Wie een wond heeft die in contact is geweest met grond, loopt het risico van
besmetting met de bacterie die tetanus veroorzaakt. De gevolgen van een dergelijke
besmetting kunnen ernstig zijn als de persoon niet of te lang geleden is ingeënt.
Deze gevolgen kunnen echter bestreden worden met tetanus-immunoglobuline (TIG):
een antistofpreparaat dat gemaakt wordt uit menselijk bloed. Ook kan de afweer
geboost worden door opnieuw te vaccineren met het tetanus-vaccin.
R/
Tetaquin [Sanquin, CLB, divisie Producten] tetanus-immunoglobuline 250 IE i.m.
Injectievloeistof; flacon 250 IE. Bevat ten minste 100 IE/ml antistof. Bereid
uit menselijk plasma met een hoge titer aan tetanus-antistoffen. De eiwitconcentratie
bedraagt 100–180 g/l en bestaat uit ten minste 90% IgG, geringe hoeveelheden
IgA en IgM en sporen van andere plasma-eiwitten. Het preparaat bevat 0,3 mol/l
glycine.
R/ Tetanusvaccin [Nederlands Vaccin Instituut], 0.5 ml i.m. volgens
vaccinatieschema (zie onder).
Injectievloeistof; ampul 0,5 ml. Bevat per
ml ten minste 80 IE tetanustoxoïde. Bevat tevens aluminiumfosfaat 3 mg/ml, thiomersal
0,1 mg/ml.
1 personen van wie bekend is dat zij niet gevaccineerd
zijn:
Geef een dosis tetanus-immunoglobuline en een tetanusvaccin.
Herhaal de vaccinatie na 1 maand en na 6 maanden.
2 personen
van wie bekend is dat zij geen volledige vaccinatie hebben doorlopen
Geef een dosis tetanus-immunoglobuline en een tetanusvaccin.
Vul
de ontbrekende vaccinaties aan.
Voor jonge kinderen gelden de RVP-richtlijnen
voor het voltooien van de basisimmunisatie.
3 vermoedelijk gevaccineerde
personen ouder dan 20 jaar
Wie in Nederland is opgegroeid en het
Rijksvaccinatieprogramma heeft gevolgd is nog voldoende beschermd door antistoffen
en hoeft geen tetanus-immunoglobuline te krijgen. Geef wel opnieuw een dosis
tetanus-vaccin. De laatste tetanus vaccinatie was namelijk op 9 jarige leeftijd
(langer dan 10 jaar geleden).
Oudere patiënten (mannen geboren vóór 1936
en vrouwen geboren vóór 1950) hebben niet de tetanus vaccins gehad, zij dienen
wel een dosis tetanus-immunoglobuline te krijgen.
4 volledig
gevaccineerde personen bij wie de laatste vaccindosis langer dan tien jaar geleden
werd gegeven
Geef alleen een dosis tetanusvaccin.
5 HIV-geïnfecteerden met een slechte immuunrespons na vaccinatie en
andere immuungecompromitteerden
Geef een dosis tetanus-immunoglobuline
en een tetanusvaccin.
Herhaal de vaccinatie na 1 maand en na 6 maanden.
Personen die conform het Rijksvaccinatieprogramma zijn gevaccineerd en voor
wie de laatste vaccinatie niet langer dan tien jaar geleden is hoeven bij verwonding
geen tetanus-immunoglobuline en geen aanvullende vaccindosis toegediend te krijgen.
Met deze aanpak worden groepen die besmet kunnen zijn adequaat beschermd, terwijl
een grote hoeveelheid onnodige injecties, met de daaraan verbonden kosten en
verschijnselen van pijn en stijfheid, voorkomen wordt.
Achtergrondinformatie
Tetanus, ook wel bekend als kaakklem of wondkramp, wordt veroorzaakt door een
bacterie,
Clostridium tetani. Tetanus is een levensbedreigende infectieziekte.
Tetanus ontstaat meestal via een wond die besmet raakt met de bacterie
Clostridium
tetani. Deze zit niet alleen op roestige voorwerpen, maar schuilt ook dikwijls
in straatvuil, aarde, uitwerpselen en stof.Ook door een dierenbeet kan iemand
de ziekte krijgen. De bacterie komt vooral tot ontwikkeling in een zuurstofarme
omgeving, zoals in diepe en vervuilde wonden met veel afstervend weefsel. Mensen
kunnen elkaar niet met tetanus besmetten.
Risicovolle situaties
zijn:
● |
bijtwonden |
● |
stootwonden. Zo kunnen bacteriën bv. onopvallend
maar krachtig het lichaam binnendringen via een wond veroorzaakt door
een stoot van een modderige voetbalschoen of door het stoten aan vuil
tuingereedschap. |
● |
brand- of vrieswonden |
● |
zweren |
● |
gangreen |
● |
oorinfecties met afscheiding |
● |
miskramen of bevallingen ten gevolge van een
bloedvergiftiging |
● |
een spierinjectie met stoffen die weefselsterfte
veroorzaken |
● |
dood weefsel door een slangenbeet |
Ziekteverschijnselen:
De tetanusbacterie maakt gifstoffen
die weefsels aantasten. Dat zorgt voor:
● |
Stijfheid in de buurt van de infectie. |
● |
Steeds erger worden spierkrampen als gevolg van
prikkels als harde geluiden, aanrakingen, kou, bewegen. |
● |
Kaakkramp, slikklachten, ademhalingsproblemen. |
● |
Kramp in alle skeletspieren, soms zo erg dat
iemand als een hoepel achterover kromtrekt en niet meer kan ademen. |
Complicaties:
● |
Door aantasting van het spier- en zenuw stelsel
kunnen onder meer botbreuken, hoge bloeddruk en hartritmestoornissen
ontstaan. |
● |
Soms overleven patiënten alleen door langdurige
narcose of kunstmatige beademing. Dat kan weer zorgen voor trombose
of longontsteking, waaraan iemand ook kan overlijden. |
Zonder behandeling is tetanus altijd dodelijk. Bij een goede behandeling
ligt de sterfte in Nederland rond de 20%. Tetanus kan behandeld worden met tetanus
immunoglobine. Een intensive care behandeling is nodig om te herstellen met
zo min mogelijk schade aan de vitale functies.
Het effect van
vaccinatieVoordat bijna iedereen werd ingeënt tegen tetanus, stierven
in Nederland elk jaar zo’n 50 mensen aan de ziekte. Na de introductie van de
vaccinatie in 1953 daalde het aantal sterfgevallen tot bijna nul. Sinds 1957
is de vaccinatie tegen tetanus onderdeel van het RVP. Omdat het gif van de bacterie
zo snel werkt, heeft het immuunapparaat niet de tijd om antistoffen tegen de
bacterie aan te maken. Iemand die de ziekte al gehad heeft, is daardoor nog
steeds niet beschermd. Na vaccinatie wordt wel afweer opgebouwd, maar de vaccinatie
geeft geen levenslange bescherming. Bij elke besmetting moet daarom gekeken
worden of een tetanusvaccinatie nodig is.
Het vaccinatieschema
● |
DKTP-Hib: op de leeftijd van 2, 3, 4 en 11 maanden.
(Kinderen met een verhoogd risico op hepatitis B krijgen bij 2, 3, 4
en 11 maanden het DKTP-Hib-HepB-vaccin.) |
● |
DKTP: op de leeftijd van 4 jaar. |
● |
DTP: op de leeftijd van 9 jaar |
● |
Op indicatie (tetanusvaccinatie) na verwonding |
De DKTP-Hib(-HepB) wordt tegelijk gegeven met de inenting tegen pneumokokkenziekte,
de DTP-inenting tegelijk met de tweede BMR-inenting. Bij gelijktijdig toedienen
van vaccinaties worden de beide vaccinaties ieder op een andere plaats ingespoten.
Mogelijke bijwerkingen van de DKTP-Hib(-HepB)-vaccinatie:
● |
Verschijnselen rond de prikplek (pijn, roodheid,
zwelling). |
● |
Koorts, huilen hangerigheid. |
● |
Langdurig (langer dan 3 uur) ontroostbaar huilen
(bij circa 1 op de 500 tot 2000 kinderen). |
● |
Collaps (wegraken) (bij minder dan 1 op de 1000
kinderen). |
● |
Verkleurde benen (bij minder dan 1 op de 1000
kinderen). |
● |
Zeer hoge koorts (komt heel zelden voor). |
● |
Koortsstuipen (bij minder dan 1 op de 10.000
kinderen). |
● |
Bijwerkingen van de DKTP- en DTP-vaccinatie zijn
milder dan die van het DKTP-Hib-(HepB-)vaccin. Dat komt doordat de kinderen
ouder zijn als ze de DKTP- en DTP-prik krijgen en doordat de vaccins
anders van samenstelling zijn. Oudere kinderen kunnen wel, zoals bij
elke injectie, flauwvallen. |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.