Stollingsstoornissen kunnen huidafwijkingen veroorzaken,
zowel bij te weinig stolling (verhoogde bloedingsneiging) als bij te veel stolling
(hypercoagulabiliteit, trombofilie).
Verhoogde bloedingsneiging
Purpura, ecchymosen, hematomen, bloedneuzen,
erytrocyten extravasatie,
purpura pigmentosa progressiva.
Laboratorium onderzoek naar stollingsafwijkingen:
PTT (PT, protrombinetijd) en
CT
(cefalinetijd);
aantal trombo's, zonodig bloedingstijd.
Bij de PTT wordt aan het bloed van de patiënt (ontstold met citraat, dat het
calcium wegvangt) weefseltromboplastine toegevoegd. Hierdoor start de extrinsieke
stolling: faktor VII, X, V, II en fibrinogeen. Normale tijd: ca 12 sec. Mag
max. 1 sec langer zijn dan het meegeteste controle serum. Bij de CT (APTT, activated
PTT) wordt door toevoeging van cefaline de intrinsieke stolling gestart. De
CT test XII, XI, IX, VIII, prékallikreïne, HMWK en Natuurlijk X en de rest v.d.
stollingscascade. Normaal: 24-36 sec. CT en PTT samen testen bijna alle faktoren.
De CT is b.v. verlengd bij leverstoornis, DIC (Bepaal FDP/EGT), ontstolling,
factor VIII of IX def, hemofilie. De PTT is verlengd bij leverstoornis, DIC,
ontstolling, en tekort aan factor VII.
Hypercoagulabiliteit
Ulcera,
vasculitis ulcera,
livedoid vasculopathie,
anti-fosfolipidensyndroom,
coumarine necrose,
syndroom van Sneddon.
Laboratorium
diagnostiek naar teveel stolling (trombofilie)In overleg met stollingsarts
en afhankelijk van lokale omstandigheden. Opties zijn trombinetijd, antitrombine,
factor VIII (een licht verhoogde factor VIII wordt vaak gevonden bij ontstekingen,
een waarde > 3 x normaal is wel relevant), factor V (Leiden) mutatie (506R-
506Q), factor II (protrombine) mutatie (20210G- 20210A), proteïne C en proteïne
S, lupus anti-coagulans, anti-cardiolipine, anti-protrombine, anti-beta2-glycoproteïne
(IgG en IgM), Factor II VII IX XI, fibrinogeen, PAI-1, TPA (Tissue Plasminogeen
Activator), homocysteine.
Zie verder onder
hypercoagulabiliteit
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.