SYSTEMISCHE MASTOCYTOSE home ICD10: Q82.2

Mastocytose wordt veroorzaakt door proliferatie (clonale expansie) van mestcellen, vaak veroorzaakt door mutaties (vooral de KIT-D816V mutatie) in het gen voor de c-kit tyrosine kinase receptor op het oppervlak van mestcellen, of zijn ligand SCF (stem cell factor). Mestcelproliferatie kan beperkt zijn tot de huid (cutane mastocytose), of uitgebreid zijn tot andere organen (systemische mastocytose). Patiënten met systemische mastocytose hebben meestal ook cutane mastocytose, maar een enkele keer niet en dan is het moeilijker om de diagnose te stellen.

Urticaria pigmentosa Systemische mastocytose
cutane mastocytose systemische mastocytose


Cutane mastocytose:
- maculopapuleuze cutane mastocytose (urticaria pigmentosa)
- diffuse cutane mastocytose
- mastocytoma
- bulleuze mastocytose
- telangiectasia macularis eruptiva perstans (TMEP) spacer

Systemische mastocytose:
- indolente systemische mastocytose (ISM)
    - beperkt tot de huid
    - extracutane uitbreiding
- smoldering systemische mastocytose (SSM)
- systemische mastocytose gepaard met hematologisch
  non-mast cell-lineage neoplasma (SM-AHN)
- agressieve systemische mastocytose (ASM)
- mestcel leukemie (MCL)

Overige:
- mestcelsarcoma
- extracutaan mastocytoma
- idiopathisch mestcelactivatie syndroom (iMCAS)
spacer


Bij systemische mastocytose zijn er veel mestcellen in het lichaam, niet alleen in de huid maar ook in andere organen (beenmerg, lever, milt, lymfklieren, maagdarmstelsel, spieren, skelet, centraal zenuwstelsel). Hierbij kunnen er klachten ontstaan door het vrijkomen van mestcel mediatoren (histamine, heparine, tryptase, prostaglandinen, cytokines, interleukines). Deze mediatoren kunnen oedeem, jeuk en roodheid van de huid veroorzaken, maar ook hoofdpijn, misselijkheid, duizeligheid of diarree. Andere symptomen van systemische mastocytose kunnen zijn flushing, dyspepsie, maagzweer, diarree, collaps, idiopathisch angio-oedeem, idiopathische anafylaxie, chronische vermoeidheid, depressie, slaapstoornissen, spier- en botpijn, wesp- of bijengif geassocieerde anafylaxie, en osteoporose. De ernst van de klachten is sterk wisselend tussen patiënten en is niet gecorreleerd aan de serum tryptasespiegel of de progressie van de aandoening.

Kinderen hebben meestal geïsoleerde cutane mastocytose. Zij kunnen ook systemische symptomen hebben, maar systemische mastocytose bij kinderen is extreem zeldzaam. Volwassenen hebben vrijwel altijd systemische mastocytose, circa 2/3e heeft ook maculopapuleuze cutane mastocytose (urticaria pigmentosa).

Voor het stellen van de diagnose systemische mastocytose is een beenmergpunctie nodig. Dat is een belastend onderzoek, daarom doet men dit bij voorkeur alleen als de klinische verdenking hoog is op basis van het klinisch beeld (volwassen met cutane mastocytose en/of mestcel mediator gerelateerde symptomen) of op basis van laboratorium afwijkingen (verhoogd serum tryptase (> 20 μg/L), verhoogde histaminemetabolieten methylhistamine (MH) en methylimidazolazijnzuur (MIMA) in urine, en de aanwezigheid van een D816V mutatie in KIT in bloed). Het is verstandig om niet alleen te vertrouwen op een serum tryptase bepaling, want circa 25% van de patiënten met systemische mastocytose hebben bij presentatie een tryptase < 20 μg/L.

De diagnose systemische mastocytose wordt gesteld bij aanwezigheid van 1 major criterium (multifocale dense mestcel infiltratie (≥15 mestcellen per aggregaat) in beenmerg of ander orgaan) en minimaal 1 minor criterium (aanwezigheid van KIT mutatie, verhoogd serum tryptase (> 20 μg/L), expressie van CD2 en/of CD25 en/of CD30 op mestcellen, of meer dan 25% van de mestcellen zijn vergroot, atypisch en/of spoelvormig). Verder is van belang of er B-findings zijn (>30% mestcellen in beenmerg en tryptase > 200 μg/L, of hypercellulair beenmerg met verlies van vetcellen, of hepatomegalie, splenomegalie of lymfadenopathie) of C-findings (neutropenie, trombocytopenie, hepatomegalie met gestoorde leverfunctie, splenomegalie hypersplenisme, malabsorptie met hypoalbuminemie en gewichtsverlies, osteolytische bothaarden met pathologische fracturen, of levensbedreigende orgaanschade door mestcel infiltratie).


Criteria systemische mastocytose:
De diagnose systemische mastocytose wordt gesteld bij aanwezigheid van 1 major en minimaal 1 minor criterium

Major criterium:

a. Multifocale mestcelaggregaten met ≥15 mestcellen per aggregaat in beenmergbiopt of biopt van ander orgaan anders dan de huid.

Minor criteria:
a. >25% van alle mestcellen in beenmergaspiraat is atypisch (vergroot, spoelvormig en ontkorreld) of met onrijp aspect, of
>25% van de mestcellen in beenmergbiopt of weefsel van andere viscerale organen is spoelvormig of kent een atypische morfologie.
b. D816V mutatie in KIT in het beenmerg aantoonbaar, in bloed of in andere organen (behalve de huid).
c. Mestcellen in beenmerg, bloed of organen behalve de huid tonen CD25 of CD2+CD25 expressie
d. Serum tryptase level >20 μg/L (bij aanwezigheid van een geassocieerde niet-mestcel hematologische
maligniteit is dit item niet geldig als minor SM-criterium).

B-Findings:
Deze bevindingen indiceren een hogere ziektelast door mestcelinfiltraten en uitbreiding van het neoplastisch proces naar multiple hematopoietic lineages. Dit gaat echter niet gepaard met beperkingen van de orgaanfuncties.
1. Infiltratie van mestcellen in het beenmerg is >30% en serum tryptase is > 200 μg/L
2. Hypercellulair beenmerg met verlies van vetcellen, discrete tekenen van dysplasie of myeloproliferatie maar zonder substantiële cytopenie of het WHO-criterium voor MDS of MPN.
3. Organomegalie: palpabele hepatomegalie, palpabele splenomegalie of palpabele lymfadenopathie.
Wanneer gezien met CT/echografie zijn deze organen >2 cm vergroot. Er zijn geen tekenen van beperkingen van de orgaanfuncties.

C-Findings:
Indicatoren van orgaanschade door mestcelinfiltratie
1. Beenmergdisfunctie gekarakteriseerd door 1 of meer cytopenieën: absoluut aantal neutrofiele granulocyten <1,0 *10^9/L of Hb <6 mmol/L of aantal trombocyten <100*10^9/L, maar geen aanwijizngen voor een geassocieerde niet-mestcel hematologische maligniteit.
2. Hepatomegalie met of zonder ascites en met beperking van de leverfunctie
3. Palpabele splenomegalie gepaard met hypersplenisme
4. Malabsorptie met hypoalbuminemie en gewichtsverlies
5. Skelet laesies: grote osteolytische haarden met pathologische fracturen
6. Levensbedreigende orgaanschade door mestcel infiltratie in een aangedaan orgaan.spacer


Bij indolente systemische mastocytose (ISM) zijn er < 2 B-findings en géén C-findings. Bij smoldering (letterlijke vertaling: smeulend) systemische mastocytose (SSM) zijn er ≥ 2 B-findings en géén C-findings. Bij systemische mastocytose gepaard met hematologisch non-mast cell-lineage neoplasma (systemic mastocytosis with associated hematologic neoplasm, SM-AHN) zijn er mogelik B- en/of C-findings, maar is er tevens aanwezigheid van een niet-mestcel gerelateerde klonale hematologische aandoening (MDS, AML, NHL of MPN (myeloproliferatieve neoplasmata)). Bij agressieve systemische mastocytose (ASM) zijn er ≥1 C-findings met of zonder B-findings en <20% mestcellen in het beenmerg. Bij mestcel leukemie (MCL) zijn er ≥1 C-findings met of zonder B-findings en ≥ 20% mestcellen in het beenmerg.

Mestcel leukemie:
Subtype: Criteria:
klassieke mestcel leukemie ≥1 C-finding met of
zonder
B-findings en ≥ 20%
mestcellen in
beenmerg.
≥10% van de circulerende
leukocyten zijn mestcellen.
aleukemische mestcel leukemie < 10% van de circulerende
leukocyten zijn mestcellen
acute mestcel leukemie Voornamelijk immature
mestcellen in bloed en beenmerg
chronische mestcel leukemie Meestal geen C-Findings, maar wel >20% mestcellen in
beenmerg, voornamelijk mature mestcellen in bloed en
beenmerg. Meestal een minder agressief verloop dan
andere typen.
primaire mestcel leukemie Patiënt was eerder niet bekend met (systemische)
mastocytose of ander myeloide neoplasma.
secondaire mestcel leukemie Mestcel Leukemie die zich heeft ontwikkeld uit eerder
bestaande vorm van mestcelziekte, meestal ASM of
Mestcel Sarcoom


Differentiële Diagnose:
Urticaria, angio-oedeem, anafylaxis, carcinoid syndroom, feochromocytoom, VIP (vasoactive intestinal peptide) producerende darmtumoren, Zollinger-Ellison syndroom, botmetastasen, angioblastic T-cel lymfoom.

Diagnostiek:
- Huidbiopt lesionale huid en eventueel ook nonlesionale huid (routine HE, eventueel kan gekeken worden naar CD2 (LFA-2) of CD25 (IL-2 receptor) expressie, mogelijke markers voor systemische mastocytose).
- Serum tryptase.
- Histaminemetabolieten methylhistamine (MH, normaal < 150 mmol/mol kreat plasma) en methylimidazolazijnzuur (MIMA, normaal 0,9-1,9 mmol/mol kreat) in 24 uurs urine. Urine verzamelen in een ongebruikte plastic container, waarin ca. 2 ml 20% chloorhexidinedigluconaat zit. Tijdens verzamelen de urine zoveel mogelijk koel bewaren. Voor methylhistamine tevens 1 buis EDTA-bloed meesturen.
- D816V mutatie in KIT in bloed (o.a. bij medische immunologie Erasmus).
- Routine lab: Hb, BSE, Leuko's + diff, totaal eo's, trombo's, ery's, APTT en PTT, OT, PT, AF, GGT, LDH, Calcium, Fosfaat, albumine. Er kunnen lab-afwijkingen zijn zoals anemie, eosinofilie, verhoogd AF, calcium en fosfaat, verlengde protrombinetijd door heparine afkomstig uit mestcellen.
- Beenmergpunctie. Bij kinderen is een beenmergpunctie niet nodig omdat ze zelden systemische uitbreiding hebben.
- echo lever en milt (hepatosplenomegalie, kleine echoarme gebieden?), zonodig CT-scan.
- Röntgenfoto's, X-CWK, TWK, LWK, bekken, schedel, en proximale lange pijpbeenderen (bovenarmen, bovenbenen) en/of skeletscintigrafie of MRI (botlokalisaties?).
- Dexascan (osteoporose), vertebral fracture assessment, bèta-CTX (carboxy-terminal collagen crosslinks).
- Uitbreiding naar de tractus digestivus kan middels endoscopische biopten worden vastgesteld.

PA:
Toename van mestcellen in de dermis. Mestcellen kunnen worden herkend aan de vorm maar ook worden aangetoond met een mestceltryptase kleuring. Soms is het nodig om ook een nonlesionaal biopt af te nemen om toename te objectiveren.

Histologie urticaria pigmentosa Histologie urticaria pigmentosa
ingescande coupe (zoom) ingescande coupe (zoom)


Therapie:
Mijden van produkten die mestceldegranulatie kunnen veroorzaken (salicylaten, NSAID's, morfine, anesthetica, radiocontrastmiddelen, polymyxine B, kinine, schaaldieren, etc.).

Jeuk:
R/ Antihistaminica, bij voorkeur niet sederend, diverse opties. Ketotifen zou mestcelstabiliserend werken.
R/ Zyrtec (cetirizine) 1 dd 10 mg, Xyzal (levocetirizine) 1 dd 5 mg.
R/ Claritine (loratadine) 1 dd 10 mg, Aerius (desloratadine) 1 dd 5 mg.
R/ Telfast (fexofenadine) 1 dd 120 of 180 mg.
R/ Mizollen (mizolastine) 1 dd 10 mg.
R/ Kestine (ebastine) 1 dd 10 mg.
R/ Rupafin (rupatadine) 1 dd 10 mg.
R/ Zaditen (ketotifen) 2 dd 1 mg (sederend).
R/ H2-blokkers (cimetidine 3 dd 400 mg).
R/ Singulair (montelukast) 1 dd 10 mg (volwassenen en kinderen vanaf 15 jaar).
R/ UVB fototherapie.

Flushing:
R/ Antihistaminica, bij voorkeur niet sederend.
R/ Ascal (acetylsalicylzuur) in een hoge dosering (3-4 dd 1200 mg) kan de vasodilatatie remmen, maar salicylaten en ook NSAID kunnen ook ernstige anafylaxie induceren.
R/ Singulair (montelukast) 1 dd 10 mg (volwassenen en kinderen vanaf 15 jaar).

Idiopathische anafylaxie/hypotensie:
R/ Antihistaminica (H1-antagonist) + H2-antagonist (cimetidine 3 dd 400 mg).
R/ Singulair (montelukast) 1 dd 10 mg (volwassenen en kinderen vanaf 15 jaar).
R/ Ascal (acetylsalicylzuur).
R/ Xolair (omalizumab) 300 mg per 4 weken.

Maagzuur (pyrosis):
R/ H2-antagonist (cimetidine 3 dd 400 mg).
R/ protonpompremmers (omeprazol, pantoprazol).

Diarree:
R/ Antihistaminica (H1-antagonist) + H2-antagonist (cimetidine 3 dd 400 mg).
R/ Natriumcromoglycinezuur sachets 4 dd 200 mg (kinderen ≥ 2 jaar 4 dd 100 mg).

Hoofdpijn:
R/ Antihistaminica, bij voorkeur niet sederend.
R/ paracetamol.
R/ andere pijnstillers, anti-migraine middelen.

Depressiviteit, slaapstoornissen:
R/ selectieve serotonine re-uptake inhibitors.

Spierpijn:
R/ paracetamol.
R/ NSAID.

Anafylactische reactie doorgemaakt:
R/ Epipen (epinefrine, adrenaline) bij patiënten die een anafylactische shock t.g.v. een type I allergie hebben doorgemaakt. Ook te overwegen bij indolente systemische mastocytose en bij kinderen met diffuse cutane mastocytose, zeer uitgebreide MPCM of tryptase boven de normaalwaarde (11,4 μg/L). Schrijf een recept uit voor 2 epipennen. Een Epipen (merknaam) kost circa 40 euro en is maximaal een jaar houdbaar (let bij aanschaf op de houdbaarheidsdatum!).

Osteoporose:
R/ Calcichew D3 kauwtablet 500 mg/400 IE, 500 mg/800 IE, 1000 mg/800 IE.
R/ Fosamax (alendroninezuur) 70 mg per week of 10 mg per dag.

Agressieve systemische mastocytose:
Systemische mastocytose wordt behandeld door de hematoloog.
R/ midostaurine.
R/ imatinib.
R/ cladribine.
R/ corticosteroïden.
R/ interferon alfa.
R/ Chemotherapie (dauromycin, etoposide, 6-mercaptopurine, en andere cytostatica).


patientenfolder


Referenties
1. Valent P, Horny HP, Escribano L, Longley BJ, Li CY, Schwartz LB, et al. Diagnostic criteria and classification of mastocytosis: a consensus proposal. Leukemia Research 25;2001:603-625.
2. Furitsu T, Tsujimura T, Tono T, et al. Identification of mutations in the coding sequence of the proto-oncogene c-kit in a human mest cell leukemia cell line causing ligand-independent activation of c-kit product. J Clin Invest 1993;92:1736.
3. Schwartz LB. Clinical utility of tryptase levels in systemic mastocytosis and associated hematologic disorders. Leukemia Research 25;2001:553-562.
4. Sperr WR, Jordan JH, Fiegl M, Escribano L, Bellas C, Dirnhofer S, et al. Serum tryptase levels in patients with mastocytosis: correlation with mast cell burden and implication for defining the category of disease. Int Arch Allergy Immunol 2002;128:136-141.
5. Marone G, Spadaro G, Granata F, Triggiani M. Treatment of mastocytosis: pharmacologic basis and current concepts. Leukemia Research 25;2001:583-594.
6. Briley LD, Phillips CM. Cutaneous mastocytosis: a review focusing on the pediatric population. Clin Pediatr (Phila) 2008;47(8):757-761.
7. Federatie Medisch Specialisten. Nederlandse richtlijn systemische mastocytose (2022). PDF
8. Hermans M, Irvine W, Arends N, Boekhorst P, Daele P, Damman J, Diepstra A, Huisman E, Fijnheer R, Heubels-Moenen F, Mulder A, Oldhoff M, Pasmans S, Span L, Sprikkelman A, Velden V, Oude Elberink JNG. Diagnostiek en behandeling van mastocytose: toelichting op de richtlijn van 2022. Ned Tijdschr Allergie, Astma, Klin Immunol 2023;23(1):4-13.


Auteur(s):
dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam UMC.

31-05-2023 (JRM) - www.huidziekten.nl W3C-html-4.01-valid



Diagnosecodes:
ICD10 Q82.2 Congenitale cutane mastocytose
ICD10 Q82.2 Congenital cutaneous mastocytosis
SNOMED 397012002 Cutaneous mastocytosis
DBC 27 spacer Diagnose niet nader omschreven

ICD10 Q82.2 Congenitale cutane mastocytose: urticaria pigmentosa
ICD10 Q82.2 Congenital cutaneous mastocytosis: urticaria pigmentosa
SNOMED 78745000 Urticaria pigmentosa
DBC 27 spacer Diagnose niet nader omschreven

ICD10 Q82.2 Congenitale cutane mastocytose: diffuse erythrodermische mastocytose
ICD10 Q82.2 Congenital cutaneous mastocytosis: diffuse erythrodermic mastocytosis
SNOMED 397014001 Diffuse erythrodermic mastocytosis
DBC 27 spacer Diagnose niet nader omschreven

ICD10 Q82.2 Congenitale cutane mastocytose: telangiectasia macularis eruptiva perstans
ICD10 Q82.2 Congenital cutaneous mastocytosis: telangiectasia macularis eruptiva perstans
SNOMED 8214000 Telangiectasia macularis eruptiva perstans
DBC 13 spacer Inflammatoire dermatosen

ICD10 D47.0 Tumoren van mestcellen met onzeker gedrag: mastocytoma
ICD10 D47.0 Histiocytic and mast cell tumours of uncertain and unknown behaviour: mastocytoma
SNOMED 404171008 Mastocytoma
DBC 27 spacer Diagnose niet nader omschreven

ICD10 Q82.2 Congenitale cutane mastocytose: bulleuze urticaria pigmentosa
ICD10 Q82.2 Congenital cutaneous mastocytosis: bullous urticaria pigmentosa
SNOMED 404170009 Bullous urticaria pigmentosa
DBC 27 spacer Diagnose niet nader omschreven