Xanthogranuloma juvenile (
juvenile xanthogranuloma,
JXG) is een zeldzame aandoening behorende tot de
histiocytosen. Om onbekende
redenen ontstaat een ophoping van histiocyten op een plek. Er bestaan 3 vormen
van:
1. cutane vorm (juveniel xanthogranuloom van de huid)
2. systemische
vorm (multipele xanthogranulomen in huid, ogen, longen, ruggemerg, hersenen)
3. oculaire vorm (xanthogranuloom van het oog)
Cutane vorm
De cutane vorm uit zich als scherp begrensde, vast-elastische, geelbruine en
soms rozerode papels of noduli, solitair of multipel (meestal multipel), enkele
mm tot 1.5-2 cm groot, vooral op gelaat of schedel gelokaliseerd, soms op romp
of proximale extremiteiten. Vroege afwijkingen zijn rozerood, meer mature geelbruin.
Behalve dit klassieke beeld zijn ook atypische lokalisaties van het juveniel
xanthogranuloom beschreven zoals handpalm, mondslijmvlies, penis, subunguaal,
geclusterde vormen, giant-varianten (2-10 cm), gemengd micro- en macronodulair
beeld, en duizenden speldenknopgrote papeltjes. De prognose van juveniel xanthogranuloom
is, in tegenstelling tot die van de systemische histiocytosen, goed: de huidafwijking
gaat binnen 1-6 jaar spontaan in regressie. Er is een associatie tussen JXG
en
neurofibromatose type I en
juveniele
chronische myeloïde leukemie. Bij circa 20% worden
café au lait macula gevonden.
Juveniel xanthogranuloom behoort tot de
histiocytosen, een groep
aandoeningen waarvan de Langerhans-celhistiocytose de bekendste is. Deze behoort
echter tot klasse-I-histiocytose, terwijl juveniel xanthogranuloom deel uitmaakt
van klasse II: de niet-maligne non-Langerhans-cel histiocytosen. Van deze laatste
groep is juveniel xanthogranuloom op de kinderleeftijd de meest voorkomende
vorm. Een dermatoloog ziet gemiddeld 1-2 keer per jaar een kind met een juveniel
xanthogranuloom.
De oorzaak is onbekend, mogelijk een reactie van de dermale
dendrocyten op een onbekende stimulus. JXG ontstaat op jonge leeftijd, bij 71%
in het eerste levensjaar, bij circa 35% is het reeds bij de geboorte aanwezig.
Het komt vaker voor bij jongetjes (1:4). Het kan ook (circa 10% van de gevallen)
bij volwassenen voorkomen, meestal rond 20-30 jaar, vaak solitaire laesies.
Extracutane JXG is zeldzaam (3.9%) en betreft vooral het oog (< 1%) en de
periorbitale regio, daarna de longen en de lever.
|
|
|
juveniel
xanthogranuloom |
juveniel
xanthogranuloom |
juveniel
xanthogranuloom |
|
|
|
juveniel
xanthogranuloom |
juveniel
xanthogranuloom |
juveniel
xanthogranuloom |
Systemische lokalisaties xanthogranulomaSystemische
vormen kunnen overal voorkomen, o.a. in de subcutis, spieren, de long, de lever,
de milt, het pericard, de orofarynx en het centraal zenuwstelsel. Zeldzame locaties
zijn bijnier, appendix, beenderen, beenmerg, gonaden, nieren, larynx, darmen,
myocard, milt. Bij circa de helft van de patiëntjes met de systemische variant
zijn er ook huidlaesies, meestal multipele. Niet alle extracutane xanthogranulomen
geven klachten. De ernst en aard van de eventuele symptomen worden bepaald door
de lokalisatie en de grootte van de tumor. Er is een aantal zeldzame gevallen
van systemische xanthogranulomen met fatale afloop beschreven. De systemische
vorm van xanthogranuloma kan agressieve therapie nodig hebben (steroïden, chirurgie,
chemotherapie) maar is extreem zeldzaam.
Juveniel xanthogranuloom
van het oogHet oog is de meest voorkomende extracutane lokalisatie,
maar wel zeldzaam (bij 0.3-0.4%). De iris is het frequentst aangedaan, maar
ook in de cornea, de conjunctiva, de sclera, de fossa glandulae lacrimalis en
de orbita kunnen xanthogranulomen ontstaan. Door de vaatrijkdom kan een spontane
bloeding in de voorste oogkamer (hyphaema) ontstaan, met secundaire glaucoomvorming.
DD:
benigne cephale histiocytose, gegeneraliseerde eruptieve histiocytomen,
dermatofibroom,
Langerhans cel histiocytose,
reticulohistiocytoma,
mastocytose,
mastocytoom,
Spitz naevus,
naevus,
xanthoma,
atheroomcyste (
epidermale
cyste),
pilomatrixoma,
necrobiotisch xanthogranuloma.
Diagnostiek:De diagnose kan op het klinisch beeld gesteld
worden, bij twijfel is histologisch onderzoek inclusief immunohistochemische
kleuringen nodig. Hoewel het juveniel xanthogranuloom een typisch xanthomateus
aspect heeft en op xanthomen kan lijken, is het geen vetstapelingsziekte, het
lipidenspectrum is normaal. Een consult oogarts is te overwegen, zeker bij zichtbare
lokalisatie rond het oog.
Bij de zeldzame combinatie van JXG en type 1 neurofibromatosis
(NF1) alert zijn op juveniele myelomonocytic leukemia (JMML). Screenend haematologisch
lab is niet zinvol, wel alert zijn op leukemie symptomen (malasie, nachtzweten,
anemie, hepatosplenomegalie, lymfadenopathie), zonodig daarvoor doorverwijzen
naar de kinderarts.
Histopathologie:Infiltraat in
de dermis bestaande uit histiocyten met een gevacuoliseerd, schuimig cytoplasma
en ronde tot ovale kernen met een enkele nucleolus, en vaak met karakteristieke
Touton-reuscellen. Daarnaast zijn er in wisselende mate reuscellen, lymfocyten
en eosinofiele granulocyten aanwezig. Bij elektronenmicroscopisch onderzoek
ontbreken de Birbeck-granula die typisch zijn voor de Langerhans-celhistiocytose.
Bij vroege stadia kunnen de Touton-reuscellen en het schuimige aspect van het
cytoplasma ontbreken. De cellen kleuren aan met de markers CD68, humaan macrofaag
antigeen (HAM) 56 (een epitoop van CD68), factor XIIIa, cathepsine B, KiM1P
(een pan-macrofaagmarker), KP1 (een epitoop van CD68) en vimentine, terwijl
ze negatief zijn voor S100, CD1a en de macrofaagmarker Mac387.
Therapie:De behandeling is expectatief, de laesies
verdwijnen vanzelf binnen 1-6 jaar, vaak met achterlating van atrofie of anetodermie,
en hyperpigmentatie. Op het behaarde hoofd laat het een kale plek achter. Chirurgisch
verwijderen is niet nodig omdat het spontaan weggaat, maar kan wel gedaan worden
om diagnostische (excisiebiopt) of cosmetische redenen. Er is een kleine kans
dat de laesie in het litteken recidiveert. Systemische vormen gaan ook meestal
in regressie, maar niet altijd. Soms is radiotherapie, immuunsuppressie en chemotherapie
nodig.
Oculaire xanthogranulomen worden behandeld met lokale corticosteroïden,
zonodig subconjunctivale of systemische corticosteroïden, en een enkele keer
met een lage dosis radiotherapie (300-400 cGy).
Voorlichting:
Leg de ouders uit dat het in verreweg de meeste gevallen vanzelf overgaat in
1-6 jaar en dat de kans op het ontstaan van systemische ziekte heel erg klein
is (ouders komen op internet verontrustende verhalen tegen, de websites hierover
zijn vooral gevuld met de negatieve verhalen van kinderen met de zeldzame systemische
variant). De ouders moeten wel weten dat het bestaat en waar ze op moeten letten:
oogklachten,
café au lait vlekken
en huidkleurige of andere bultjes, vermoeidheid of bleekheid.
Follow-up:Follow-up is nodig, gezien onder andere oogheelkundige
complicaties en het verband met neurofibromatose type I en juveniele chronische
myeloïde leukemie. Er zijn geen adviezen bekend over wat het controleschema's
zou moeten zijn. Een mogelijk advies is: foto's maken, eerste controle over
2 maanden, daarna 2 x per jaar, daarna 1 x per jaar gedurende 5 jaar of totdat
ze in regressie zijn.
Referenties
1. |
Bröker LE, van den Berg H, van Groningen
K, van der Wateren AR, de Nef JJEM. Juveniel xanthogranuloom: een
vorm van histiocytose met een uitstekende prognose. Ned Tijdschr
Geneeskd 2001;145:635-639.
|
2. |
Cooper PH, Frierson HF, Kayne AL, Sabio H.
Association of juvenile xanthogranuloma with juvenile myeloid leukemia.
Arch Dermatol1984;120:371-375. |
3. |
Sonoda T, Hashimoto H, Enjoji M. Juvenile
xanthogranuloma.Clinicopathologic analysis and immunohistochemical
study of 57 patients. Cancer 1985;56:2280-2286. |
4. |
Cohen BA, Hood A. Xanthogranuloma: report
on clinical andhistologic findings in 64 patients. Pediatr Dermatol
1989;6:262-626. |
5. |
Favara BE, Feller AC, Pauli M, Jaffe ES,
Weiss LM, AricoM, et al. Contemporary classification of histiocytic
disorders. The WHO Committee on Histiocytic/Reticulum Cell Proliferations.
Reclassification Working Group of the Histiocyte Society. Med Pediatr
Oncol 1997;29:157-166. |
6. |
Janney CG, Hurt MA, Santa Cruz DJ. Deep juvenile
xanthogranuloma. Subcutaneous and intramuscular forms. Am J Surg
Pathol 1991;15(2):150-159. |
7. |
Haughton AM, Horii KA, Shao L, Daniel J,
Nopper AJ. Disseminated juvenile xanthogranulomatosis in a newborn
resulting in liver transplantation. J Am Acad Dermatol 2008;58(2
Suppl):S12-15. |
8. |
Unuvar E, Devecioglu O, Akcay A, et al. Successful
therapy of systemic xanthogranuloma in a child. J Pediatr Hematol
Oncol 2007;29(6):425-427. |
9. |
Burgdorf WH, Zelger B. JXG, NF1, and JMML:
alphabet soup or a clinical issue?. Pediatr Dermatol 2004;21(2):174-176. |
Auteur(s):dr. Jan R. Mekkes. Dermatoloog, Amsterdam
UMC.