Vroeger, tot circa 2004, werden patiënten met ulcus cruris venosum (het open
been), waarbij het poliklinisch niet lukte om het ulcus m.b.v. ambulante
compressie therapie (zwachtelen) dicht te krijgen, veelvuldig en langdurig
opgenomen voor bedrust en huidtransplantatie. Het was niet ongebruikelijk
dat meer dan de helft van de 36 bedden van de afdeling Dermatologie in het
AMC (nu Amsterdam UMC) gevuld waren met ulcus cruris patiënten. En de rest
met psoriasis, eczeem, lepra en blaarziekten. In de loop der jaren is er
veel veranderd, het komt nog zelden voor dat een patiënt wordt opgenomen
voor een huidtransplantatie. Het puur veneuze ulcus komt steeds minder vaak
voor, de meeste ulcera die nu op de poli gezien worden hebben een complexe,
gemengde, meestal niet-veneuze etiologie die niet gebaat is bij bedrust en
huidtransplantatie. Ook zijn de patiënten veel ouder dan destijds
(vergrijzing) en opname en bedrust op hoge leeftijd kan averechtse effecten
hebben. Verder, het effect van bedrust en huidtransplantatie bij veneuze
ulcera was erg goed (dicht naar huis), maar ten koste van weken opname en er
waren veel recidieven na ontslag. Desondanks hieronder het protocol voor
klinische behandeling van het veneuze ulcus, dat dateert uit de periode tot
2004.
Samenvatting: |
A. |
Bedrust |
B. |
Antistolling (1 dd 2850 I.E. fraxiparine
s.c.) |
C. |
Ulcus kweek afnemen op opnamedag |
D. |
Korsten en zalfresten verwijderen |
E. |
Verbinden met 3 x daags uitgeknepen
zoute gazen (zonodig antiseptische oplossingen). Over deze
gazen 10 x 10 droge gazen, fixeren met hydrofiel zwachtel.
Bij vieze wonden 2 dd gazen gedrenkt in EUSOL-paraffine. |
F. |
Als het ulcus schoon is wordt er
getransplanteerd (ponsbiopten). Indien het ulcus niet schoon
genoeg is wordt de pretransplantatie behandeling voortgezet
zolang als nodig is. |
G. |
Transplantatie plaats wordt verbonden
met vetgaas of siliconensheet, daar overheen droge gazen,
hydrofiel zwachtel (om de voet beginnen, hiel vrijlaten),
synthetische watten, en tenslotte een elastische zwachtel. |
H. |
Donorplaats wordt steriel verbonden
met vetgaas en droge gazen, bevestigd met kleefpleister. |
I. |
Na 3-5 dagen wordt er geïnspecteerd:
Transplantatieplaats: Na inspectie verbinden met vetgaas
(1 x daags 's morgens verwisselen), daaroverheen uitgeknepen
zoute gazen (3 x daags verwisselen), bedekken met droog
gaas. Donorplaats indien niet geïnfecteerd gazen laten
zitten tot deze er na ongeveer 14 dagen vanzelf afvallen. |
J. |
Meestal kan er na ca. 6 dagen droog
verbonden worden, soms met als tussenstapje natte gazen
of betadine jodium zalfgazen bij tekenen van infectie. Het
betadinezalfgaas ontkleurt op de plaatsen waar nog geen
verhoornend epitheel aanwezig is. |
K. |
Als het ulcus droog en gesloten is
kan er gemobiliseerd worden volgens schema. De eerste
twee dagen kan dat eventueel met dubbele tubigrip i.p.v.
compressieverband. Bij opstaan niet elastisch compressie
verband. dag 1: 2 x 10 min bengelen, dag 2: 2 x 15 min,
dag 3: 2 x 15 min bengelen en 2 x 5 min lopen, dag 4: 2
x 15 min lopen, dag 5: op geleide van de resultaten uitbreiden. |
L. |
Ontslag als de biopten stevig vast
zitten. |
|
INDICATIES VOOR OPNAMEPatiënten met ulcera waarbij
poliklinische behandeling niet tot het gewenste resultaat leidt kunnen worden
opgenomen in de kliniek. Doel van de opname is intensieve wondbehandeling, meestal
inclusief huidtransplantatie, waarbij bedrust een belangrijk onderdeel is van
de behandeling. De indicaties voor opname zijn:
● |
Onvoldoende vooruitgang onder poliklinische behandeling
(b.v. geen enkele verbetering na 4-6 weken behandelen, of onvoldoende
verbetering na circa 2 maanden adequate behandeling) |
● |
Achteruitgang (groter worden van de wond). |
● |
Veel pijn. |
● |
Een zeer grote wond. |
● |
Twijfel over de diagnose (opname mede voor diagnostiek). |
● |
Gecombineerd veneus en arterieel vaatlijden,
waarbij door de arteriële component het niet mogelijk is om adequate
compressietherapie toe te passen (indicatie voor bedrust). |
DIAGNOSTIEK BIJ OPNAMEDe diagnose veneuze insufficiëntie
kan gesteld worden op grond van klinische criteria (oedeem, hyperpigmentatie,
hyperkeratose, atrofie blanche). Een eventuele arteriële component behoort te
worden uitgesloten middels fysische diagnostiek, het meten van de
enkel-arm index, en zonodig aanvullend
vaatonderzoek. Bij alle patiënten moet een recente (< half jaar) waarde van
de enkel-arm index bekend zijn. Een index van 0.8 of hoger wordt gehanteerd
als een veilige waarde waarbij een compressieverband kan worden aangelegd. Bij
twijfel aan de diagnose veneus wordt veneus vaatonderzoek aangevraagd (duplex
scan, vraagstelling insufficiëntie van het diepe systeem, eventueel oppervlakkige
systeem, en/of venae perforantes). Duplex onderzoek is ook nodig om de groep
patiënten op te sporen waarbij een geïsoleerde oppervlakkige veneuze insufficiëntie
bestaat (van de VSM of VSP). Dit is namelijk te behandelen. Meestal (circa 70%)
is echter ook het diepe systeem insufficiënt, hetgeen niet te behandelen is.
● |
anamnese en fysische diagnostiek: - veneuze
stigmata - temperatuur van de voet - arteriële pulsaties |
● |
enkel pols index(zelf meten of aanvragen in het
vaatlab) |
● |
zonodig veneuze en/of arteriële diagnostiek in
het vaatlab (duplex scan) |
● |
kweek |
● |
routinebloed en urine-onderzoek (zie
laboratoriumdiagnostiek
bij opname) |
● |
glucose (zonodig dagcurve) |
● |
ijzer + ijzerbindingsvermogen (TYBC) |
● |
cholesterol, triglyceriden (indien nooit eerder
bepaald) |
● |
biopt (op indicatie) uit de ulcusrand (vooral
naast het ulcus stansen, milimeter ulcusbodem meenemen) |
● |
onderzoek naar congenitale
stollingsafwijkingen
(op indicatie) |
De meest voorkomende oorzaken van ulcera zijn
veneuze insufficiëntie van het diepe
systeem,
perifeer arterieel vaatlijden,
en
diabetische neuropathie. Onder invloed
van de vergrijzing komen combinaties van die drie componenten steeds vaker voor.
Zie voor de overige mogelijke oorzaken de
differentiële diagnose van
het ulcus cruris
Verschillen tussen veneuze en arteriële ulcera: |
veneus: |
Arterieel: |
- beperkte diepte - afgeronde vormen - gele necrose - laag
op onderbenen, vooral rond malleoli - pijnlijk - pijn
minder bij hoogleggen - veneuze stigmata - pitting oedeem
- hyperpigmentatie - hyperkeratose - atrofie blanche
ABI > 0.8 |
- diepgaande necrose - grillig - zwarte necrose - onderbeen,
scheenbeen, voet, hiel, tenen - zeer pijnlijk - pijn
minder bij afhangend been - arteriële symptomen - koele
voeten - vertraagde refill - geen / zwakke pulsaties
ABI < 0.5 |
BEDRUSTDe peiler van de klinische behandeling van
veneuze ulcera is bedrust. Het kunnen voorschrijven van bedrust is vaak de enige
reden waarom patiënten worden opgenomen. Het standaard voorschrift bij veneuze
ulcera is jarenlang
strikte bedrust geweest. Dit werkt het best, maar is moeilijk vol te houden.
Daarom wordt tegenwoordig ook een minder strikt regime gehanteerd (
op
voor douche en toilet). Het staat nog niet vast of de resultaten daarvan
gelijk zijn aan de aloude beproefde methode van strikte bedrust. Zie voor de
verdere details de
richtlijnen
bedrust. Tijdens een huidtransplantatie geldt nog steeds strikte bedrust
vanaf het moment van transplanteren tot en met het uitpakken 4 of 5 dagen later.
ANTISTOLLINGAlle patiënten die bedrust krijgen
krijgen profylactisch antistolling (1 dd 2850 I.E. fraxiparine s.c.). De injecties
worden 's middags of 's avonds gegeven (16.00-18.00 uur). Patiënten die Ascal
gebruiken gaan daarmee door, maar krijgen daarnaast ook fraxiparine. Patiënten
die reeds zijn ingesteld op orale antistolling (Sintrom) krijgen geen fraxiparine
maar gaan door met Sintrom (Sintrom mitis, tab 1 mg, dosering volgens afspraak).
De Sintrom doseringen wordt door de zaalarts gedoseerd op geleide van de INR
(streefwaarde tussen de 2.5 en 3.5, tenzij anders afgesproken). Zie verder onder
richtlijnen antistolling.
ANTIBIOTICAAntibiotica worden niet standaard gegeven. Reden
om het wel te geven zijn klinische verschijnselen van ontsteking (roodheid,
warmte, koorts, pijn, stinkende wond), achteruitgang of stagnatie van de genezing
waarbij infectie als mogelijke oorzaak wordt overwogen, rond een huidtransplantatie
(waarbij de wond enkele dagen wordt ingepakt en niet kan worden geïnspecteerd),
en bij hemolytische streptokokken in de kweekuitslag. De antibiotica worden
minimaal een week gegeven, bij streptokokken 10-14 dagen. Indien op klinische
gronden noodzakelijk kunnen antibiotica ook langer worden gegeven. Desnoods
maandenlang.
De meest gebruikte middelen in de kliniek zijn:
R/ flucloxacilline
4 dd 500 mg of 3 dd 1000 mg.
R/ clarithromycine 2 dd 250-500 mg.
R/ amoxicilline
/ clavulaanzuur 500/125 mg) 3 dd 625 mg.
R/ clindamycine 3-4 dd 300 mg +
ciprofloxacine 2 dd 750 mg (tevens het osteomyelitis schema).
Voor S.
aureus is flucloxacilline of amoxicilline / clavulaanzuur een goede keus. Amoxicilline
/ clavulaanzuur is breder werkzaam en dekt ook een aantal anaeroben die in diepere
lagen necrotisch weefsel leven. Een routine wondkweek zegt niets over de bacteriën
die in de diepte leven. Clarithromycine en clindamycine (3 dd 600 mg) zijn ook
effectief tegen stafylokokken, maar resistentie komt voor. Voor Pseudomonas
is ciprofloxacine het enige orale middel. Ongevoelige stammen kunnen met intraveneuze
antibiotica worden bestreden, bijvoorbeeld ceftazidim, of met lokale antiseptica
zoals EUSOL.
Zie ook:
Antibiotica in de
dermatologie
Antibiotica
bij de diabetische voetPIJNSTILLINGEr wordt
een opklimmend schema gebruikt (voor uitvoeriger overzicht zie onder
pijnbestrijding).
Het is niet de
bedoeling dat de patiënten pijn hebben, maar de werking moet altijd worden afgewogen
tegen de bijwerkingen (maagzweer bij NSAID's, obstipatie en misselijkheid bij
opiaten).
1. |
paracetamol |
tab 60 - 100
- 120 - 160 - 500 mg |
4-6 dd 500-1000
mg of 2-4 dd 1000 mg, max 4 g per dag |
|
|
|
|
2. |
NSAID's |
|
|
|
naproxen |
tab 250 - 375
- 500 mg |
2-3 dd 250-500
mg, max 1250 mg per dag |
|
diclofenac |
tab 25 - 50 mg |
2-3 dd 50 mg,
max 150 mg per dag |
|
ibuprofen |
tab 200 - 400
- 600 mg |
4-6 dd 200-400
mg, max 1600 mg per dag |
|
metamizol |
tab 500 mg |
3-4 dd 500 mg |
|
|
|
|
3. |
paracetamol
/ codeïne |
tab 500/10- 500/20
- 500/50 |
4-6 dd 500/10
tot 4-6 dd 500/50 mg |
|
paracetamol /
codeïne |
zetpillen 250/5
- 500/10 - 500/40 - 1000/20 - 1000/60 |
4-6 dd 500/10
tot 4 dd 1000/60, max 4 g paracetamol en 300 mg codeïne per dag |
|
tramadol |
tab 50 -100 mg |
2-4 dd 50-100
mg |
|
paracetamol 325
mg, tramadol 37.5 mg |
tab 325 / 37.5
mg |
4-8 dd 1 tab |
|
|
|
|
4. |
opioïden |
|
|
|
Oramorph (morfine-sulfaat) |
unitdose 2 mg/ml,
5 ml (10 mg) |
startdosis 2
dd 10-30 mg* |
|
MS-contin (morfine-sulfaat) |
tab 10 - 15 -
30 - 60 - 100 - 200 mg |
startdosis 2
dd 30 mg (bejaarden 2 dd 10 mg) |
|
Oxynorm (oxycodon) |
caps 5 - 10 -
20 mg |
startdosis 2
dd 10 mg |
|
Oxycontin (oxycodon) |
tab 5 - 10 -
20 - 40 - 80 mg |
startdosis 2
dd 10 mg; langwerkend |
|
|
|
|
5. |
Durogesic
(fentanyl) |
pleisters a 25
- 50 - 100 mg |
1 pleister a
25 -50 - 100 mg om de 2-3 dagen |
|
|
|
|
6. |
morfine
injecties i.m. |
10 - 15 - 20
mg/ml |
10 (5-20) mg
à 4 uur |
|
|
|
|
7. |
morfine
i.v. |
10 - 15 - 20
mg/ml |
startdosis 1
mg per uur |
|
morfine + Dormicum
i.v. |
Dormicum toevoegen
aan morfine |
1-5 mg per uur
bij onrust |
|
|
|
|
8. |
epiduraal
anesthesie bupivacaine + fentanyl |
bupivacaine 0.125%
fentanyl 2.5 μg/ml |
bolus 4-10 ml
continu 6-12 ml/uur op geleide van pijn |
*Indien met name de verbandwisselingen pijnlijk zijn kan men bijvoorbeeld
30-45 minuten voor elke verbandwisseling 10 mg (5 ml) Oramorph geven.
Lokale pijnstillingLidocaïne in concentraties 0.5-2%,
zonder adrenaline kan in en op wonden worden aangebracht en heeft daar een kortdurend
pijnstillend effect. Dit wordt met terughoudendheid toegepast, omdat er mogelijk
een intrinsiek vasoconstrictief effect is dat negatief kan uitpakken voor de
doorbloeding van wonden. Hier is echter geen goed onderzoek naar gedaan. Lidocaïne
1-2% oplossing kan ook op vastzittende verbandgazen worden gedruppeld, 15 minuten
laten inwerken alvorens de gazen los te trekken. Ook kan morfine oplossing worden
gemengd met IntraSite gel (zie onder
morfine
gel).
WONDREINIGING EN HUIDVERZORGINGDe
wond kan worden gereinigd door deppen met gazen gedrenkt in fysiologisch zout,
of een antiseptische oplossing (b.v. chloorhexidine 1% in water), door spoelen
met fysiologisch zout (ook kraanwater is toegestaan) of door voetbaden met Betadine
jodium scrub of Hibiscrub. Onder wondreiniging valt ook het verwijderen van
korstjes, uitgedroogde exsudaatresten, bloedstolsels, zalfresten, etcetera.
Het verwijderen van vastzittende korsten gaat makkelijker na het aanbrengen
van een dikke laag vaseline of paraffine vaseline, eventueel onder plastic,
1 uur laten intrekken.
Met huidverzorging wordt bedoeld het in conditie brengen
en houden van de omgevende huid. Dit betekent dat droge huid wordt ingevet met
b.v. paraffine/vaseline, dat eczeem wordt bestreden met hydrocortison 1% of
triamcinolon 0.1% in paraffine/vaseline, dat hyperkeratose regelmatig verwijderd
wordt, en dat de huid direct naast de wond wordt beschermd tegen de inwerking
van wondvocht met een barrière crème of zalf of zinklaag. Vette zalven niet
gebruiken onder elastische kousen, dit is slecht voor de kous.
DEBRIDEMENTMet debridement wordt bedoeld het verwijderen
van niet-vitaal weefsel uit de wond.Meerdere methoden zijn mogelijk, zoals chirurgisch
(curettage, necrotectomie, wondtoilet), mechanisch (b.v. door het frequent verbinden
met uitgeknepen gazen), autolytisch (gebruik maken van wondbedekkers die een
vochtig milieu creëren, waarbij de natuurlijke opruimmechanismen zoals enzymatische
afbraak en phagocytose door leukocyten en macrofagen optimaal verlopen), en
enzymatisch. De chirurgische methode is de meest effectieve. De effectiviteit
van lokale enzympreparaten wordt tegenwoordig betwijfeld.
Zie ook:
hulp bij het kiezen van wondbedekkers
chirurgisch debridement
debridement en curettage
van veneuze ulceraCURETTAGE ONDER EMLACurettage
van veneuze ulcera is een (voorbehouden) handeling die ook door verpleegkundigen
die er in getraind zijn mag worden uitgevoerd. Doel van de behandeling is het
verwijderen van de fibrinelaag (beslag) die zich op de wond vormt. Met behulp
van een curette (scherpe lepel) wordt de gele laag er af geschraapt. Granulerende
gedeelten worden zoveel mogelijk ontzien, maar het is niet erg als er hier en
daar enige bloeding optreedt. Zowel het mechanisch 'prikkelen' van de wond als
het verwijderen van het gele materiaal bevorderen de wondgenezing. Zonder voorafgaande
verdoving is curettage niet goed mogelijk. Bij de meeste patiënten volstaat
het aanbrengen van een laag verdovende creme op de wond (EMLA creme: lidocaïne
25 mg, prilocaïne 25 mg/g). De crème moet 1 tot 1.5 uur voor de ingreep ruim
worden aangebracht, niet alleen op de wond, maar ook op een gebied van 2 cm
er omheen, en worden afgedekt met plastic folie. Soms is aanvullende pijnstilling
nodig, zoals 1000 mg paracetamol 1 uur voor de ingreep.
Procedure:
- Patiënt wordt op het afgesproken tijdstip naar de behandelkamer gereden.
- Klaarleggen benodigdheden: scherpe curette, schaartje, wegwerp bekken, pak
met 5 gazen 10 x 10 cm, handschoenen (niet steriel).
- Zorg voor comfortabele
positie patiënt, goede hoogte bed, en goede verlichting (OK-lamp).
- Veeg
de verdovende crème op het allerlaatste moment weg, kort voor de ingreep.
- Schraap met de curette het gele necrotische materiaal en/of het beslag van
de wond(en). Materiaal waarop de curette geen grip heeft kan soms met een schaartje
er uit worden geknipt.
- Na afloop i.v.m. kans op bloeden droog verbinden
tot de volgende verbandwisseling. Eventueel kan als veel pijn wordt verwacht
als nabehandeling de wond opnieuw worden gevuld met EMLA, en dan verder met
droge gazen worden verbonden.
Zie ook:
debridement en curettage
van veneuze ulceraNECROTECTOMIEBij necrotectomie
wordt necrotisch materiaal chirurgisch verwijderd middels mesje en/of schaar
en pincet. Vaak wordt ook de naam necrotomie gebruikt, maar dat betekent letterlijk
snijden in dood weefsel, necrotectomie is de correcte term voor het wegsnijden
van dood weefsel. In verband met de kans op complicaties (beschadiging van onderliggende
structuren, bloedingen) is dit een handeling die alleen door de arts mag worden
uitgevoerd. Bij de meeste patiënten volstaat het aanbrengen van een laag verdovende
crème op de wond (EMLA crème: lidocaïne 25 mg, prilocaïne 25 mg/g). De creme
moet 1 tot 1.5 uur voor de ingreep ruim worden aangebracht, niet alleen op de
wond, maar ook op een gebied van 2 cm er omheen, en worden afgedekt met plastic
folie. Soms is aanvullende pijnstilling nodig, zoals 1000 mg paracetamol 1 uur
voor de ingreep. Daarbovenop kan nog worden afgesproken morfine 10 mg i.m. 30
minuten voor de ingreep, en/of Dormicum 15 mg oraal 30 min tot 1 uur voor de
ingreep. Ook kan tijdens de ingreep nog lokaal geïnfiltreerd worden met lidocaïne
2%.
Procedure:- Patiënt wordt op het afgesproken
tijdstip naar de behandelkamer gereden.
- Klaarleggen alle benodigdheden:
mesje nr 15, mesheft,
chirurgisch pincet, schaartje, wegwerp bekken, pak met 5 gazen 10x10, handschoenen
(niet steriel).
- Zorg voor comfortabele positie patiënt, goede hoogte bed,
en goed verlichting (OK-lamp).
- Veeg de verdovende crème op het allerlaatste
moment weg, kort voor de ingreep.
- Begin aan de wondranden met het lossnijden
van de laag necrose. Probeer met de pincet grip te krijgen op het materiaal
en snij het er uit zonder al te grote trekkracht uit te oefenen op de onderlaag
(pijnlijk). Probeer zoveel mogelijk weg te snijden, tot in of vlak boven het
nog vitale weefsel.
Zie ook:
debridement en curettage
van veneuze ulceraCALLUS VERWIJDERENCallus
(eelt, hoornvorming) wordt vooral gezien bij de neuropathische voet (diabetes,
lepra). Het vormt zich vooral op drukplaatsen. Eeltvorming op drukplaatsen komt
ook bij de normale voet voor en is in het algemeen een normale reactie op druk,
maar bij neuropathie is de callusvorming extreem. Het is niet duidelijk waardoor
het ontstaat. Mogelijk is er sprake van een abnormale verhoorning (hyperkeratose)
ten gevolge van ontstekingsmediatoren die in de onderliggende huid vrijkomen
ten gevolge van chronische druk schade. Dikke hoornlagen kunnen op zich zelf
weer ulcera veroorzaken doordat de hoornlaag extra druk op de huid veroorzaakt
(net als bij een likdoorn). Daarnaast kan callusvorming aan de wondranden de
genezing belemmeren. Dit gebeurt vooral bij ondermijnde wondranden. Bij ondermijnde
wondranden kan de omgevende huid niet over het wondbed uitgroeien. De epitheel
tong klapt om en loopt vast in de ondermijnde wondrand. Tegelijkertijd verhoornt
de huid, de hoornlaag komt tegen het wondbed aan te liggen en de genezing stagneert.
De enig remedie is het in zijn geheel schuin afsnijden van de wondranden. Daarnaast
moet callus regelmatig verwijderd worden om nieuwe druk ulcera te voorkomen.
WONDBEDEKKERS IN DE DEBRIDEMENT FASENaCl gazen
EUSOL paraffine (gazen gedrenkt in)
chloorhexidine 1% oplossing (gazen gedrenkt
in)
Duoderm
IntraSite Gel
Aquacel
Aquacel Ag (zilver)
Alginaten
STIMULEREN VAN GRANULATIEWEEFSELDuoderm
EUSOL paraffine
(gazen gedrenkt in)
Hyperbare zuurstof tank
VAC therapie
BESCHERMEN VAN DE WONDRANDENCavilon barrièrespray
Cavilon
barrièrecrème
Paraffine/vaseline
Witte vaseline
zinkoxidesmeersel FNA
INDROGENDE EN ANTI-INFLAMMATOIRE THERAPIEzinkoxidesmeersel
FNA 1:1 vermengen met triamcinolon crème 0.1% FNA of betnelan crème.
ANTISEPTISCHE PRODUKTENEUSOL-paraffine
Chloorhexidine
1% waterige oplossing
Prontosan spoelvloeistof
Azijnzuur 1%
Flammazinezalf
Aquacel zilver
Betadine jodium zalfgazen
Iodosorb
Zie voor een
overzicht van wondbedekkers
www.wondbedekkers.nl
HUIDTRANSPLANTATIEDe full-thickness (volledige
dikte) huidtransplantatie is een hele eenvoudige, goedkope en doeltreffende
methode om veneuze ulcera te transplanteren. Het voordeel t.o.v. de splitskin
graft is dat er relatief veel dermis wordt meegetransplanteerd, inclusief het
capillaire bed en adnexen. Dit geeft een zeer stevig eindresultaat hetgeen belangrijk
is voor veneuze ulcera, omdat het wondgebied na genezing wordt blootgesteld
aan druk van binnenuit (oedeem, blaarvorming) en van buitenaf (druk compressieverband
of kous). De stevigheid wordt bepaald door het golvende (interdigiterende) patroon
tussen de dermis en de epidermis, en door de adnexen. Bij gekweekte huid, ook
vaak geprobeerd bij veneuze ulcera, ontbreekt deze stevige hechting tussen dermis
en epidermis en ontstaan blaren zodra de patiënt gaat mobiliseren. Bij andere
typen wonden (arterieel, vasculitis, etcetera) is dit stevigheids aspect niet
of minder van belang en heeft een full-thickness graft geen voordelen boven
een splitskin meshgraft. Bij zeer grote veneuze ulcera is de punch graft methode
wel bewerkelijk, dit kan een reden zijn om toch een splitskin meshgraft te doen.
Ook bij de gepigmenteerde huid is een splitskin soms beter om cosmetische redenen:
de melanocyten kunnen vanuit punchgrafts enkele millimeters migreren, soms wel
een halve cm rondom, maar grote afstanden tussen punchgrafts zijn niet te overbruggen,
zodat een vreemd kleurpatroon ontstaat.
De punchgraft methode is eenvoudig
en kan door vrijwel iedere arts na 1 keer zien en voordoen worden uitgevoerd.
Er zijn ook geen risico's aan verbonden. Er is geen speciale faciliteit of apparatuur
voor nodig: de procedure kan in een eenvoudige behandelkamer of op zaal worden
uitgevoerd. De enige benodigdheden zijn lokale verdoving (lidocaine 2% met adrenaline),
een 4 mm punch biopteur, een schaartje en een pincetje. Steriele omstandigheden
en handschoenen zijn niet nodig omdat de procedure per definitie niet steriele
is vanwege de altijd gecontamineerde wond. Het volstaat om na de ingreep de
donorplaats goed uit te boenen met chloorhexidine 1% in alcohol en aansluitend
af te dekken met een steriele wondpleister of andere steriele wondbedekker.
De wond is klaar voor transplantatie als er een voldoende (70-100%) rood
granulerend wondoppervlak is. Volledig granulerend is de optimale situatie,
maar dit wordt niet altijd bereikt en is voor de punch graft methode ook niet
perse nodig. Vanwege het intacte capillaire netwerk in de biopten stellen ze
minder hoge eisen aan het wondbed. Verbindingen tussen de capillairen van het
wondbed en de graft kunnen al na 24 uur ontstaan. Een ander belangrijk signaal
dat de wond er klaar voor is, is als er ingroei van epitheel vanuit de wondrand
optreedt.
Procedure:- Patiënt wordt op het afgesproken
tijdstip naar de behandelkamer gereden. Kort daarvoor eerst naar toilet.
- Voor de procedure alles uitleggen aan de patiënt, laat eventueel de video
zien van de ingreep.
- Klaarleggen alle benodigdheden op een groen matje:
- klein chirurgisch pincet
- klein schaartje
- 4 mm stans biopteur
- scheermesje
- chloorhexidine 5% in alcohol
- NaCl oplossing
- lidocaine
2% met adrenaline dental ampullen
- lidocaine dental spuit (ampulhouder)
en needle (lange naald)
- hydrofiele gazen 10 x 10 cm
- vetgaas 10 x 10
cm
- papieren pleister
- handschoenen (niet steriel)
- chirurgische
wondpleister voor donorplaats
- elastisch hydrofiel windsel of Elastomull
of Elastomull Haft
- synthetische wattenrol (polster materiaal)
- elastisch
crêpe zwachtel

- Zorg voor comfortabele positie patiënt, goede hoogte bed, en goed verlichting
(OK-lamp).
- Pak de wond uit, verwijder crustae en beslag, bedek de wond
tijdelijk met een nat NaCl-gaas
- Selecteer een goede donorplaats op het
bovenbeen. Huid gaaf, gemakkelijk te verbinden plek, geen venen in het gebied.
- NB: bij kleinere gebieden kunnen de grafts ook uit een ovaal worden geoogst
- Markeer het te verdoven gebied (ter grootte van een naaldlengte) met viltstift
of pleisters rondom
- Reinig met chloorhexidine in alcohol
- Verdoof het
te gebruiken gebied met oppervlakkige infiltratie anaesthesie
- Draai enkele
rijtjes van rondjes dicht op elkaar met de punch biopteur. Niet dieper dan 2
mm (net de facet geslepen scherpe rand)
- Span de huid goed op tussen duim
en wijsvinger en draai de biopteur rond, niet te hard duwen
- Knip de biopten
oppervlakkig los, niet dikker dan 1 mm - 1.2 mm. Er mag geen subcutaan vet aanzitten.
- Plaats ze direct op de wond. De dichtheid moet in een redelijke verhouding
tot de wond staan, bij kleine wonden circa 1.5 biopt (1-2) per vierkante cm,
bij grote mag het verder uit elkaar. Ook als er twijfel is over de kwaliteit
van het wondbed niet teveel aanbrengen, eerst een proeftransplantatie.
-
Fixeer de biopten door een vetgaas er op te plaatsen dat ook op de omgevende
huid kleeft. Pak het vetgaas aan de punten beet en plaats het er in een keer
op. Dit moet in 1 keer goed gaan, schuiven of loshalen is niet meer nodig. Plaats
zonodig bij ruime maaswijdte van het vetgaas er nog een gaas diagonaal overheen.
- Over het vetgaas komt een laagje hydrofiel gaas. Als de wond diep is, verzonken,
dan een aantal laagjes gaas precies op maat van de wond knippen en de holte
opvullen tot de rand. Daarop een ruimer gaas. Fixeer dit gaas met lichte druk
met een elastisch hydrofiel windsel. Eventueel mag ook een kleefpleister (breed,
geperforeerd, van rol) gebruikt worden om het geheel vast te zetten.
- Poets
de donorplaats goed uit met een ruime hoeveelheid chloorhexidine 1% in alcohol.
Omdat de donorplaats verdoofd is, voelt de patient hier niets van. Daarna steriel
verbinden met een steriele chirurgische eilandpleister of met een vetgaas +
hydrofielgaas + kleefpleister.
- Om de getransplanteerde en ingepakte wond
komt vervolgens een stootverband bestaande uit een laag synthetische watten
of ander polstermateriaal, met daaroverheen een elastisch crepe zwachtel. Soms
(bij defect aan de onderkant van het been of op de achillespees) wordt in plaats
van dit stootverband een gips aangelegd, om beweging van de voet stil te leggen
of druk te verdelen.
- Noteer de uitpakdatum op het verband.
- Schrijf
een antibioticum voor.
Zie ook:
klaarzetten
benodigdheden voor huidtransplantatieZie ook:
chirurgische
ingrepen: punchgraft methodeZie ook:
chirurgische ingrepen: punch grafts oogsten uit een ovaalZie ook video:
Transplantatie
met full thickness punchgraftsZie ook video:
Transplantatie
met gekweekte huid (Bioseed)Zie ook video:
VAC (Vacuum
Assisted Closure)

Video van de punchgraft huidtransplantatie bij ulcus cruris
DE DONORPLAATSDe donorplaats wordt 1-2 weken verbonden
met een gewone eilandpleister, bestaande uit een niet-adherente wondcontactlaag,
een absorberend gaaslaagje en een kleefpleister. Alternatieven zijn een vetgaas
(Jelonet) met daaroverheen een droog gaas, gefixeerd met kleefpleister. De wondjes
op het bovenbeen genezen vanzelf in circa 2 weken. Als het verband of de pleister
goed zit, kan het 1-2 weken blijven zitten. Na 2 weken moet het er af. Redenen
om eerder verband of pleister te verwijderen zijn doorbloeden, pijn of lekkage
van wondvocht (ontsteking?), loszitten, of het nat worden of vies worden van
het verband.
NA DE HUIDTRANSPLANTATIEDe wond
wordt 4-5 dagen na de transplantatie uitgepakt. De transplantaten zitten na
48 uur al vast, maar nog niet stevig, daarom moet het uitpakken voorzichtig
gebeuren. Verwijder de buitenste verbandlagen zonder te hard te trekken, maar
laat de laatste 2 laagjes droge gazen en het vetgaas op de wond zitten. Doordrenk
de gazen met 0.9% NaCl. Zorg dat alles goed nat wordt, leg er zonodig een extra
doorweekt gaascompres bovenop en laat het geheel minstens een kwartier inweken.
Dan de gaaslagen voorzichtig verwijderen. De laatste laag vetgaas niet rechtstandig
er af trekken, maar omklappen en van van boven naar beneden (in de lengterichting
van het been) er af stropen.
Daarna wordt de wond verbonden met een vetgaas
en daaroverheen uitgeknepen 0.9% NaCl gazen. De NaCl gazen worden 3 keer daags
vervangen, waarbij het vetgaas blijft zitten. Het vetgaas wordt 1 keer per dag
vervangen. Zonder het vetgaas zou ook nieuw gevormd epitheel met de verbandwisselingen
meegetrokken worden. Na verloop van tijd kan de intensieve verbandwisseling
worden gewijzigd in een betadinejodium zalfgaas 1 x daags.In plaats van een
vetgaas kan ook een siliconengaas worden gebruikt, het is echter niet gebleken
dat dit voordelen biedt.
Een alternatieve methode is de wond direct na
het uitpakken verbinden met een betadinejodium zalfgaas en een droog verband
en dit opnieuw 3-5 dagen laten zitten. Dit kan worden gedaan bij niet-veneuze
wonden, wonden met weinig exsudaat, maar ook bij veneuze wonden waarbij direct
na het uitpakken gekozen wordt voor versneld mobiliseren met een compressieverband.
In de genezingsfase ontstaat weer korstvorming, vooral indien droog verbonden
wordt. Dunne korstjes kunnen blijven zitten, maar er moet regelmatig worden
gekeken of er geen pusvorming ontstaat onder de crustae. Vastzittende korsten
kunnen makkelijker worden verwijderd door een dikke laag pure vaseline aan te
brengen, en dit enkele uren te laten intrekken.
MOBILISATIE
SCHEMAZie
richtlijnen bedrust
en
mobilisatieschema na
huidtransplantatieCOMPRESSIETHERAPIENiet-Elastisch
Compressieverband
Elastisch verband (Dauerbinde)
Dubbele tubigrip
Proguide
Katoenen watten
Synthetische watten (Sofban)
Polstermateriaal (Allevyn
schuimverband)
ONTSLAG EN OVERDRACHT NAAR DE POLIKLINIEK
Afspraak op de poli na ... dagen
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.