Raynaud’s phenomenon |
|
3 pts. |
Scleroderma related antibodies (any of anti-centromere, anti-topoisomerase,
[anti-Scl 70], anti-RNA polymerase III) |
|
3 pts. |
Klinische kenmerken van systemische sclerodermie
Huidafwijkingen. Aanvankelijk oedeemvorming
(stijve, gezwollen vingers). Vervolgens geïndureerde huidafwijkingen: de huid
is strak en glanzend, kan rond de gewrichten voor bewegingsbeperking zorgen,
en kan niet normaal opgepakt en geplooid worden ('unable to pinch'). Het normale
huidrelief verdwijnt, de haargroei vermindert. Onregelmatig vlekkerige of diffuse
hypo- of hyperpigmentatie kan ontstaan, vooral in de nek. Tenslotte kan de huid
atrofisch en zacht worden.
Het ziektebeeld wordt duidelijk wanneer de
huid sclerotisch verhard raakt. Bij SSc begint dit
aan handen en gelaat. Indien er geen huidafwijkingen aan de handen bestaan,
moet een andere diagnose overwogen worden. In het gelaat wordt de huid rond
de ogen en van de neus strak, rimpels vervagen en de neus wordt spits, puntig.
De mondopening wordt beperkt (microstomie), de lippen worden zeer dun en rondom
de mond ontstaan radiaire groeven. Het zo typerende strakke maskerachtige gelaat
ontstaat. Ziekteprogressie uit zich in het naar proximaal uitbreiden van de
huidsclerose. De huid laag lumbaal en de nates blijven bijna altijd gespaard.
Teleangiectasieën (gelaat, romp, handpalmen) kunnen
in het gehele spectrum van SSc voorkomen (CREST, L-SSc en D-SSc).
Calcinosis cutis ook, maar vooral bij CREST syndroom. Vooral
aan de vingertoppen, maar ook boven gewrichten kunnen kalkdeposities ontstaan,
variërend van een enkele subcutane nodus tot grote samengestelde pakketten op
verschillende gedeelten van het lichaam. Het
Raynaud fenomeen
is aanwezig bij 90-98% van de patiënten met SSc. Bij L-SSc is het vaak al jaren
aanwezig, reeds voordat er sprake is van duidelijke huidafwijkingen, bij D-SSc
is het meestal pas recent ontstaan, vaak tegelijk met het begin van de huidveranderingen.
De combinatie van vaatspasmen t.g.v. Raynaud en vaatvernauwing door intima proliferatie
en fibrose t.g.v SSc veroorzaakt m.n. aan vingertoppen chronische en vaak moeilijk
te behandelen ulcera, soms ontstaat gangreen en (auto)amputatie van één of meerdere
vingertoppen.
Acrale littekens komen in het hele spectrum
van SSc voor, vaak gecombineerd met het verschijnsel van verlies van weefselvolume
aan de vingertoppen (
pulp loss). De vingertoppen vlakken
als het ware af, de vingers worden puntig en afgeplat.
|
|
acrale
ischemie met necrose |
calcinosis
cutis |
|
|
teleangiëctasieën |
microstomie,
radiaire groeven |
Gastro-intestinale afwijkingen. Oesophagus
dysmotiliteit komt het meest voor en uit zich in slikklachten, verslikken en
zuurbranden, als gevolg van verminderde peristaltiek van de oesophagus door
fibrose en oesophageale reflux. Dit laatste kan leiden tot oesophagitis en stricturen.
Tengevolge van peristaltische afwijkingen kan vertraagde ontlediging van de
maag optreden en veranderde motiliteit van zowel de dunne als de dikke darm.
Daardoor kan pseudoobstructie en malabsorptie door bacteriële overgroei ontstaan.
Verder kan een toxisch megacolon, volvulus en stenose optreden.
Renale afwijkingen. Nierafwijkingen ontstaan met name
bij D-SSc. Klinische manifestaties zijn hypertensie en proteïnurie. Sinds het
gebruik van ACE remmers en het ontwikkelen van hemodialyse is de mortaliteit
tengevolge van renale crise bij systemische sclerodermie dramatisch afgenomen.
Risicofactoren voor het uitlokken van een renale crise zijn: snelle progressie
van de huidafwijkingen, congestief hartfalen, therapie resistente hypertensie
en een significant verhoogde kreatininewaarde. Ook is beschreven dat hoge doseringen
prednison een renale crise kunnen uitlokken.
Pulmonale afwijkingen.
De laatste jaren zijn de pulmonale afwijkingen bij D-SSc de voornaamste doodsoorzaak.
Dit is mede het gevolg van de verbeterde therapeutische opties op renaal gebied.
Een fibroserende alveolitis en pulmonale hypertensie zijn de meest voorkomende
afwijkingen. Waarschijnlijk is de fibroserende alveolitis het gevolg van toegenomen
collageen vorming en de daaraan voorafgaande ontstekings-reacties. De pulmonale
hypertensie is een uiting van de vasculaire veranderingen bij dit ziektebeeld.
De interstitiële afwijkingen komen vooral voor bij D-SSc, de pulmonale hypertensie
met name bij L-SSc. Patiënten presenteren zich met klachten van moeheid, kortademigheid
bij inspanning en droge hoest.
Cardiale afwijkingen.
Cardiale klachten komen weinig voor, en de symptomen zijn vaak niet specifiek
(moeheid, kortademigheid en hartkloppingen). Tengevolge van fibrose van het
geleidingssysteem kunnen patiënten aritmieën krijgen. Pericarditis en myocard
fibrose komt nog al eens voor. Rechtszijdige decompensatie door fibrose of pulmonale
hypertensie kunnen een uiting zijn van progressie van het ziekteproces.
Gewrichts en spierafwijkingen. Flexiecontracturen,
artralgie en arthritis kunnen voorkomen bij SSc. Soms kan het, samen met het
Raynaud fenomeen een eerste uiting van de ziekte zijn. Flexiecontracturen kunnen
het gevolg zijn van de bovenliggende sclerosering van de huid. Ook artritis
en fibrose van de pezen komen voor. Hierdoor ontstaan de zogenaamde 'palpable
tendon friction rubs', het duidelijk voelbare 'kraken' van pezen bij beweging.
Dit laatste kan vaak gevoeld worden aan de pezen van de onderarmen. Een myositis,
nauwelijks te onderscheiden van een
polymyositis
komt af en toe voor. Mogelijk wordt dit veroorzaakt door microvasculaire beschadiging.
Proximale spierzwakte, een afwijkend EMG en een verhoogd CPK kunnen worden gevonden.
Neurologische afwijkingen. Trigeminus neuralgie
komt bij 4% van de patiënten voor. De diagnose carpaal tunnel syndroom gaat
soms vooraf aan de diagnose systemische sclerodermie. Dit is misschien een verkeerde
diagnose, en in werkelijkheid het gevolg van een (nog) niet duidelijk Raynaud
fenomeen, aangezien dit zich ook kan presenteren met pijnlijke en tintelende
vingers.
Diagnostiek:Oriënterend hematologisch,
lever en nierfunctie, CPK, 24-uursurine op eiwit en kreatinine, kreatinineklaring,
ANA (ANA positief in
serum van > 95% van patiënten met SS), anti dsDNA, reumafactoren, antistoffen
tegen Scl-70 (in 35% (20-70%) positief; indien aanwezig specifiek voor SS),
anti-centromeren, ENA, RNP, SM, SS-A, SS-B (CLB). Longfoto, zonodig CT-scan,
longfunctieonderzoek. ECG. Slikfoto's of video. Biopt lesionale huid, zonodig
EMG, spierbiopt.
Therapeutische opties bij sclerodermie
Het fenomeen van Raynaud veroorzaakt een hoge morbiditeit onder deze patiënten
groep. Preventieve maatregelen in de zin van voorkomen van temperatuurverschillen
(koude) zijn zeer belangrijk. Daarnaast kunnen vaatverwijders de frequentie
en ernst van de klachten verminderen. Calcium antagonisten zoals nifedipine
zijn qua werking superieur ten opzichte van de overigen. Zie verder onder
Raynaud fenomeen.
Klachten van
de tractus digestivus zoals gastro-oesofageale reflux en oesophagus dismotiliteit
kunnen met praktische adviezen bestreden worden zoals het hoofdeinde van het
bed verhogen en het nuttigen van frequente en kleine maaltijden. Pharmacologische
behandeling bestaat uit het gebruik van protonpompremmers, met name omeprazol.
Maagontledigingsstoornissen kunnen adequaat behandeld worden met cisapride.
De behandeling van de renale crise bij sclerodermie is verbeterd met de komst
van de ACE (angiotensine converting enzyme) remmers.
Pulmonale hypertensie
als complicatie bij L-SSc kan soms reageren op behandeling met calciumantagonisten.
In zeer ernstige gevallen kunnen intraveneus prostaglandines toegepast worden.
Recent is ook effect beschreven van bosentan (Tracleer), een endotheline receptor
antagonist. Alveolitis wordt sinds enkele jaren met redelijk succes behandeld
met cyclophosphamide, soms in combinatie met prednison.
Hartritmestoornissen
en geleidingsstoornissen kunnen behandeld worden met de standaard anti-arythmica
en het plaatsen van een pacemaker.
Sclerodermie:
Algemene adviezen: bescherming
tegen koude en temperatuurswisselingen, verzorging van de huid. Lichamelijk
actief blijven bv. met behulp van fysiotherapie; strak en stijf worden van huid
en gewrichten treedt snel op en is moeilijk terug te draaien.
De meeste toegepaste
therapeutica zijn slechts symptomatisch werkzaam of bestrijden complicaties
zonder de progressie tot staan te kunnen brengen. In het verleden was behandeling
voornamelijk gericht op de fibrotische component van sclerodermie. D-penicillamine
is een middel dat het cross-linken van collageen verhindert en zodoende de uiteindelijke
fibrose bestrijdt. Gedurende jaren werd dit geneesmiddel toegepast voor de behandeling
van systemische sclerodermie, echter recente studies konden geen duidelijk gunstig
effect aantonen. Interferon-gamma remt collageen synthese, maar gezien de forse
bijwerkingen (nierfunctiestoornissen) en de matige effectiviteit, wordt dit
middel nog nauwelijks toegepast.
De laatste jaren is er meer aandacht voor
immunomodificerende therapie. Methotrexaat wordt in toenemende mate toegepast,
dit middel zou een gunstig effect hebben op skin score, het algemeen welbevinden
en kreatinineklaring. Studies met grotere patiënten aantallen en langere follow-up
zijn echter nog nodig. Systemische corticosteroïden worden met name toegepast
bij inflammatoire processen zoals myositis, pericarditis en alveolitis. Dit
middel zou echter in hoge doseringen een renale crise uit kunnen lokken. Zeer
recent werd therapeutisch succes geboekt met een procedure waarbij autologe
stamcel transplantatie gebruikt werd om de autoreactieve T-cellen te elimineren.
Deze methode wordt toegepast bij autoimmuunziektes met een zeer slechte prognose.
Voor al deze regulier toegepaste middelen geldt dat de bijwerkingen fors kunnen
zijn, dat de progressie er niet mee tot staan kan worden gebracht, en dat voldoende
evidence over de effectiviteit, met name de langere termijn prognose, ontbreekt.
Door de zeldzaamheid van sclerodermie is het ook bijzonder moeilijk om klinische
trials uit te voeren.
Therapie:Kou vermijden.
Stoppen met roken.
Vaatverwijders:R/ amlodipine
5-10 mg per dag.
R/ sildenafil 12.5-100 mg per dag.
R/ Iloprost 0.5-2
ng/kg/min gedurende 3-6 uur.
R/ Alprostadil 20-60 µg eenmalig.
Immunosuppressiva:R/ prednison 40-60 mg per dag,
indien goed resultaat langzaam afbouwen, vooral werkzaam in oedemateuze beginstadium.
Geen effect op langere termijn wat betreft dermale en viscerale afwijkingen.
R/ methylprednisolon stootkuur 1 gram op 3 opeenvolgende dagen, te herhalen.
R/ methotrexaat 10-15 mg per week.
R/ mycofenolaat mofetil 1-2 g per dag.
R/ cyclofosfamide 50-100 mg per dag of puls therapie 500-1000 mg 1 keer per
maand.
Overige:R/ NSAID's bij arthralgieën
Differentiële diagnose van sclerodermie
MorfeaHistologisch is er geen onderscheid mogelijk
tussen systemische sclerodermie en morfea (lokale sclerodermie). Klinisch is
dit onderscheid wel goed mogelijk. Patiënten hebben vaak een of meerdere, scherp
begrensde geïndureerde maculae of plaques op de romp. De laesies variëren in
grootte van 1-30 centimeter in doorsnede. Deze zijn meestal glanzend en was-achtig
van kleur. In de actieve fase zijn de sclerotische huidgebieden nog omgeven
door een erythemateuze rand (lilac ring). De huidafwijkingen zijn niet pijnlijk
en meestal asymmetrisch. Het merendeel van de morfea laesies bevindt zich op
de romp, soms kunnen ook de ledematen aangedaan zijn. De handen en vooral de
vingertoppen zijn nooit afwijkend. Patiënten hebben geen Raynaud-achtige klachten,
evenmin zijn er aanwijzingen voor viscerale afwijkingen.
Eosinofiele fasciitis (syndroom van Shulman)Dit ziektebeeld
wordt gekenmerkt door de snel ontstane, meestal pijnlijke zwelling van een of
meer ledematen. Dit wordt binnen enkele dagen tot weken gevolgd door bruin-rode,
houtachtige induratie van de huid ter plaatse. Typerend is het peau d'orange
aspect van de geïndureerde huid. Naast deze genoemde klinische verschillen ten
opzichte van systemische sclerodermie, ontbreken ook de nagelbed afwijkingen
en het Raynaud fenomeen. Handen en gelaat doen nooit mee in dit ziekteproces,
hierdoor kan eosinofiele fasciitis met name onderscheiden worden van systemische
sclerodermie. In het perifere bloed wordt vaak een eosinofilie gevonden, het
ontbreken hiervan sluit deze diagnose echter niet uit. Een hoge bezinking kan
voorkomen. ANA's zijn negatief. Een spier-fascie biopt kan de diagnose rond
maken, karakteristiek wordt een eosinofiel ontstekingsinfiltraat in de subcutis
en rond de fascie gevonden. Contracturen van de gewrichten is een vaak optredend
verschijnsel. Zie ook onder
eosinofiele
fasciitis.
Scleroedeem (Buschke of diabeticorum)
Scleroedeem is een zeer zeldzame collageen afwijking. De huidafwijkingen bevinden
zich voornamelijk op de rug en de schouders. Er bestaan twee vormen, namelijk
Scleroedeem van Buschke (scleroedema
adultorum) en scleroedema diabeticorum. De eerstgenoemde zou een post-infectieuze
oorzaak hebben. Scleroedema diabeticorum wordt bij diabetici gezien. Scleroedeem
van Buschke treedt vaak op na een streptokokken infectie. Enkele weken na de
infectie kan een snel progressieve, symmetrische, pijnloze induratie van de
huid van de nek, rug en schouders bemerkt worden. Handen en voeten zijn nooit
afwijkend. Een voorbijgaand erytheem wordt nog al eens gezien. De induratie
kan na 6 tot 24 maanden spontaan in regressie gaan. Soms echter persisteren
deze gedurende jaren. Het laboratorium onderzoek laat geen specifieke afwijkingen
zien. De histologie is wel specifiek, de epidermis is normaal, de dermis is
echter sterk verbreed. Deze verbreding wordt veroorzaakt door een toename in
grootte van de collageenbundels zelf. Deze bundels worden van elkaar gescheiden
door heldere ruimtes die hyaluronzuur bevatten. Scleroedema diabeticorum vertoont
hetzelfde klinische en histologische beeld met uitzondering van de infectieuze
fase. De huidafwijkingen ontstaan meestal iets geleidelijker en het erytheem
ter plaatse wordt vaker gezien en persisteert langer. De diabetici zijn vaak
oudere patiënten met een slecht ingestelde diabetes, welke al jaren aanwezig
is. Het goed instellen van de diabetes heeft geen effect op de huidafwijkingen.
In tegenstelling tot scleroedeem van Buschke, wordt zelden een regressie van
de huidafwijkingen gezien.
POEMS syndroom
POEMS is een acronym voor polyneuropathie,
organomegalie, edema (oedeem) of endocrinopathieen, M-proteïnen (monoclonale
antistoffen, paraproteïnen) en scleroderma-achtige huidafwijkingen.
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.